
H« ix .
eiland
Mcau
verovcrt,
en van
zyn Na-
gelen ge-
zuivert.
De Ma-
caffaar-
fche
vloot
verfchynt
in Ambo
ina.
hy het meende, o f niet, dat hy met zyn
overkomft den Koning grooten dien it
deed-, en de zaaken der Muitelingen daar
mede zeer deed te rüg loopea.
¿7 Ook* kreeg men omtrent dezen tyd in
'handen het hoofd van het eiland Meau ,
’t geen de Koning Mandarsjab niet lang
te voren door huTp der E. Maatfchappy
verovert had, en waar door men meefter
geworden was van die Nagelen, die
meeft alle in handen der vreemdelingen
te voren vielen; waar over nu die
Orangkaja ook zeer ftreng geftraft, en
*t eiland van al zyn Nagel-Doomen be-
rooft, en ontvolkt wierd.
De Veldheer Flaming hoorde onder-
tuflehen niets van de zo lang verwagte
Macaflaariche vloot, die, ten deele
onder ’t bevel van Dain Boelecan, ten
deele onder ’t gezag van Madjira, in
Amboina ftond te Komen; zo dat hy,
bekommerd, o f zy niet wel na de Xoe-
lafche eilanden geloopen mogten zyn,
andermaal voornam, aerwaarts te gaan;
maar als hy op ’t Weft-einde van Manipa
nog op hen bleef waken, en bezig
was dit ryper te overwegen, zo ver-
fcheen die vloot, veertig vaartuigen
ile rk, den zyfcn Maart in ’t jaar
■dog zonder Madjira, met hären Zee-
•voogd , Dain Boelecan, alleen.
Zy hadden hunnen ftreek geftelt, om
beweften Manipa om te Zeilen , zo dat
zy het voor den wind, en voor ftroom
regt op ons lieten afloopen; maar zo ras
z y onze ichepen, en bezetting voor
Tomilehoe, gewaar wierden, wierpen
zy het over ftaag, en zogten nu, terwyl
de onzen hunne zeilen bymaakten, en
hunne ankers ligtten, o f oenoorden Manipa
om te komen, o f altoos de onzen
te ontfnappen.
De Heer j de Vlaming , die hen ten
eerften zag, .gaf overal kennis van hun
komft, met laft. van wel op zyn hoede te
Zyn, en zogt met zyn Jagten, bezuiden
om hen den pas aftefhyden, en, ware
het mogelyk, hen in zee aan te taften,
waar toe hy ook laft gegeven had de
Coracora ’s in zee te brengen, en by hem
te komen. Dog de wind wilde hem niet
wel dienen, buiten dat de Coracora’s
niet tyd ’s genoeg klaar raakten. Hy
verhinderde hen egter tuflehen Kelang,
cn Manipa, o f door ’t Naflauiche gat,
o f ook dat van Hatoepoeti te loopen, en
zo , gelyk hun vooihetnen fcheen, de kuft
van Hitoe aan te doen} een volk, ’t geen
men noit te veel heeft können vertrou-
wen, en waar van men niet zonder reden
giften mögt, dat zy van den toeleg der Ma-
caflaren door hunnen Landsman, Ridjali,
wel volkomen berigt zullen gehad hebben,
fchoon zy dit meefterlyk ontveinfden.
vr- Wat deze Macaflaren op Aflahoedi
uitgerigt , en wat de onzen in Amboina
daar tegen weder in *t werk geftelt
hebben, gaan wy , als een ftof,
die eigentlyk tot Amboina behoort,
voorby.
Omtrent deZen tyd kreeg men uit De döod
Ternate berigt, dat de Koning de twee Y?n twec
Hoofd-Muiters, den Hhoecom Laulata,
en den Hopman Gigogo, met de dood
geftraft had.
