
) ô B ES C H R Y V I N G d e r
Vreexe
van die
van Sa-
Zy quamen den zz. November omtrerit
de eilariden van Sarangani, en bevonden
(gelyk meermalen^re'voren) dat die Volkeren
voor de Märigindailauwcrs zeer be-
vreeft'waren, gelyk'zy aan hen ook voor-.
gaven (vlak tegen hun beter weteri,waar
af wy in k körte oök het tegendeel too-
nen zullen) önder dezen vorlt te llaan, ’t
geen ook de eenige reden w a s ,‘ dat zy
niets ( 20 zy zeideri") voor hen te vörhan-
delen hadden, ja dorften niet eens aan
boord komen, en dat, vermits de Sulthän
haar önder zülken dwang hoüd, dat
ransani zy , buiten zyne kennis, niet het minfte
voor die aan eenige vreemdelingen verhandelen
van Man- durvenj een zaak, die hy hun; oök ver-
ginda- bied, om de reizen der vreerodelihgen
de reden daar onnut te maken, en om hen te ver-
van dien/pligtendaar rioit meer te komen,veel
nfhi uit inzigt van eenige voordeelen,
die daar zouden te doen zyn| ten-eene-
. maal te komen neflelen, en hem dus nog
banger, als hy reeds is , voor ’t verliezen
k van zyn land te maken.
Deze Sarangäniers zeideri hen, dar ’er
nog in dit zelve jaar, pas na hun vertrek
;van daar in Maart, zeven Engellche fche-
pen geweeftj en -dat ntrfiSg 'rbe/!lil^feTldeF
z'elveaaar waren. Zy voegden hierby,
dat de Mangindanauwers onlangs vyf Co -
racora ’s met wafch daar van daan , en
naar hun land, gevoerd, en dat z y geen
■wafch, goud, karet, enz. te verhandelen
hadden.
Wanneer egter Alßein, kort daar aan
Hoe veel te Mangindanaö . quam , bevond hy ,
Engel- dat die maar twee Engelfche in getal ge-
fchen
toen hier
geweeft
ayn.-
■ w e e ft, en dat de zelve van den Sulthän,
toen Rahhman genaamt, zeer wel ont-
fangen, dog al weer vertrokken waren
, zonder dat hy egter hooren kon,
dat ’er tuflchen hen en de Mangindanauwers
eenig verbond gemaakt was.
Z y hoorden ook | dat de Engelfche
Käpitein, o f koopman Modi , met het
fcheepje den koopman (groöt drie hon-
derd lallen en met zes eii dörtig ^uk-
ken voorzien , zo uit fchryvens van den
6. Oötober i<S8i, van de Heeren uit het
vaderlaridt bleek) in ’t jaar i<s88 daar ge-
weeft, eri in het beginvan ’t jaar 1<S8p,
•( na ’t vertrek van de Nederlandfche Ge-
committeerden, den Luitenant Meinderd
de Rot9'en den Stuurman, Bärend Brou-
•wer,) zonder iets tot ofts nadeel daar
verricht te hebben, te rüg gekeert was,
met toezegging van weder te komen,' ze-
dert welken tyd ’er geen Engelfchen ge-
weeil waren.
Vermits Haaky en Alßein nu zulkenj
IvreeZe in deze Saranganiers befpeürden,
van ’t regt vart den Koning vah Candahar Op wat
(die op ’t eiland Sarigir wöont). ’t Zy öp Plaat2en
dät eiland, ’t zy op het ryk van ßoewiP'^°pinS
Tan in den bogt van Boetoewan , op ^dahar *ü'
ei land Mangindanaö g e leg en te fpreken, bier recht
alzo hunne bclaftinge dit niet medeheeft>
bragt} maar van verre aileen eens te ziep,
hoe het daar, en op Mangindanaö, nu;al
gefielt was.
Zy vernamen zeer naauwkeurig, en
door verfeheide bedekte , eri egter ze-’ Wat ’er
kere wegen, ö f hier , op-Sarangani,;opSaran-
ook eenig goud v ie l, dog ‘ zagen ripg8ani valt-
vonden aaär van niet den minlten ichyn..
