
Wy’hier na'breeder toonen zullen) deOu-
deh die naamen, van Indien en Indianen
& vry ruim nu en dan genomen, en die
ook aan landeff gegeven hebben , die al
vry verre daar van daan lagen.
Dat alleen is zeker , en by de Ouden
bekend, dat Joktan , en zyne naZaten,
zig in het gelukkig Arabien wyd en zyd
hebben ter neder gezet, ’t geen duidelyk
te zien is uit de voetftappen van de naamen
zyner zooneq, die men onder ver-
fcheide Volkeren- in die landftreek in oude
tyden ontdekt-heeft. Immerswy vinden
deze byBochart in zyn Phaleg Hb. II. cap,
i f. niet duifter: Eltnodad, ’EMt^on, 'h
Shalaph) , Xtc»i<p«), Zex>',ß<01 • Hatzarmavetb,
Jarach, -¿f“
doram 9 '0u$ß& Uzal o f
Auxal, ‘Avfaixict) Tn|a; > Diklah, Ai-
*eä*i7«; Herodootj ®Zm' Ptolom: Abimael
*Aßef tuu *ificcialSheba ,' St»>j3e<; "Saßeci' 0~
j>bir9‘,Q<p«z»( jr«T. ‘atpc^lrxi' JPlinius.. Jobab,
‘i a««, f* in de plaats van een ß> en
toßa&K* . war. .
Nog nad e r b l y k t d i t , vermits men in
Arabien ook n u n o g overblyfzelen van den
zelven naam Joktan, o f ten minften van
Jektan, vind in een landftreek van Mecca j
in de ftadt die Baifath - jektan genaamt
W ord .
Al die Arabiers, gelyk ook de daar on-
trent gelegene volken, houden Joktair voor
hunnen vader, en ook voor den uitvinder
van hun taal, hem in die taal ook wel
Cabtan noemende 3 van welke Cahtan ook
de Cahtaniten, in ’t gelukkig Arabien zeer
bekent, gefproten zyn , even gelvk de
Amaniten enHomeriten (mede zeerbekende
Volkeren aldaar) van 'Jektan zelf, dat men
omftandiger' by Gabriel Sionita cap. de
Oriente, en by Euthymius in Mabometicis
zien kan.
Havilah ' Öus vinden wy dan, dat’er twee Ha-
zeer on- vilahs o f Mannen geweeft zyn , die ider
eigendylc een byzonder land, verre van den ande-
eenaamt r9ß gelegen, bevolkt, en beide die lan-
‘ den , ider na zig zelve, Havilah genoemt
hebben 3 van wellte beide landen nogtans
maar een, enwel heteerfte, hoewelzeer
oneigentlyk, van de Ouden voor Indien',
daar het nog verre af lag , gehouden is.
Even Zoo wiften de Ouden ook van
Ophir en van Tharfis, als Indiiche Ge-
' weiten, te fpreken, hunnen toevlugt in
dezen 0.0k zelf tot de Heilige Bladen ne-
mende y doggelyk’er verfcheide Havilahs
zoo wel perfoonen als landen , van die
naam geweeft zyn, alzoo zullen wy be-
vinden, dat’er ook meer dan een Ophir
geweeft is'3 weshalven wy dit wat nader
uit de grond zullen ophalen.
Navor- Ophir (in ’t Hebreeüwich nwKS dfcbey
fchmg een verteering tot afch, en een vrugtve-
van | ving beteekeneride ) komt ons allereerft
Ophir yoor, als de naam vanjoktans zoon, en
als de broeder van dien Havilah,van welken
Gen. 10: 29. in dezer vqegen gefproken
word : En Ophir, en Havilah en Jobab.
Dit is dan wel de broeder van Havilah,
maar een geheel andere, als de zoon van
Chus, van welken wy Gen: 10: 7. lezen.
Gelyk nu de Ouden in de eerfte tyden
van ’swereldsbevolking, die landen, die
zy eerft in bezit nainen , na zig zelven
noemden, alzoo moetenwywel aanmer-
ken, dätwy inGodsWoörd ookvaneen-
tweederlei Ophir, beide goudryk, en beide
na dezen Man,, Ophir genaan^,--lezen.
Voor eerft lezen wy van een Ophir, in
’t gelukkig Arabien, door Ophir, Joktans
zoon, bevolkt, en;na hem zoo genaamt;
Dit lag niet verre van dat Havilah, be-
yorens by ons, als in Arabien mede legfende,
befchreven, even gelyk dat gantich
uisgezin van broeders zig daar nederge-
flagen had. Het lag niet verre van Saba
en Havilah , ontrent een land en yolk,
by Pfolomeus als Caflanites , by Dtödoor
met de naam van Gaiändes, en by Aga-
tbarcides met die van Caiandres, bekentL
Eien naam afkomftig van ’t Chaldeeuwföh
woord pn chafan,[chatten verbergenden pn
chözen, een fchat, gebruikende de cb voor de
g y gelyk men dat wel meer inHebreeuw?
iche woorden ontmoet.
