
r V I N G Ö/F. R
ftraalde met een groöte heerlykheid in
dezen Koning van Tidore uit. De Maje-
fteit, gepaart met^en fchitterende glans,
die hem ten oogen uitblonk, verwekte
in een ygelyk , die hem maar aanzag,
een ontzag zo groot, dat men niet . in
ftaat bleefvan hem te können blyveh aan-
fchouwen. Hy was waarlyk, buiten dien
fchyn van Majefteit, dien hy van zieh
gaf, ook. een wakker vorft inzichzel-
ven, en met welken zeer wel voor een,
die hem, wel kende, te handelen was.
}U B t S C I I R \
Hy hield ook niet opmetin’tjaari<S9p '
iifcDecember te klaget* over die van Am*.
boina en Banda, zeggende dat die borgers,
ayn Negotie in de Papoefche eilanden
bedorven , ¡eil zyn onderdancn.daar ge-
weld aandede^, weshalven haar Edelheden
de Fifcaals aldaar belaftten, ditnaau-
kernig te onderzocken, en te beletten;
Deze Koning, die men w il, dat een
Spaanfch afzetfel was (gelyk datin'zyn
ganfche levens-wyze ook doörftak)- had
nog twee broedere, den eenen Goranja
{die oüder dan b y ,) en eenen anderen
,Gar$ea genaamt , die jonger was, en
ook nu nög Koning is.
Hy heeft zeer lang geregeerts dogin
*t midden van zyn regeering omtrent
?t jaar 167? o f 1674 is - hy door de af-
fchtiwclykfte ziekte van Indien, de La-
zery genaamt’, aangetaft, ömwelke men
1 Verfen hem “ eenige. jaaren niet alleen niet heeft
zaaken, mogenzien; maar hy is ook genoodzaakt
met de- geweeft zyn ryk eenige jaaren voor zyn
zen vorft aan Zyn jougften zoon, Kaitfjili
~vdlen!ca 'Ceram y over te geven. Hy ftierfom-
zyadoot. trent het midden van ’t jaar 1707 in Julius
o f Auguftusj en indien hy ’t befticr tot
J S I tyd toe zelf had können waarnemen,
hy net een halve eeuw geregeert
hebben. f '
Zyn oudftezoon zou zekerlyk gevolgt
zyn -, zo h y , by den Temataanfchen
opftand, met Koning Amfterdam nietge-
vlucht was, en zieh daar door by "Zyn
Vader, de Grooten, en voor al by de
E. Maatfchappy, Hinkende gemaakt had,
waaröm dan ook zyn jonger broeder hem
voorby geftapt, en op den throon zynes
I 'vaders gevolgt is.
- De gemeene naam, waar by dezePrins
meeft bekend was, is geweeft Kaitfjili \
Ceram (dat.den Erf-Prins Ceram betee-
kent) dog na zyne verheffing heeft hy
Kaytijili j den riaam van Hhamza Faharoddien ( dien
ofHham- gemeenelyk voerde)- aangenomen,
za Faha- 'hoewel hy in hunneMoörfche fchriftenoök
roddien, wel Abul FalalelMantfoeri genoemt wiert.
zyn na- j-jy was, na gifling, twee o f drie en
volger. ¿ ertig j aaren oud, toen hy aan de kroon
-quam, en vertöonde iet ontzaglyks, en
defeigs in zyn wezen en poftuur, dat
alles groots van hem bcloofde. Hy had
groote Spaanfche knevels, was wel een
half hoofd langer als een gemeen man,
en omtrent twee honderd en vyftig pon-
den zwaar, hoewel van een zeer goede
gematigtheid, en van zulken • buiten-
gemeene kragt en fterkte, dat hy den
landvoogdRoofelaar r een man ruim twee
honderd ponden zwaar , als niet met allen
f zo my dien Heer zelf bericht heeft)
Zyn gewoone dracht was eeir gekleurt Zyn
Hollands lakens-kleed met goude knoo-=d»agt,
pen, waar over hy gemeenelyk een groo-? §§§; *
ten gouden keten-, !met een penning; ’er
aan, droeg. Ook had hy een goude fjerp
om ’t ly f j waar in zyn Cris, met een
goud geyeft, met een goude fchede ge-
cierd, ftak. Hy droeg ook kouflen en
ichoenen, even eens als een Holländer ,
dog een Tulband op zyn hoofd. -
van den grond oplichtte.