Ook‘bevonden zy , dätmen in eenganfch
jaar ten hoogllen niet boven twee-of drie
Pikols karet vond, ’t geen zeer veel ver-
fcheelde, van ’t geen vorige Gecommit-'
teerden zo hier af, als ook van ’t götici^
daar vallende, aan de Heer iToim opge-'
geven hadden. :-
Terwyl zy nog hier waren, bejegeride
hen den z jften derzelver maärid, de zoon
van den Koning' van Candahar, de Prins
Calimboeta y die hen wegens zyn va-
ders regt , als Koning van Boewiflang,
OP en.,fien..hr>pT .Jfßßetoe-
•wan (Oien men tot riög^fÖe^e^deelt
had önder de Sparijaardeh te llaan^difc
navölgende berigt gaf:
Hy zeide, dat het eiland Sararigafii j
mitsgaders Haloema, Malita, KalTie, La- Naamca
Taroena, Daboe,' Ulbe (daar inen van ver-
wil dat een goud-rivier is, die, alleen by ^Keide
zware afwatering, en dan egter maar ft^ zen'
weinig goud geeit) SaloegöeVMälco’öpe, i
en äldus alle die landen van Sarangani ~
a f tot Lajine, in den voornoemden bögt
gelegen, den Koning van Candahar bui- .
ten alle tegenfpraak toequamen , en de
inwoonders zyne regte Onderdaarien waren
j en dat de Mangindanauwers daar
opitrent wel eenige dorpen, die hen '
eigen Waren, endie hy -niet noemen kön^
fchoon die wel de helft van de bogt van
Boetoewan üitmaakten, dog egter niet
het äilerminile regt op deze gemelde landen
hadf
Hy zeide ook hier nev'ens , dat hy
wel- will, dat Sulthän Rahhman voorgaf,
dat dit alles ook zyn-land, en-de laiidza-
ten zyne onderdanen waren, en dat hy
als öpper-voril ,v dog niet anders , dan
by enkele aanmatiging , en wegens ’t je-
geftwoordig onvermögen van den Koning
zyneri vader daar over. heerfchte,
’t ‘ geen hy zo lang zou moeten dulden
, tot dat hy"döor een magtiger
hand in Zyn regt zöu onderlleunt wörden.
, - Om nu dit1- regt van zynen-väder op Nader
enhen met zo veelbekomrnering hoorden deze landen nader te Haven ,^Zeide hy, bewys
zeggen,dat zyondcr Mangindanaö ilonden, dat zyn groot-vadeit , Dato BoewifTam« van 'l
— ° S ? I—1---------- ^ o > i l -gi uwL—vauciej, u a i o jjoeivtii a n z * ..
oordeelden zy. voor dien A\ tyd I b e ll, nicts j op - -r* Daboe,ri r ° wel eer zclf in perfoon niet -2re TCCht
dc*
zes Koalleen
M O L Ü C C O S .
ban alleen *t gczag gevoert, maar dat hy ook j van weinig belang ) te vallen, door den
J 3 ahär; in ^ieer goede vriehdichap met de7 vader r"A Amr
op eenige van dezen Sulthän Rahhman, Sulthän
lan^n ßgrphat genaamt, de zoon van Corolat
VaD Vigewceil zynde, gcleeft, en dat hy met
hem niet aileen; nooit eenig 'gefchil hier
over gehad heeft , maar dat de een en
de .ander vöril hunne magt by een ge-
vöegt, al die bogts-volkeren overwöhnen,
en te zämen zo verdeelt hebben, dat
, ieder Van hun de helft deugdelyk bezitten
zou, gelyk ook ^ederd, gedurende het
leven vah beide deze vorilen, altyd ge-
fchiet is, en dat cleze jegenwöordige Sulthän
de eerile was, die maar eenigen
yd h'erwaards , by ’t onvermogen van yde:
tyd daar in zo veel grooter meenigte mögt
komen aan to groeijen en a!f te ftröomen,
dat het de pyrie waard zou zyn,daar eenigen
handelte velligenj in hoedanigen geval
de E. Maatfchappy dit regt, daar zy zieh
nu zo veel niet aangelcgen laat, den Sulthän
zeer wel zou weten te doen erkennen,
en hem door hare wapetien ver-
leeren, een anders landen , en veel min
de hare, na zicll te nemen, en te roo-
ven.
Na dat zy dan nog op dien zeiven dag, den Kornett
zelten November öp den ävont van Saran- van ^a".
gani naar Mangindanaö vertrokken waren, opMan-
qüamen zy den derden December in de baey gindanao.
len Koning van Candahar , waar af hy van Bolak, en zo verder voor de rivierPay-
kennis gekregen had , nu inbreuk daar
op had beginnen te maken. j
Ja., ’t geen nog verder ging, enfzelf
nog by ’t leveh van ÖeZen vorlt gefchied
en 'derhälven een iegelyk zeer wel be-
kend was, dat debroeder van zynen vader
Wat waren
hier
vallen.
