
xîàar nalieeft doen om verre werpen, op
•dat niemant in Ooften grooter naam dan
ÎGexander de Groôte hebben zou. Van
•dit ailes egter neme ik weinig als geloof-
baar aan.
D og ?t zÿ dit geheei, o f ten deelen,
verdigt , ot ook wel'geheel en alwaafis,
hier in ftak voorde Ouden al mede gantfch
gèen licht in opzigt van Indien3 behalven
dat het ook een groote tydiprong is van
Ofîris af, o f van ’t jaar i l io , tôt dézen
ieeftyd van Hercules, o f tot ’t iaar 2700.
•in welke men mets van Indien noort rep-
pen.
De Tog- Arifionicus Grammaticus ipreeKt ook van
tenyandekoning Menelaus, Herciüestydgenpot,
Me^êeil alS van ^ nen Élt Africa zou rona gezeilt
laus, Hi-enïn(kën bezigtigt hebben, maarzonder
ram en bewys o f verdere omftandighederi,waarom
Salomo wy na Hercules Hirain, koning vanTy-
derwaart-jus, die in ’t jaar ip p.leefde, aeri naaften
en zèsden rang geven. Dat dezen vorft
de vaartna Ophir ofTharfis bekendtwas,
hoewel wy hem geenzins voor den eerften
'Tyrier, die derwaarts voer, houden, blykt
Jdaar uitGods Woord, 1 Reg. p: 2(5—28.
en daar zyn’er, die zeggen, dat hy zyn
volk derwaarts variTyrus zondt, met de
ftadt Tyrus, maar een eiland van die naam
in ’troode meir, gelyk aanftonds nader
blyken zal. _
Dat nu deTyrieïs van'' ouds' al ^*ÎSÎffien^
handelden, ziet menÈzech. 27. aandeln-
difche waaren, en de plaatièn niet ver van
Indien gelegen, gelyk daar Dedan ( nti
Daden pas boven de golf van Perlien en
aan zee naby Indien geplaatft) Carran,
Canne, Eden, &c. genaamt worden;
Dat door zyne hulp envriendfchap met
David al gehouden, zoo 1 Reg. f: 1. blykt,
ook SälcÄno, diewyze en groote koning ,
als de zevende in rang , in ’t jaar 2860.
fehlen derwaarts gezonden heeft , en
door hulp van Hirams knegten 420 talen*
ten göuds, benevens zilver, elpenbeeru
aapen, paauwen (o f papegaijen zoo andere
willen ) van Ophir o f Tharfis , na
een reize van drie jaaren , weer thuis ge-
kregen heeft, zien wy 1 Reg. 10: 22. en
2 Chron. 8: 18. en -p: 21. Ook zie ifc
1 Reg. io: 11. en 2 Cbron. p: 10. aangc-
teekerit ,r dat de knegten van Hiram en
Salomo Van daar ook Algummimhout en
edel gefteente bragten.
Het blykt ook uit 1 Reg. p: 26. datzy
(niet uit Tyrus, maar) uit de roodezee,
vanEzeon Geber, dat by Eloth aan den
oever der Ichelfzee, in ’t land van Edom,
gelegen is, de reize ondemamen, en da|
Hirams knegten, als kenners van de zee
met Salomons knegten mede gingen , en
hen als ichiplieden op dien togt aienden.
Aan de waarheid van dit verhaal, als Navor-
zynde van Goddelyk ^ z^ » rw y fielen
JÜ gM l i iW P d16060 «em wät riaaer na ophir en
te vonciien , wat wy door Ophir en Thar- Tharfis.
fis, hier te verftaan, en waar wy dit te
zpeken hebben.
V I E R D E H O O F D S T U K .
B kaven. eerfte Bevölkere veeltyds aan ¿te landen hunne naamen. Indiern;
«» pudsHavilah genaamt, en naar wien. Misflag van zommigen ontrent den
eenen, en den anderen Havilah. Die beide net befchreven worden. ' Gelyk ook de landen,
door ben bevolkt. Havilah zeer oneigentlyk Indien genaamt. Navorfcbing van Ophir,
'Zynde ook de Naam van twee byzondere Mannen. En ook van twee landen. Het een9
in 't gelukkig Arabien. En 'tzelvey waar van Job Jpreekt . Het ander, in Ooilindien.
