
Dat ook veele den wortel van den pe-
»erboom voorjie gember hielden , om
aat zy byna^van zinken fmaak isj maar,
• zegt hy^zy.dwaalen (als o f hy dat veel
beterwift) want de gember groeit in Arabien,
en in ’tlandderTrogloditen. Hier
uit befpeurt men klaar , wät. Indien hy
kende,-aangezienhydaardpor toont niet
geweten te hebben., dat zy op veele
•plaatzen en eilanden> van Ooftmdien valt,
welke h y , zoa hy ze maar gekent had,
.wel genoemt zou hebben.
Hy fpreekt daar ook van de kruidnafelen,
die zy uit Indien brengen y doch
eichryft die als peperkorlen y maar wat
langer en brofler, en zegt verder (,al uit
de mond van anderen) dat «zy groeiden
in zekerbofch in Indien» ’igeen de Goden
toegewyd .was , en dat zy die maar
om den reuk en geur gebruikten. Een
uitnemende flechte belchry ving van die
heerlykevrugt, en een klaar bewys, dat
hy niet wift, waar die viel, o f waar toe
zy kond. diehen. .
Lib. xii. cap. ip. fpreekt hy. van de
kanneel j maar zegt voor af, dat de Ouden,
dievol fabelen waren, en denprins
der leugenaars .in dit ftuk Herodoot, zeigen,
dat de zelve in ’tlandfchap , daar
Bacchus opgeyoed is, (teweten, in A-
rabien , o f hun Indien ) in. de. neit van
zekdren 'Wgel , en wel voomameiy k m
'die van den vogelFenix, groeide, (waar
uit dan ook blykt van wie zy die fabel
overgenomen hebben) en dat zy ookzeg-
gen , dat de-kanneeiboomen vallen, en
gevonden worden op rotzen, die ontoe-
gankelykzyn, en ontrent eenige moeras-
zen , die yan kaale muizen .met fcherpe
klaauwen, eri jyan flangen bewaart worden.,
Alhetwelke, zegthy, alleen uit-
gevonden is , omze tecüerdervanprys te
malten. Wat Herodoot hier af zegt, haa-
len wy elders in ditHoofdftuk aan, daar
wy van dp kennis der Ouden ontrent de
ipeceryen fbreken. En wat dit fchryven
van Plimus hier betreft, en de zaaken zoo
even van hem aangehaalt,. dat zyn leugens
diekant nogwal raaken, en die ons klaar
,’smans groote onkunde toonen y maar hy
Voegt’er nog een by , die alle anderen over-
treft, en die wy derhalven niet wel kon-
.nen overflaan: te weten, dat ter plaatze,
daar zy groeit, alomme de zeß. ten Zutden
die befpoelt, endat de ßraalenvandezonden
geur dezer: fpecerye door de hiebt niet alleen
zoodanig vervoeren , dat men die aanftonts
riekt y maar dat ook Alexander de Groot,
NB. midden in zee zynde (te weten, pas
„buited de rivier den Indus) door des zelfs
reuk Arabien geroken of ondekt heeft, waar
.het lag, maar, zegt hy zeer wel, dat is
. valjeh: want (voegt h y ’er byy als o f hy
’tbeterwift) de kanneel komt uit Ethiopien j
en de Ethiopien vervoeren alte de: kanneel met
vaartuigen na vreemde landen, meinende God,
den patroon of befchermbeervan de kanneel,
Affabixus, en dat zy die voor zons opgang
niet mögen plukken y dat ook niemant dat na
zons ondergang doen mag y daar hy nog een
menigte van grollen, die ik overfla,. by
verhaalç.,
Hy fpreekt ook van witte en {warte kanneel,
endat in oudetyden de witte, dog
in zynen tyd de {warte, meeft getrökken
was.
Eertyds had zy duizent fchellingendof
deniers ’tpond gekpftj dpg in zyn'tyd,
was zy cuerder geworden,om dat de
Abyflinen o f Troglediten de kanneelbos-
fchen verbrandt hadden.
Dit iseenverhaal, ’tgeen iemant, die
van de känneel, en van de plaats 5 - daar
zy maar alleen groeit (hoewel ik wel weet,
dat’er een bailaai dfoort ook in Mindanao
en-elders valt).maar eenige kennis heeft,
over de onkunde der Ouaen. ( vergeleken
met alle hunne tochten na.,, en met hunne
berichten van Ooitindiën) moet doen ver-
baaft ftaan, en aan ons niet dan al te klaar
toont , hoe weinig zy van Indien . geweten
hebben.