, den Prins Simpinie, nog niet lang
geleden öp Daboe geregeert, en na des
zelfs dopa,' de Princes Balanay zyn va-
dérs "zullör ,- de rege^ing dezer landen
aanvaard, ende zelve nog in zyn yaders
m m (wat ook de Sulthän van Marigin-
däiao van zyn regt zwetzen mögt) iri
handen had.
Dit alles, zo ördentelyk by hen ge-
hoort, hoewel met geen bezegélde brie-
ven bewezen, dagten zy op zyn tyd, j en
by goéde gelegenheid ,. nog wel eens
[ tot nun voordeel te doen dienerr, wan-
neer ’er te Mangindanaö eens af mögt
gclproken Werden s te meer alzo dezë
- Koning vän Candahar W völgens ’t ver^
dràg, met al de CelébÎlche onvermogén-
de Köningen, onderzaten van Ternate,
in ’t jaar 1677 gemaakt, niet alleen een
onderdaan der E. Maatfchappy voor zo
verre geworden is, maar omdat byzedert
het jaar, 1677, al die bogt-Volkeren , en
Sarangani mede aan de E. Maatfchappy,
als zynen over-heer, afgellaan heeft.
goewan ten anker, alwaar zy hoorden,
Hat des Sulthäns oudfte dogter den z z ftcn
November overleden, en dat de zelve met
den Koning van Böajang, een vorlt wat
Wellelyker gelegen, eri met weiken hy
te voren altyd geoorlogd had, getrouwt
geweeil was.
Z v pnderzogten,. terwyl zy nog hier
waren, wat handel de E. Maatfchappy
hier jäarlyx zoa können hebben, indien
zy daar toe mögt overllaan van hier te
komen handelen, en bevonden, dat, zo
de Mangindanauwers het niet en beletten,
zy hier iaarlyx wel vyftig Pikol wafch,
tegen drie lluk's Guinees lywaat ’t Pikol,
eri; omtrent drie Pikol karet, o f fchild-
padshoorn, ten uiterllen gerekent, tegen
tien lluks Guinees lywaat het Pikol,zouden
In de tyd van den landvöogd Thim,
had deze Sulthän de Boajangers äl zo veel
moeite aangedaah, dät de Prins Sjamfia-,
lamy de wettige, dog VaiTherii föen ver*
llooten Koning der Boajangers , dien
hy nu maar voor eenOrangkäy,ofDorps-
hoofd agt, in Ternate daar over quam
klagen, en de hulp der E. Maatfchappy, van
dien landvoogd , verzoeken, om hem, zo_
’t mogelyk was, in Zyn ryk te herllellens
’t geen met het belang der Maatfchappy
aldaar, wegens aridere troübeleri in Ter-
nate zelf, orider de regering van dien
landvoogd ontltaan, toen zö niet over een
quams ’t welk dezen vorlt dari nog llou-
ter in zyne vuile aanmatiging daar, en op
de verdere landen in den bogt van Boetoewan,
bekomen, en dät dierhalven de win-
ften, die daar op al vallen mogten, de
orikollen van dezen togt niet zouden
können goed maken *, ten wäre dat eenig
Hof goud . dat £y zekerlyk bevonden
hebben, daar in de rivier ( hoewel
heeft doen voortgaan.
Na dat zy de gemelde rivier v y f mylen Noeling;
opgefchept waren, quamen Zy by het hofgroot
dorp Nöeling , daar hy nu zyn t laats nu*
hof houd, ’t geen hy bevörens in de
Hoofd-Negry , Kattitoewan, die v yf
mylen hooger de rivier op legt, plagt te
doen.
De zoon van des Sulthäns bröeder (die
zieh nu de Generaal Moelano poemen
läat) de Prins Rahhman Ihn tfhumra
genaamt , geheel op zyn Spaarifch uit- onze 3
gedoll, quam heri met veel lloet, en gevol- ;;H
Itatie, ten teeken van des vorilen agting ‘yagög-t
voor de E. Maatfchappy, en voor haare
gevolmagtigden, inhaalen. ingehaalt,
Voor den vorll zelf verfchynende, dien
zy met een matige lyfwagt van goed
fchiet-geweer voorzien, omringt vonden,
wierden zy van hem zeer yrieride-
lyk ontfhngen.
Zy leiden ten eerllen de reden van
hunne komll open , en zeiden , ver-
fcheide