Navorfcbing, wat men door Thariis verftaan moet. Wc^r Tharfis lag. Gelyk tweederlei
QpWr, alzoo was'er ook een'tw-eederlei Tharfis. Het eene in Spaanjen. Hit andere
in 't Ooften, dat ook Ophir genaamt word. Ktaarbewys, 'dat Öpmr^Tnarfis, een en
ft-zelve land -in V Ooften is. Waar dat lag. Zommige nemen Ophir en Tharfis, maar
voor een onzeker en vergelegen land. Dog zeer ongegrond. Andere plaatfen Ophir in
Africa, en waar, dog zonder grond. Daar zyn 'er, die het in America plaatfen, mede
Zonder grond. Daar zyn'er ook, die het in Afia plaatßn, 'tgeen het waarichynlykfte is.
-fFdar het in Opftindien niet lag. By welke gelegentheid van Taprobana ^r-Ouden ge-
fproken word. Waar Ophir eigentlyk gelegen is. Bewys, dat de Quden V Gompas niet
kenden. Fan den Tocht van Sef^ris riaar Indien. Jofaphat en Ahafia.’s vrugtehoze
aanleg derwaart. Fan Cyrus. Fan Hyftafoes eti Zyh zoon Darius. Fan Xerxes , en
jyne heerfchappy wer Indien. Fan Democritus. reke naar 't Ooften.
By de
Hebreen
GElyk de Ouden wel veel, maar zeer
gaven der
duifter en verwart, van Indien
perlte be-
gefçhrevenhebben, alzoo hebben
Volkers zy ook niet min verwart over Ophir en SM f6
Tharfis gehandelt. landen
Het is zeker, dat de Hebreen veel Ian- hunne
den naamen.
dennadeeerfte bevölkere zelve genoemt,
en gelyk zy daar in met Africa, ’t.gene zy
" ■ Pbut,Ethiopien Chus, Egypten Mitzraim,
Cyprus Chetim, noemden, gehandelt hebben
, even alzoo meenen de Geleerden ,
dat zy na,Havilah Indien, als door hem
bevolkt zynde, Havilah enHevilath, na
Jo^tans zoon hebben genoemt j en dus
zou men Gen. 2. cn 10. ook allereerftvan
Indien, als van een land, mede na zyn
eerfte bevo.lker ( hoewel met een andere
naam) genoemt, lezen -, by ,’t welke men
dan ook a anmerken inoet., dat Havilah
in Gods Woord voor Indien binnen de
Ganges y en Seriah voor Mangi, o f Indien
buiten de Ganges, by de Geleerden ge-
nomen word.
Indien Om hier over zoo net en naaukeurig,
van ouds ajs het behoort, te ipreken, moet men
Havilach vooraf zeggen, dat’ertweeHavilahsge-
f ^ ^ ’ yreeftzyn, welke twee mannen, ideraan
■wien. eçn byzonder land, door ider van hen bevolkt,
hun naam medegédeelt hebben.
De eerfte is geweeft Havilah , de zoon
van Chus, van den welken wy Gen. 1 o: 7.
lezen., die , na ’t gevoelen . van veel
Geleerden, zig in dat deel van Meibpö-
tamien o f Perfien , daar van ouds Sufan
was ( dat toen ook wel Sufiane , gelyk
het heden Chufiftan genaamt word) ter
¡gedergeflagen , en dat hy die gantfche
ftreek lands na zieh Havilah genaamt zoiil
hebben.
Van dit Havilah leeft men Gen. 2: 11.
JDetce ( Piftm , te, Weten ) is bet 9 die het
gantfche land van Havilah omloopt daar
bet goud is.
• Deze omfchcyving, datdePifon fdien
de Geleerden voor de Tigris oiPifo-Ttgris,
byPlinius Pafo-figris genaamt, houden)
dat land rond fiep, toont klaar, dat het
zelve niet ver van de Tigris ofEuphraat,
die men beide in. Perfien heeft, gelegen
moet hebben , en dat Sufiane derhalven
zeer waarfchynelyk een en ’t zelve met
dat Havilah is. Dat’er nu goud in Havilah
viel, wprdby Plinius ltb.vi. cap. 27.
by Solinus 68. Strabo, &c. van Sufiane
ook beveftigt} behalven dat men by Art-
fioteles, Elautus-i en meer andere, ook
.van de goude bergen van Sufiane leeft.