Galenus en Dodoneus meenen, dat de kanrDe on-
neel der Ouden maar.çaflia was j
hoe yeel kennis Galems à ^ ook van g e -^ ^ *
, had heeft,- blykt däär^y^egt een tak gé- £jodo.
zien te iiebben, die aan de eenezyde metneus
caflie , en aan de andere met kanneel, entrent
bedekt was. ' ^ned^"
En wat Dodoneus aangaat, . die meeqt
dat de hekjens tuflehen de girofldnagelen
de ;ppi;echte kanneel der Ouden zou zyn ,
,’tgeen echter nu van de rechte kanneel-
kenners met reden verworpen word.
L ib .xn . cap. 22. zegt Plinius ook dat de
feanantbus (o f dejuncus odoratus, anders
ook wd ’tÀrabifch hoy genaamt, en in
Indien met de nxmi vzii jereb bekent) in
Arabien, Indien en in Syrien viel5. dog
datdieontrent eenige uitgedroogde moe-
raflen groeide y daar ik die in Indien wel
in de vlakke velden y dog meeft op ’tge-
beigte,. heb zien groejen.
; | Oit al dit gezegae dan meenen wy oypr-
vloedig genoeg getoont. te hebben , dat
ons de Oaden wefnoog van Indien opfegeven
, doch dat zy tot de tyden van
eizer Auguftus, en nog verder, het niet
gekent, en zeer buiteniporig daar over
gedacht, en van geichreven hebben;, gelÿk
wy nog breeder zouden können , toonen j
zoo ons dit beilek toeliet hunne ver4ere
beuzelagtige fchriften na te bladerçn.
Indien men nu zelf eens de latö)e Schry-
vers met deze Ouden vergelykt, lieeft men
nog . zoo veel redenen niet om de Ouden
te Schuldigen, vermiß men ’er zelf on-
der de latere vind, die hen in grovever-
dichtzelen, en botte; verhaalen (tenbe-
wyze yan hare grpye onkunde in dit ftuk )
niet toegeven: want, om dewereld daar
van te overtuigen , hoeft men maar de
fchriften van den j. herugten ‘tavernier,
en .wel in ’t byzond6r over ’t planten
der nootenmufchaaten , in zyn 2dc deel
pag. 224. enoverde paradysvogel pag. zzy.
na te leezen y behalven dat men op ae
naamen derDoipen op den weg vanMa-
zulipatnam tot Golcorida, en elders, in
zyn 2dcdeel, in ’tl.boek cap. n . pag.91.
beichreven, gelyk. over veel andere zaa-
ken,^ noit , al quam men zelf daar die
voorgevallen, o f daar die plaatzen gelegen
zyn, te recht raaken zou. jgg
En dus in Wy vinden hier en daar in Gods Woord
gemeen opk ,wel iet van deze en gene ipeceryen
van al deen droguen , gelyk wy dat te voreri al
witrart aanSekaalt hebben s maar wymoeten daar
Indien, nevens ook bekennen, .dat by al ’tgeen
het zelve daar van melt, ons zoo.weinig
licht, om ’er over te können >oordeelen,'
gegeven word , dat wy daar aan mede
niet veel meerdan de bloote naamen heb-.
ben. Endusziet men dat’er ons o f niets.
teiv. zaaken dienende , of iet’ veidichts.
van geoppeit word. Het laatfte zegt
Styabo lib. I. pag.jrj. opentlyk uit en cSt
de Poeten hunne fabelen verdicht hebben,
alleen maar om iet wonderlyks en aange-
naams te zeggenj en, omdit te beveiti-
gen, f brengt hy verder by, dat Ibeopom-
piis van zieh zelven getuigt, dat hy in
zyn.hiftorien beter fabelen verhaalen zal,
dan Herodoot, Ctefias.rHellanicus, en anderen,
die.van Indien fchreven.’ En lib.xvii.
zegt hy, dat Herodoot, en anderen, maar
zoo Wat fnappen , om hun gefchiedenis
iets. aardi^ by te zetten. >
Lib .II. pag. 124. voegt hy’er nog Idaar-
der b y ; dat alle Scnryvers van Indien meeft
valfchedengefchrevenhebben, envoor al
Daimachus, Megaflhenes, Oneßcritus^ : en
anderen, van welke hy daar een menigte
fabelen aanteekent.. Lib. xv. zegt hy,
datiIndien verre van daar gelegen, door
niet,yeel Romeinen , en nog maar ten
deelen gezien isj behalven dat ook zullte
dikwilsmaarkoopliedenzynde, geen be-
quaamheid hadden, om landen, die zy
gezien hadden, te befchrjwen, waarom
zy ook het meefte maar van hooren zeg-
gen ppgaven.