Ook was de Heer, Jacob Haft aart, als De Heer
dertiende Landvoogq der Molueeos den Huftaart,
iiden April ’t jaar I<5j-3. in de plaats van Land^*
den Heer van den Bogäarde, aangeftelt. voogd
Deze afgelofte Heer vond den Heer de der Mo-;
Vlaming , by zyn te rug-reize van Honi- ^uccos*
moa, aan de hoofd-veiling Viêfcoria, Van den
den 18 den Mai wat voor hem aangeland, Bögaarde
voornemens zynde eerftdaags van hier na
Batavia te ftevenen. trokken;
Na dat dan de Veldheer, door’t red- £>e
den van verfcheide zaaken in Amboina, Vlaming
de handen wat ruimer kreeg, nam hy looptj
voor, een togt na de Xoela ’s te doen,
vreezende , dat Madjira, die. nog al niet
yerfc.heen, zomtyds wel daar mögt gaan
neftelen; ten deele ook noodig oordee-
lende, dan te gelyk na Ternate over te
fteken, en aldaar met den Koning over
de geruftftelling van zyn ryk in ’t breedc
te fpreken.
Hy ftak dan den uften Juny met twee in de
ichepen, en zo veel Sloepen, met hon- Xoela ’s
derd wakkere krygsknegten bernant, mis*
-eerft na Boero ’s Zuid-zyde, ten allen
ongelukke, over : want had hy benoor-
den om na Manipa geftevent, zo zou hy
niet alleen ontdekt hebben, dat Madjira
den ipden dier maand met negen Coracora
’s en een Tsjampan (een zoort van
een inlandich zeil-vaartuig ) van Bangay
op Manipa al aangekomen was, maar
zou hem buiten twyffel daar ook aange-
troffeq hebben; daar hy nu dien vogel
mis Jiep, en van Boero na Xoela'Befi
over ftak, terwyl de fchepen na Xoela
Mangoli liepen.
Hy vond dehekken daar, zedert zyn vind de
laatfte aanwezen, wonder lyk verhangen: Xoela’s
want die van ’t dorp Gay wilden hem weder-
niet eens hooren fpreken. Even weêr- *
barftig vond hy al de andere dorpen;
maar hoorde ten eerften, dat, eenige
maanden geleden, de Macaflaren daar alles
verwoeft hadden. Dat ook kort daar
aan Madjira met den Temataanfche Ge- -
zant, Dtni, daar geweeft, en met zyn
drie Coracora ’s door een j ftorm in de
engte van Boeton, van de vloot afgeraakt,
en ook na Boero overgeftoken was;
behalven dat Saidi daar mede veel quaad
zaad gezaaid had.
tJitgenomen
Sengadji
Soegi.
Die hem
in zyn
groot
gebrek
onderßeunt.
Vlaming floeg zidi alhier bp Fockoëve, 1
een plaats daar niets tekrygenwas, ne-
der ; dog wierd door den Sengadji Soegi,
Hoofd van ’t dorp Mangoli, een man,
den onzen nog getrouw, uitgenoodigd,
om die plaats te verlaten, en zich by
hem in ’t dorp Waitima, daar hét vry
beter was, te begeven. Uit zyn eigen
dorp Mangoli had hy moeten verhui-
zen , vermits al deze inlanders, volgens
hunnen wifpelturigen aart, ten eerften
den .MacaiTaar (fenoon onlangs den eed
van getrouwheit op hun Wetboek ge-
daan hebbende) toegevallen waren, en
zieh genoodzaakt ge vond en met eenigen
van de zynen van boich-kruiden, en
Oebi ’s, een zekerë eetbare zoort van
wortels, in ’t boích te leven, ten tyde
toe, dat die van Way tima hem weêr in-
genomen hadden, hoewel hçt ook daar
nog zo zeker niet was.
Vlaming
' vernielt
Mangoli.
Hy hoorde daar, hoe breed Madjira
van zyn vloot opgegeven, en met de
uiterfte verwaandheit gedreigd had na
Amboina te gaan j om al de Holländers
van daar te jagen, en ’t ganfche land
voor zich zelven te veroveren.
Na dat nu de Vlaming zeven dagen op
dit elendig Fockoëve met een uitnemend
gebrek doorgebragt had, en met een
open Sloep, en zeventig man, den nden
July den Ôoft-hoek meende te boven te
raken, vond hy de zee daar zo hol door
den wind, en zwaren ftroom j dat hy
onverrigter zake weder moeft keeren j eri
zich op Fattoematta eenigen tyd onthou-
den, in hope van daar eenige Sagoe
voor zyn volk te vinden, ’t welk- hem
daar al mede ontfchietende, zo moeft hy
wel na Way tima by Sengadji Soegi over-
fteken, die hem met al zyn vermögen
( hoe gering ook na dien hagchdyken tyd)
onderfteunae.
