
Alcinous tegenUlyifesyan hen fprekende '
als yrjucrlv ctqiO'Tot’ datis, de befteinhunne
IcKepen o f Ichee^art, inyoert , als hy
hen roemt als Sännen , die alle anderen
^overtro^^mJTlUyj indezeeyaartofzee-
kundei>? In ’t in. boek f s 281. roemt by
00k eenen Phrontis, als een zeer ervaren
zeeman.
jIhSmXipi ¡ttT* w s ix°',Tct 1 ■
ÜgtlTIV «ÜJTifl«!», 05 ¿'-‘MWTa <J?2A’ cnä-poiTTUl
• ' N?« xvßegvije-cci’ . *
dat is:
Hem, die wel eer het roeryan ivaar-
- ® wel bczeilt,
Plagt in zynftoute y u ifi weergadeloos te
roeren\
Dien Phrontis, die devlag zeeghaftigplagt
voeren ■/.'
Her boven a l, wat ott de gründen beeft
. gefeilt.
. Maar gelyk de Feniciers inhunnenbloei
alle Volkeren der aarde in de kennis der
Reken- Starkunde en fcheepvaart, verre
te boven gingen , alzoo hebben zy 00k
alle andere Volkeren in het voortzetten
van den koophandel, en dus mede in het
ontdekken, veroveren, envoor al in het
bevolkenvanvreemde landen, zeer verre
overtrofien , vermits het beftek van alle
anderen zieh gemeenelyk binnen, eg dat
der Feniciers zieh verre buiten de Mid--
delandfche zee uititrekte.
Slaven- Volgens de oudfte bewyzen fchynt de
en Dro-handelvan flayen, dat is van geroofde of
» verarmde menfchen, envan reukwerken,
oudfte ipeceryen en diergelyke goederen, de
koophan-oudfte koophandel te zyn.
d& Gen. 17: 12. leze ik al, van gekogten
met dem gelde in Abrahams, huisgezin.
Datdit by andere Volkeren van ouds en
ifiede in de volgende tyden bekent was,
ziet men klaar Gen. 37. daar de Ifinaeliten
o f Midianiten, met droguen naar Egypten
reizende , Jofeph van zyne broeders
koopen, (volgens Rubens raad, alleen tot
Jofephs behoudenis, gegeven) en kort daar
aan weder aan Potiphar verkoppeg, Al-
waar.de oudheid van den handei zoo met
ilaven als met droguen ; en; reukwerken
der Oofterlingen blykt.
Dus quamenzommigendoor armoede,
anderen als jofeph door gewelt, en anderen
door veroveringen te land by voorval
van oorlog} maar 00k veelen door Roovers
ter zee, tot flavemy te vemllen.
Homerus zegt daarom in het xiv.boek
van zynOdyff. f s 2p6. dat het eerfte am-
bagt der menfchen het zeerooveö was.
in het hi. boek van zyn Odyjf. f s 71.
zegt Neftor met betrekking hier op :
ö JeiVoi , ritts i f t iroStt irX tiu y p te xtXtfßtt
Ht< kcctcc i futfto ias ¿AaAijsSc
’ Olt* Tf Aljlfijf tf VVtig ecA« TOty «AoälVT«I*
dat: is:
TVat zyt gy tog voor Iien, mynvrienden en
gezellen,
Han waar komt gy t og hier zoo loopen uit
der zee ?
Is H om den handei ook , ofdwaält gyyan
de ree,
Gelyk de roovers doen, die andre menfchen
Quellen?
En in ’t io 5. f s van ’t zelve boek zegt hy:
Sl <fiA isre/ ft tfotircti ciQioi »»t» ixsiih
Ar.ua /utaf cttr%t7ol r,c5
Hfeig oe-cc mvtrn iv titfttiitcc. •jearta
HXxCoij.i'tot xctjJa Ai¿(¿r
dat is :
Mytt vriend, die my lueer aan de rampen
doet gedenken,
Die rampen, die ivy daar, beroernt door
dapperheit,
TJitftonden hy daf Volk, en door Achilgeleit
Uitzagen naar den roofyitt änderen te krenkep-
In zyn xiv. bpek van zyn Odyffl f s
287—297. foreeljt hy van Eumeüs moeder,
welke eenFenicier Üftig mede naarFenir
eien, en, naeenjaarverblyf,yan daar ter
zee na Libyen vervoetd© » om haar daar
tot een hoogen prys te verkoopen:
K»7S i irtfcuno-ti xkt ¡ic irrtn ¿»o» tAair®*
dat is:
Op dat hy my aldaar tett^d^fften mOgf ver-
In zyn xv. boek van rfw Odyff. ^S42<5.