Alles wat een vorftelyke geftalte, en
cenKoninklyke deftigheid opmaken kon, I
Voor een Indiaanfch vorft had hy zeer
veel verftand, en zo ’er aan hem-nog iets
mögt ontbröken hebben, dat wift Zyn
groote ftaatsrdienaar Naja Taroena (die
anders Hatili, dat iái^ de Orateur, p f
ichryver genaamt word) döorzyn fchran-
der brein zeer wei te vervullen, -
Deze had ook 't Hollands van den Heer
Kloek, Kapitein in Ternate, zo volmaakt
geleert, dat hy.-t- nevens een Holländer
ichryven en verftaan kon 5 dog dit was
( mynes oordecls) een grove misflag, die
tegen de maát-regels van een eoedefftaat-
kunde aanliep, aangezien hy daar door in Groote
ftaat geraakt was, om Zyn Koning zeer kennis
grooten dienft tot nadéel, der E. Maat-van Naja*
Ichappy te d o e n , .en oin meer za ak en , Taroena,
dan w y geraden vonden, o f ons dienftig j j “ c
oordeelden ,uit en door zieh zclven gron- dienaar.
dig te weten, waarom hy van dezen Ko,-. , ¿
ning ook in alle voorname Commiffien
gebruikt is, en hem tot'het doorgronden
van veel zaaken-,waarTnä hy vorfchte,
gebracht heeft, die hy anders noit gewe-
ten zou hebben.
Deze Heer quam in Auguftüs in ’t jaar
170p, als gezant dezes Konings op Kef-
fing, en ontboodt alle, de Orangkaja ’s
be-Noorden en be-Zuiden Keffing , op
Ceram , volgens ordre haarer Edelhéden
op Batavia onder den Koning van Tidore
behoorende (te weten, van Keffing af,
tot Waroe, en van Keffing weder naar
den anderen kant tot Hätoemeten toe)
by zieh j en boodt aan den Sengadji , o f
hertog, van Tobo eeii vergulden ftoel,
om hem daar mede naar! Keffing te doen
voeren , dog vermits deze die büiten-
gewoone eere van de hand wees, zo
bleef die ftoel agterj maar hyvcrfcheen
daar egter op zyn tyd met een gevolg
van vier honderd wakkere mannen, .
Den
2,ynon-
•wettige
kom.ft’
tot 4C
krbbn.
Doör
wiens
toedoen
deze
Hhamza
Faharoddien
Koning,
en
hoe; hy
van haar
Edelheden
be-
fchonken
Vrierd.
M O L U G C O S;
Den Koning van Kelibqn , den mag-
tigften aan dien kant van Ceram, Help
hy 1 door ’t flingeren van een vergiftig-
den neufdoek in zyn aangezicht, zo als
hy op Keffing pas by hem quam, uit de
wcreld, waarlchynelyk. om dat hy niet
gezwind en vaardig genoeg op zyn bevel
daar gekomen wasv
/¿rWat verder nu deverheffing van Hwm-
za Faharoddien tot de krpon vanTidorebe-
> treft., hy quam daar toe , niet alleen vlaktegen
de oude Molukie rechten, en ryx-
gewoonten,maar te gelyk ook vlak tegen de
plegtelyke beloften, die Koning Saifoßdien
dien aangaande by zyn eigen verheffing
tot de kroon gedaan nad, als mede tegen
het. vonnis, dat door hem, by .de hul-
diging van Kaitfjili Sibori tot Koning van
Ternate, geveld was« Een belofteenvonnis,
die hem beide wel zper levendig en
fmadig door den Temataanfchen Koning
folucco in ’t aangezicht gewreven zyn,
behalven dat hy ook zynen wettigen op-
volger en vervanger, die hem moeft voor-
gegaan hebben (alzo hy Saifoddiens ouder
broeder was) dikwils heeft zoeken te
dooden} die, om dit te ontgaan, dan zyn
toevlugt. tqt den Koning van Ternate, tic-
men moeft j ook had .hy hem .de kroon
doen afzweeren.