Hy zegt verder. dat veelen, die op een
en dp zelven ,tyd in Alexander de Groote ’s
leger , en op die zelve Tochten, geweeft
zyn , des niet te min veel zaaken, die met
den anderen ftryden , verhaalen. Indien zy
nH ? veryolgt ny, zoo veel Van een verfchil-
kn wegens. de zaaken, die zy te zamen zagen,
wat.moetmendan van die zaaken, die
,zy van hooren zeggen badden, denken? Ja
zelf ) zegthy, geven ook, die nog lang daar
na over die zaaken fchreven, en die ook nu
daar na toe vaaren, : ons niets, dat net of
naaukeurig is , daar van op.
j . D E £ I ,
gen , nazäten van Seleucus Nicator , meer
landen, dan Alexander de Groote,'verr.
overt hebben.
Over Nearchus verhaal van Alexanders
zaaken zegt Strabo ook : Hy heeft dat wel,
gelooft , maar hoe zullen wy dit van de In-\
difche zaaken zeker gelo oven? Waar mede
Megaflhenes overeenftemt, zeggende, dat;
men de oude hiftorien der Indtanen niet ge- ,
loovenmoet : want, zegthy, daar zyn van-
de Indianen mit Ugers na buiten gezonden9
j nog oit eenige met een kger daar na toe ge-
trokken , ofte overwinnaars aldaar geweefi , ;
dan Hercules, vafler Bacchus ', en onlangs de
Macedoniers. , SB
Wat verder zegt hy. : ’dat Sémiramis ,
eer zy derwaarts öp- o f eer zy uit - trok,
overleden 5 en dat Cyrus 'er wel; digt by, dog
mit in , gekomen zy. En wat verder : dat .
ook Megaflhenes, nevens weinig anderen de ',
zaaken, door Het cy/es en Bacchus bedreven
I wel gelooft y maar dat een groot deel andere
Schryvers, onder welke Eratbfthenes , die
voor fabelen en zaaken die men niet gelooven
x geh ouden hebben. .,
!l Eindelyk zegt hy, dat ’tzeker «•* dat.
al die zaaken van Bacchus , Hercules * en
anderen, voor Alexanders tyd voorgevallen,
alleen verdich 'tzelen zyn , van die Alexander \
hebben willen vkijen.
Tenhewyzezegt hy , dat deSchiyvers.
van dien tyd daar over, zelf niet overeen-:>
itemmen, en dat zommige iet, andere niets8
daar van aanhaalen y daar nogtans zulke
doorlugtige en ftaatzugt - verwekkende
bedryven aan allen even eens behoorden
bekent , gehbort, en dierhalven ook als
opmerkelyk aangeteekent tezyn, en wel
voor al van mannen, die hunne getrouwfte
vnenden waren.
Indien ook Hercules o f Bacchus bydie
Volkeren geweeft waren, zouden de zelve
wel eenige gedenkteekenen van hun tochf
onder hen behouden en bewaart hebben y ■
t welk zoo niet zynde, twyffelen w y met
Strabo niet zonder grond aan al die verhaalen
der Ouden, en nemen ’er derhalven
niets , dan met de uiterfte «nzeker-
neid en twyffèling, van aan.
Wat ftaat op dit opgeven der Ouden 4
v p Indien te maken z y , toont Strabo in
dit zelve boek alleen met dit ftaaltie, Ctefias
z^tjdat Indien niet kleinder dan t pverige
vanAfiais. Omficritus, dat het het dada s
deel des aardbodems beflaat. Nearchus JP
bepaalt het in een reize van vier maanden;
te land. Megaflhenes en Daimachus. zyn
wat gematigder.
Schryvers van grollen, dieby de ftuk-
ken toonen , o f Indien noit gezien, o f
geen genoegzame kennis gehad te hebben,
om het zoo, alshettoenwas, tebefchry-
K I ■ 7A