Daar op liet de Veldheer het dorp
Mangoli ailoopen, en, tot ftraffe der zo
ligt den vyand toegevallene en nog weêr-
barftige wederfpannelingen, alles aaar omtrent
verderven. In dien tuflehen tyd
hoorde hy ook van de andere uitgezon-
dene Sloep, dat het fchip, Banda, van
hun voor Batsjan gezicn, dog, door
tegenwinden, en zware ftroomen, belet
zynde., hen niet had können volgen, en
na alien fchyn nu al in Ternate zyn zou-
de. Van het tweede fchip willen zy
niets; dog naderhand hoorde men, dat
des zelfs Overheden het al willèns na
Batavia hadden laten dryven. Een God-
looze daad, latende den Veldheer daar
met zo veel gevaar in een open vaartuig,
tegen den honger, den vyand, en een
verbolgen zee, worftelen.
Hy ging dan, na dit berigt, eri omirent
zes weken verblyf met het meefte
I . D e e l .
volk in de eeñe Sloep, en liet de andere 1833:
met de twee onder-Hopmannen Keler,
en Bolan, en de verdere manfchap, daar
tot nader laft by den Sengadji Soegi, teil
deele, om dat eiland nog wat te door-
kruiflen¿ doch voor al, om de Nagelr
boomen, die zy ’er vinden mogten, en
waar van men ’er in ’t dorp Bega al ver-
Icheide gezien had, en waar voor meli
aan den inlander honderd Ryksdaalders
beloofde j ömverre te hakken ; ten
deele o o k , om niet te veel volk op
zee in overladen vaartuigen te wagen,
en hen liever met een fchip te doen af-
haleh.
Hy quain deri io&a Auguftus voór Vertrekt
Batsjah, alwaar hem dat moedig Ko-
ninkjé quam verwelkomen, den welken
hy verzogt, mede na Ternate te gaan,
alwaar zy den I4<len voor de veiling
Orangie verfchenen; daar hem ’t voor-
noemde volk van Xoela, vermits’t weder
zeer bedaarde, kort daar aan gevolgt, en
behouden gekomen is.
T é voren, toeri men de handen wat
voider als nu had, e n ’t niet geraden was,
de krygsknegten tegen te veel Mogend-
heden te verdeelen, zo had men goed-
gevonderi, met den Tidorees een ftil-
ftand van wapenen aan te gaan j óm de
vyanden in Amboina te eer te dempen.
Dit nu gedaan, en óndertüflchen ontdekt Befluit
zynde, hoe daar door de fluik-handel der ^en
Makjanders in Nagelen, aan deri Tidó- ^coor- **
rees overgebragt, zeer geftyft, en hoe 0gen.
ook de Muiters in Ternate, en in Amboina
j door Saidi, Koning van Tidore,
niet alleen kragtig onderfteunt, maar
ook de ftoutheit van dien vorft zo verre
uitgeipat was, van de wederfpannelingen
op Saboe (daar na door de Ternataaneri
overwonneri) den eed aan hem, in deri
grooten Raad, waar in ook de Koningen
van Ternate, Batsjan, en Gilolo, zaten,
als waren zy zyne onderdaanen, te laten
doen, en hen in zyn eigen landen als zyne
vriénden te ontfangen, zo vond men deri
iyden Augufty goed, hem met de alge-
meene magt te gaan beo.orlogen, en-
volgens dat beíluit op den zoften Augufty
hem den obrlog openbaar aan te zeggen.
Ook gaf men hier af op eeri beleefdé
wyze aan den Kaftiliaanfchen Landvoogd
op Gamma Lamma, d'Eßeibar, kennis,
met verzoek, dat hy zich daar mede,
fchoon zyne Bondgenoten, niet wilde
bemoejen; maar ons alleen met de Tido-
reezen laten begaan; waar over verfcheide
fehriften gewiífeld zyn , gelyk hy
eindelyk dit welbelooft, en, inlchyn,
voor ecn tyd, maar niet opregt, gedaan,
en ons maar met ftreeken om den thuin
i geleid heeft.: ...
CLq Mea