zegt hy van die van Taphos:
AAA» ft »nfnrec^ca Txipioi A i uvfyes’ - •
dat is:
De Tafiers die my als roovers dus vervoerden*
Dus fpreekt Ulyfles in ’t xni. boek van
zynOdyJf. f s 272. riog eens van de Feniciers
y als van zeeroovers , aldus :
A bti» iy am tiri njx xiivr wonnetts i y x w i " '
EMu-a/upi xeu atyn /Atvatuuet Aijl^et oaxx'
dat is: -
Ten eerften, en zoo. ras het ritaar gelegen
quam^
Ben ik in V fchip gegaan, en heb met erufi
j gebeden
’/ Femcifch volky beroernt dogtr„Qppermogenthe*
den j ■'
*t Geert van den roof 3 zoo veel hen lußex
van my mm . .. _ . ^
En dat de Ilaven , ook een gedeeke van
de goederen , die de Grieken alvan oüds
haeßen, en die zy o f dtoor hun zeerooven ,
o f oök wel in den oorlog, beauamen , ge-
weeft zyn, toont deze zelve Dichter kmr
in ’tiv. boek van zyn Odyjf. f s 72p. al-
waar hy Penelope aldus iprekende invoeit:
AAA« r/5 ¡Tfttga5 doAia» xscAeg-e/s yegevret
Aua iftat et fiat eS'tix.e trtfnjp trt ^ligoxtsat)
Ktti fu i iwxtt 'i%ti ir«Avfrltiptov, — —
dat
Dat eens eenknechtmet haafi zou roepeny
Don ouden Dolius
Wiert van myn vader •
toenik gtng-i omhier
i te levini ' • .
' Ben r . die myn thuin bevjaart , en op de
l En in ’t iv. boek f s io. zegt hy van
Menelaus, en van zyn zoons huwelyk:
ritt ie tr x« fi» sd i r r o g o fbyer« tuigtity
Os i i njAuygras xftt/rtgos y tm e (MyxirtiSiK
Ex ¡¡¿Ms’ — -T- .
is : .
Zyn zoon , geboren in zyn hoogen ouderdoin
Uit eenßavinne, Megaf J ' *7 “
In ßerkte ,zeer beroernt
Gafhy ten huwelyk , 'tkrooßvanÄletior ^ j
om
Mot haar te paaren.
Thucydidös zegt ook dat de Feniciers en
Gariers, gewoön waren opzeeteroovenj
dog men möet hier nevens ook weten,
(gelyk de oude Aantekenaar yan.Homerus
över het 73. en 74 f s van zyn m. boek zeer
wel aanmerkt) dat het zeerooven yöpr die
van' de Griekiehe eilahden in die eerfte
tyden iiiet öneerlyk rtog fchandelyk was.
Een \ zaak die Thucydides ook beveftigt,
hoewel het, na dat hun ftaat nu op vaiter
vpeten geftelt was, fchande wiert..
Buiten den menfeh- o f iiavcnhandel
S 1 dde fchynt de handei in koper en yzer een van
handei iadeE.oudfte te wezen, . . .
koper en In den koperharidel waren deFemciers
yzer. ' mede zeer vermaart ; maar aaiigeddi de
Sidoniers, Tyriers en de Karthagenienzen j
al te zamen Feniciers van ooriprpnk waren,
enzy die naam in het gemein droe-
gen , ' zöo moeten wy om net en met
orde te fpreken j hier van zeggen , dat
de Sidomeis de .oudfte } . dög de Tyriers
en de Karthagenienzen de magtigfte ter
zee, en 60k äc grootfte , ,zoo in den koop-
handel, als in ’t ontdekken eri bevolken
yan landen, geweeft.zyn.