Dat in dit Qßhir , of- ten minften Tn
’tJand Wn“zyne™bum-en , de Sabeen ,
veel goudviel, blykt klaar, 1 Reg. 10:2.
alwaar de koninginvanScheba, o f Saba,
uit het Zuiden, dat is, ’tgeluklcig Arabien
,, met veel gefchenken (volgens de
wyze der Oofterfingep) en onder andere
metgoud by Salomo qnam. Men zietdit
ook P ß 72: t y. Jef. 60:6. en Ezecb. 27:22.
ALlius Gallus by Plinius rotmx. hun mede
als zeer goudrykeVolkeren, enichoon
men by de Ouden van geen goudmyneh
der Sabeen leeft , is het egter zoo Strabo
zegt zeker, dat zy veel goudhadden, en
het isgenoeg, indien dat maarby deCas-
läniten, hunne nabuuren , die o f onder
de Sabeen ftonden , o f met hen handel
dreven, en näby hen woönden, geweeft
z y j gelykhet Agatharcides^ Diodoor en
'Ptolomeus, getuigen, en ,zelf in zoo verr
re , dat de Inwööhden eeh pönd goud
tegen een pona yzer verruilden.
Dit nu is dat Ophir, waar van J '
22: f s 24. zegt: Dan zult gy 'tg
’tfio f leggen , en V goud van Ophir by den
rotsfleen der beeken. En cap. 28: 16. Zy
( te weten Gods Wysheid) kan niet gefchat
vierden tegen fyn goitd van Ophir.
Ook heeft David het goud (waar van
1 Chron. 24: 4. geiproken word ) dat hy
tot den huize Gods gaf (drie duizend ta-
lenten gouds, van het goud van Ophir) al
mede van dit, en niet van het ander goudryk
, Ophir, zeer verre van dit afgelegen ,
gehaalt.
De
ook de
Naam
van twee
byzonder
Mannen.
En ook
■an twee
'Landen.
lukkig
Arabien
gelegen.
Eli ’ tzel-
v e, waar
van Job
Ipreekt.
Het ander,
in
Ooft-
indien.
'De redenen die wy hebben, omdityaft
te ftellen, zyn deze: voor eerft, omdat
Het Ooftindifch Ophir, in die tyd, dat
Job, Mofcs tydgenoot, leefde , en zelf
nog in Davids tya, niet fchynt bekent geweeft
te zyns want zoo David dit Ophir
gekent haa, zekerlyk zou Gods Geeft zoo
wel in Davids tyd ., als in die van Salomo ,
iets daar van, waar by het te onderichei-
den was van hetÄrabilche, gemelt, en,
gelyk hy van Salomo doet,, ’er met een
woord wel by gevoegt hebben , dat de
knegten vän Hiram, koning van Tyrus,
fcyn groote vriend , met Davids knegten
derwaarts gevaren waren, o f het eene of
'¿’ändere van de Indiiche zeldzaamheden,
door Salomons knegten mede gebragt,
mede te rüg gevoert hadden, van al het
welkeVymeteen letter lezen 3 maar vinden
2 Chron. 2: 5. wel aangeteekent, dat
Hiram aan David Cederen , om voor hem
een hüis des Heeren te itouwen , gezonden
heißt. Daarwerd ook wel f s 13, 14. en
cap. 4: 16. gemeldt, dat koning Hiram
heift eenen Hiram Abi, eenen konftigen
werker in goud , en andere bergwerken,
tezonden heeft 3 maar van dat Ophir,
at zyn knegten aan de knegten Salomons
wezen, werd niets, dat daar na gelykt,
geiproken.
Ten anderen, zoo en leeft men niet, dat
Davids knegten to| het halen van dit Ophi-
Titilchgoua, zoo veeljaaren, als Salomons
knegten uit geweeft zyn , waar van Ook
weHeta door Gods Geeft toenal, enniet
eerft in Salomons tyd , zou aangeteekent
geweeft zyn, waarom wy dan vaft Hellen,
dat het veel nader,,by Judea, dan
’t andere, moet gelegen hebben'. Behal-
ven dat David dit goud ook wel van Tharfis
( ’tgeen wy toonen zullen , dat met
Ophir wel voor een en ’tzelve genomen
word)iofvanTarteflusin Spaanjen , door
de^vaart der Tyriers daar op , gekregen
kan hebben.