Dit Havilah nu als Indien te befchry ven
fret daar voor te houden, gaat nog al
mige ön- eenigzins, in zekere ruime betrekking,
trent den henen 3 maar het .is een misflag van zom-
eenen eQmige Geleerden, datditvanjoktans zoon
derenHa-zoubevolkt, en na hem zoo genaamt zyn.
viiah. Geen ander, dan de zoon Van Çhus heeft
dit bevolkt, en die zelve heelt daar aan
ook zyn naam gegeven.
Ook is het mis, dat men, om tedoen
blyken , dat dit Havilah goudryk was,
bewyzen gaat (gelyk zommige met Dio-
door lib. im. cap. 12. doen ) dat Arabien
zeer fchoon goud uitlevert i even of dit
Havilah, en het Arabifch Havilah, eeri
en het zelve was. - W el iswaar, dat daar
ook goud viel 5 maar het word als dat
Havilah in Arabien, wegens zyne goud-
rykheid niet zoo zeer met de naam van
Havilah, als wel met die van Ophir, naar
een broedervan dien Arabilchen Havilah,
in de Schrift geroemt. W y zien dat zeer
klaar, Job 22: 24. ook 28: i<5. E n ’tver-
volg van onze Verhandeling-zal öns nog
meer in die gedagten verfterken.
Behalven dezen eerften Havilah j den Die bei-
zoonvanChus, zeggen w y , was’er nog den net
een ander, zoon vanJoktan, broeder van
Ophir en Jobab , van den welken wy ¿en>
Gen. 10: 2p. lezen. Een man, che geen-
zins met den eerften moet verwart worden
, vermits zy wel van eenen naam,
maar van geflagt enwoonplaats te nCton-
derfcheiden zyn , om aen eenen voor
den anderen te nemen , o f daar in te
dwaalen.
DeZe heeft zig met zyn broeder in het
gelukkig Arabien, en daar ontrent, ter
nedergezet 3 en die gantiche landftreefc
na zig genaamt. W y lezen van ’t zelvd
duidelyk Gen. Zf: 28. en 1 Sam. tf: 7.
alwaar het zeer net en kennelyk beichre-
ven word , als de uiterfte grenspaal vatt
Arabien aan de eene zyde, even gelyk de
woeftyne ^Zur de grenspaal des zelfs aan
de andere zyde, na den kant van Egypten
, was. Waar uit blykt, dat het land
der Amoriten. en Ama|e^ er!.*. in ’tge-
lukldg Arabien, geweeft zy.
Even zoo beichryft het Eratoßhenes
ook, als gelegen ih het gelukkig Arabien,
naar Babel toe, op de grenzen van Arabien
en Meiopotamien. Tuflchen de klip
van Nabathiea en Babel plaai ft Strabo ook
de Chäulotaos, waarichynlyk nazaterivan
Chavilah , als o f hy Chavilotaos zeide,
gelyk hy al mede daar de Agreeos o f Hagarenen,
en Ifmaeliten plaatft , die zig
daar ook nedergezet hebben. De Arabi-
fche landbefchiyver zegt, dat zyn woon*
plaats was in Chavilaif, een naam, die
mede van Cbaulan of Chavilah gefineedt
is. Dit Chaulan ftelt hy in het uiterfte
van ’tland derCaflaniten, ontrent de Sa*
beenj een land, niet vefre van daar zig zyn
broeder , al mede in het gelukkig Arabien,
neergeflagen had s gelyk dat nader
blyken z a l, als wy over Ophir in ’t byzonder
zullen ipreken.
Veele Geleerden, als Ronfrerius, Cor-Gelyic
nelius a Lapide, en meer anderen, meenen, ook de
dat van Joktan zelf ook veele Indianen,j?nden.» ,
en verfcheide nabuuren der zelve , gefpro- bevolkt?0
ten zyn 3 hoewel andere dit weer al zoo
los tegengeiproken , als het zommigen
met zeer onvafte bewyzen. beweert en
ftaande gehouden hebben 3 maar het zal
daarop aankomen, wat zy door Indianen
en Indien verftonden, aangezien (gelyk
E } wy