De Sidoniers waren eigendyk Chanaa;-
nitenj die 5 fchoon zyware nazaaten van
Chanaanwai-enj zig egter noit na hem,
Chanaanitenj maarnaSidon* Sidoniers,
enzomtyds ook.wel Syriers, Aflyriers , Sy-
rpfeniciers, dog meeft Feniciers (^n naani
hen van de Grieken * niet gelyk Strabo lib.
1. pag. 76. zegt, na ’t rooae meir, oiri
dat zy daar van daan quamen, maar na de
menigte hunner palmboomen gegeven, by
welke phoinix, eenpalmpoom be-
teekent) noememlieten.
Waaifchynelyk deeden zy zieh zooda-
nig en geeii Ghanaaniten noemen, dm den
vloek, över Chanaan uitgefproken, eenig-
zins uit te wiflehen * en om den haat,
waar in zy onder dien tmm bydeliraeUten
waren, teontgaan; om welken naani
zy hen niet alleen geikdig beoorlogden j
maar ook gewoon waren l>en, by deze en
gene veroveringen, oftedoöden, o fto t
flaafagtige dienften te gebruiken.
Hmivoorvader, Chanaan, was eenen
rde zelve -met der Heidéneri Mercuriusi
den god der kooplieden, die by hen zòo
a Mprabusi dat is , van de koop’tfaren*
even als hy by hen Canaan, dat ook een
koopman inhetHebreeuwfch beteekent,
genaamtis} hoedanig hét woord Canaan ,.
Hof. 12: 6. Bzech. 17. 4. overgezet voor-
komt. • B
De ftadtSidon, dus naar Siaon ; Cfta-
naans oudfte zoon, gelyk wy Gen. 10. zien *
genaamt, was veel ouder dan Tyrus. .
Dit blykt niet alleen uit Homerus, die
niets van Tyrüs iheldt * en zeer yéel van de
Sidoniers, als moote kopplieden èn kon-
ftenaars invericheidewerkeri, eh ook als
groote zeehelden Ipreekt 5 maar voorna-
melyk uit Gods woord, Jef. 23: 2. daar
Tyrus met nadruk Sidons dochter genaamt
en dus later in tyd geftelt word. J o f 11:8.
komt het ons ook als het groote Sidon
voor, zonderdatmen ten dien tyde byna
nog iets van Tyrus leelt : want ’tgeen
00s J o f ip: ip, 2f- mitsgaders 2 Sam. 24:
7. voorkomt, dat moet men niet als een
verhaal van zacken in Joiüa’s tyd (in welken
Tyrus ’er nog niet Was) maar van dien
tyd opnemen en verftaan, in welken die
ISchryver , die daar van als van een be-
muurde ftadt ipreekt, leefde j waar mede
men Bzech. 26: 4. kan vergelyken. Be-
halven dat ook Strabo. lib. xvi. Sidon iil
rang voor Tyrus ftelt, en de Sidoniers als
vinders van de Starre- en Rekenkunde
roémt.
Daar zyn’er die meinen dat Sidon, door
den koniqg van Afcalon verovert zynde,
toen wel van hun is verlaten, maar
dat zy daar op ontrent veertig jaren voor
Troje ’s veroveririg , 6 f 240 ‘jareri voor
den Tempèlboùw , ò f wél in ’tmidden
van den regeertyd der Richteren, Tyrus
gebouwt hebben.
Dat deze Sidoniers van ouds her koop- Waar '
handei in koper dreven , blykt ons by door de
verfcheide béwyZerì. Deài. 33: i f . Wert
van Afer vòorzegt, dat hy over yzer eri beroemt
koper treden zou. ^ waren.
' Deze ftam van Afer nu lag niet alleeri
naaft aan Sidon \ maar Sidon zelf behoorde
eigentlyk mede onder het deel van dien
ftam, fchoòn zy dit noit bezeten, en de
inwoonders ( gelyk wy Judic. 1: 31. zien )
noit verdreven hebben.
Homerus roemt de Sidoniers ook wegens
dezenhunnenhandei in koper^wantEu-
meus moeder zegt in zyn Odyjf> in ’tx v .
boek en 3P7. fst
■ ’£» fù t Zitates t«Av^«AkoV cv%outii enttt*
C i dit