Maar behalven dit Arabifbh, “Zöo was
’er nog een ander goudryk Ophir, dog
Yiy verder van daar gelegen 3 Ophir, door
de Tyriers al lang bevorens in der ftilte,
zoo het fchynt bevaren , en een en de zelve
naam met mt Ophir, na een enden zelven
Man , dragende, volgens een gewoonte,
die deHebreen, Tyners, en andere volken
, wel meer hadden, van een en de zelve
naam aan meerfteden te geven, dat men
niet alleen klaaf aan ’toud^en nieuwTy-
rus ziet, ’tgeen zoodigt byden anderen
gelegen, en (zoo verfcheide Geleerden ftel-
fen) op een en de zelve tyd (als Salmanas-
fär nieuw Tyrus, dat op een eiland lag,
belegerde) nog in wezen geweeft heeit,
maar men ziet net ook am een ander T y rus
, in ’t roöde meir. gelegen hebbende,
van ’t welke Strabo en Ptolomeus melden.
~ Eer wy nu voortgaan, om te toonen,
waar dit Ooftindifch Ophir geweeft, of
te vinden z y , möeten wy hier eerft nog
iets van Tharfis, alzoo aaar van in Gods
Woord zeer dikwils gefproken word, en
het veel betrekking tot dit Ophir heeft,
aanmerken.
Tharfis is een naam, die dan eens aan Navor«
zekere mannen, dan eens aan een ftadt of^^S
land , en ook zomtyds aan aen oceaan, mea
in Gods Woord, gegeven word. Tharfis
Tharfis houden zommigen alleen maarverftaaa
voor den grooten oceaan. Dat het over al™061,
zoo niet, en in verfcheide paffägien der
H. Schrift niet anders dan voor een zekere
plaats o f land, zoo genaamt, genomen
kan werden, Zien wy klaar 1 Chron. 9 :21.
daar gezegt werd , dat ’s konings fchepen
voeren naar ßharfis, met de knegten Hirams :
en eens indrie jaarenquamen zy van Tharfis
in. Hier te willen aroomen, dat dit zou
te kennen geven, dat zy na zee voeren,
en uit zee quamen, is te dwaas, om ’er
af te ipreken, want uit de bloote verge-
lyking van ’tp dc f s met dit 21. Zai met
alleen klaar blyken, dat zy na een Zeker
land, maar ook na wat voor een land zy
gevaren hebben.
Jon. 1: 3. werd ook *t woord nftwin
uharfis al met een n agter aan gefchrevert ,
ten bewyze, dat het een zekere plaats uit-,
drukt, en dat Jonas na die plaats Vöer, ge-
lyk dat gantich verhaal dit ook beveftigt«
Pfal. 72. Jeze ik van de koningenvan Thar-
fis. Köningen nu worden ooit naar een
zee, maar aftyd naar hun ryk , genaamt«
Nu blykt dus verre wel, dat Tharfis
een Zeker land beteekenfen moet, maar
van meer belang zal ’tzyn [ te mogea
Weten waar dit land te vinden Zy,
Zommige hebben hier doof de ftadt Waar
ThariuSjin Cilicien,Paulüs geboorteplaats, ’t land
door Tharfis , Javans zoon gebouwt. Tharfis
verftaan. . ^gnaamti
Anderemeenden, dat Tunis o f Kartha- ag’
g o , als niet verre van Joppe gelegen, dit
Tharfis van Jonas geweeft zy 3 maar ver-
mitsdit niet wel over een te brengenwas
met de reize van Salomons knegten, die
op hare togt na Tharfis dtie iaareh uit-»
bleven, zoö hebben andere Tnarfis voor
Ooitindien, o f voor een en het zelve met
p pw r , gehouden.
Het is zeker, dat, gelyk’er een twee* Gelyk
derlei Ophir, dat’er ook alzoo een twee- een twee-
derlei xharfis der Ouden was.
Voor eerft was ’er een Tharfis, waar was’er °°
na toeJonas, dePropheet^W. 1. dagt teook een
varen, enyan het welke ook wel by an- tweeder*
derePropheten, dis Jef. zy, 1, 6, 10 ,14 .^ Ttiar'-
Jer. jo: p, en Ezech. 27;. |2, Z f. gefproken
word. Een Thaifis , Waar na toe
men gemakkeiyk en in körten tyd van
Joppe komen kon, en waar na toe men
niet uit de ropde zee vaaren kon.
W y houden dit Thärfis voor een en
’t zelve