S Het is zeker, dat hy het om geen andere
reden, wierd, dan om dat de land-
voqgd in, dien tyd , en de raad', haar
Edelheden heeft doen begrypen , dat hy
yopr haar belang b.eft,daar toe djende, en
dierhalven had hy zyn kroon geen anderen,
dan den die ook wonderlyk
w el by. hem; ftond, en hem mede zeer
hoog agtte) te danken , daar hem de
Hopge regeering , nevens haare „goed-
keuring van zyne verheffing tot de kroon
(alzoo, zy eigentlyk . alle deze Mplukze
Köningen maakt) een gouden keten, met
een penning ’er aan ( waar dp het wapen
der Maatfchappye, zynde een fchip zeer
konftig gefneden ftaat) naar gifling on-
trent duizend ryxdaalders weerdig , ne-
,vens. een fraaije ,Rptang ,van Schild-pad,
met een gouden knop, ten gefchenk heeft
toegezonden; . _
% Hy kön nu en dan by .den Heer Rooje?
laar wel een maand.lang zyn vermaak ne-
jtnenj behalven dat hy., ten teeken van
zyne hooge agting, dien Heer landvoogd
ook al vry verre ter zeeuitgelei gedaan
heeft y ’t geen anders noöit de gewoonte
.van deze Köningen was. Ik moet hier
egter met een woord byvoegenj. dat my
■die al te groote vriendiehap tuflehen den
Temataanfchen landvoogd, eneenMö-
■ Jukfert Koning, en voor al met die twee
eerften in rang, altyd zeer verdagt, en
naar allen fchyn me.t het belang der Maatfchappye
niet al tc wel overeerikomende,
I. D e e l .
! I 3
geweeft is > om dat ik vaft ftel, dat die Al té
aan wederzyden eenige voorname gron- groote
den en inzigten gehad heeft, die meer o p (jc^
ieders byzonder voordeel, dan wel op ’t iand-
belang der E. Maatfchappy, zagen j en voogden
hoewei het aan haar Edelheden ftaat,
dit te können beletten, zp is ’t egter z-e" nadeelig
ker, dat een landvoogd dit werk altyd Voor de
wel een goede kouleur by haar Edelheden
(die den grdnd hier ván onmogelyk zo
wel, als hy,,en zyn raad, können ftik-
ken, en het oók veel daär op moeten laten
afgaanj weet te geven 5 en hoewel
’er onder de Räads-perfoonen wel altyd
eenige,zyn, die de hooge regeringe hier
vaneen ander, en netter berigt zouden
können geven , zo durven zy dat zelden
doen, pm dat zy (zelfs tot de grootften
toe ) te veel van den landvoogd. afhan-
gen; die hun dit daar na zeer gemaklce-
fyk, tot hun voíkomen verderf, in de
oogen zou doen druipen behalven ,dat
hy ook de magt heeft, om hen alle be-
wyzen, daar toe dienende , te pnthou^
dénj en zélf de befluiten (zo de nood
het vereiiehte , en voor al, zo hy mét
zyn Tweeden, en den Kapitein een lyn
trektj gelyk zy meeft, om in alles vaft
te gaan, zoeken te doen) te doen verán--
deren, ten yvare de geheim-fchryvcr zö
eeriyk wezen wilde, dat hy ook zyn
ganfeh welwezen alleen daar aan op wilde
offeren, dat hem egte/weinig zou
können helpen > . het aÜerflegfte in zulle
een geval,’t zy yöbr een lidva'nden raad,
en nog meer voor -een ander byzonder'
zynde ,/dat geen geheim-fchiyyer (die
ook als Notar is is) hetm.zyn gedagten
I zoü durvertnemen ,om eenig lnftrument,
buiten kennis van den landvoogd, en by
gevolg äitoos tegen hem zeit n ie t, te
maleen,'waar door ook niemand,. al be- grobt¿
ging een landvoogd nog zo veel buiten-; macht
fporigheden, eenige getuigenis tegen hem van eeil
zou durven geven ,en , zo hy;dat äl d o en™ 'd
dorft, metter daad zou. können uitvpe- over alié
ren, om dat geen geheim-fchryver het bedien-
zqu durven ichryven. , , den*
Dit.is.egter (mynes bedurftem) een
grove'misflag in de regering van zulk een
kndvoogdy, die zekerlyk pryflelyker,.en
in veel opzichten beter wezen zou, Indien
alle de ledén van den raad, en ook
de geheini-fchry ver zelf, in het allerminft
niet van dpn . landvoogd afhingen, alzo
die het dan niet in zyn gedagten zóu dur-¿
ven nemen, zo veel buitenfporigheden,
fehraperyen, en üitmergelingen van den
inlander (om van flinkze ftreken en vöpr-
wendingen ontrent zaaken,, het erlang
der É. Maatfchappy betreffende^ niet te
fprekenj zonder fchroom te bedryven;
’t geeñ daar by af te nemen, is,, dat ik ’er
¿elend heb, die in vier o f vy f jäareri
16 P Vaö