
M O L U n K 'S E
iG;3-
3 0 6
Men voegde hier 00k by een Soen-?
fchrift, waar by de laatft-overgekomene.
Muiters van Gilolo (die nog zeer voor!
Sun leven bekommert waren , en zieh
aan den Hhoekom Laulata en Gigogo.
konden fpiegelen) volkomen vergiffenis
toegezegt, en hun afval vergeven wierd.
De Koning van Tidore, na onze ge-
dagten den oorlog eerft Mandarsjab aan-
gedaan, en hem, in ’c onderfteunen allezins
' Soen- -i
Tchrljftjg
ten voor-
deelevdcr
Gilolofche
Muters.
Reden
van den
Tido-
reefchen
oorlog.
t)e if-
keuring
VanMan-r
darsjah 's
liuwelyk
raet een
dogter
van
Nidore. !
van zyn wederipannige onderdaanen
eerft zeer gevoelig beledigt hebbende,
,gaf nogtans voor, van den Koning van
Ternate eerft beledigt, en daar door ge-
üoodzaakt geweeft te zyn, hem als zynen
vyand te handelen-} maar dat hy geneigt
was met de E. Maatfchappy , vermits
hem . die niets misdaan had, in vriend-
fchap te blyven.
De wäre reden van ’t misnoegen de-
zes Konings tegen Koning Mandarsjab
(fchoon hy andere voorwendde) is geweeft:
de verborgene Ipyt, over dat hem
die vorft met zyn dogter, waar mede hy
al verlooft was 5 op den raad van de Heer
de Flamingo zitten het. Die Heer,. niet
goedkeurende gl te naauwen verwand-
Jbhap tuflchen twee voor de E. Maatfchappy
zo gevaärlyke vorften , had,
volgens de oude, en nog hedensdaags
gebruikelyke gronden omtrent die twee
Köningen , dit huwelykrden Koning
Mandarsjab zeer wyflelyk afgeraden,
zonder hem de wäre reden (teweten,
de laft der Heeren in ’t vaderland, van
oorlog met Tidore op een goederi grpnd
te zoeken, en tuflchen die twee altyd
verwydering te Houden) te kennen te
geven j hoewel het voomaamft-beoogde
hier by te gelyk oolc was , by oorlog
eens meefter van Tidore, en zo metter
.tyd by een zeker gevolg 00k yan al de
Nagelen, daar vallende, te worden.
' Een oorlog, diefchoon afgckondigt,
om verfcheide redenen vooreerft nogzulk
een vaart niet liep, en zo wat dralende,
om ’t Ambonfch werk we£r voortgang
te geven, gehoudcn wierd, in hope,
dat men onaertuflchen van Batavia meer
ontzet krygen , o f van den Macaflaar
ontflagen raken zoude.
De Heer de Fläming w ill, in wat ftaat
de zaaken nu in Amboina waren, dat
Madjira daar met Zyn drie Coracora ’s ,
en negen Tsjampans (hoewel anderen
willen , dat het maar zo veel Prasoiwcn,
o f eenige Mahocli’s , geweeft zyn) eerft
op Kelang, en daar na op Manipa,
gekomen, en buiten dien voor meerder
byftandt van Macaflar in groote vreeZe
was, al het welke, ryp överwogen Zyn-
d e , hem den ziften Augufty uit Ternate
na Arpboina deed vertrekken, al-
waar hy, na twintig dagen zukkelens,
uit ’t ichip in ’t roei - Jagt Sumatra
overgegaan, en den ioden September
voor Aflahoedi, tot blydfchap van de
onzen , aanquam, en met het bulderend
feföhut, ten föhrik des vyands, verwel-
omt wierdt.
• Voor zyn vertrek uit de MölücCös had
hy riog twee zaaken^ van zeer veel ge-
wigt voor de Ei Maätfchappy, afgedaan.
Eerftelyk, was hy met den Koning van
Batsjan, voor een geringe erkentenis
jaarlyks, verdragen en overeen gekomen,
om al de Nagelen öp zyne landen uit
te roejen, zonder die oit weer te mögen
aanplanten. Ten anderen, had hy die
alle op ’t erland Motir, mits den inlarider
daar eens een gefchenk voor gevende,
zieh zelven 00k eigen gemaakt, en dus
de E. Maatfchappy niet alleen van veel
vreeze, maar nog grooter laft , voor altyd
bevryd.
Vlaming
vertrekt
weér
na Au -
boina.
Roeit al
de Nage*
len op
Batsjan,
en Motir,
uit.
D E R DE - H O Ö F D S T U K .
DE Vlaming vertrekt na Batavia. Geeft laß, om op. de Tidoreezen te roöven♦
Zyn komft op Batavia. Cos gaat na de Papoefche eilanden. Zyn vrugtelodze
verrichting aldaar. Hoewel nog ergens goed voor. ' Frugtelooze roof-tocht der Papoea ’s.
Vlaming vertrekt van Batavia. Zend op quade tyding na Macaflar, en Boeton, vier
jagten. Buis polfi Macaflar vrugteloos. Vlaming komt op Boeton, en neemt eenige
Boetonders mede. Vertrekt na Amboina. Dapperheit van twee mannen in eene
Tinggang. Vlaming in Amboina gekomen^ in V jaar i6f4. Zend Roos na de Xoela’s.
JDe Kaftiliaanfche Landvoogd zet den Koning van Tidore gevangen. Maar om ons te
bedriegen. De Vlaming maakt vrede met de Kaftiliaan, enmet Tidore. De Muiter,
Saidi, komt web in Amboina. Ook Koning Mandarsiah, met eenige Molukfchc
vorften. Aali ’s trouwe daad. Vertrek van de Molukze Köningen, en van de Vlaming,
na Boeton. Daar zy. eenige Moordenaars opeijfchen. Vlaming vertrekt na
Macaflar. Zend eenige Boegineezen web na hunne Köningen. De doodvdn Prins
Patingaloan. Roos gaat Bima bezetten. Vlaming ’s komfi op Batavia. Vertrek na
Boeton. Bezending van D. Brouwerius na Macaflar. Boeton van twee fterkten
voorzien.
t a À k E N. j ò y
voprkién. A all afgezet. Moejelykheden, door Mandarsjah’r losbeit. Rdòs vemielt
Còmboewaha. Aàli ’s dood. Zyn-quade, en goedé\ hoedantgheden. D. Brotiweriùs
komt owverrìcbter zake by de Vlaming. Die van Boeton vertrekt. En Roos ontmoet.
In V jaar itSyy. Die met Kòning Martdarsjah Tibore veroveri. De Vlaming belaft
Roos i Boetón’s engte te bezetten. Hy zelf komt op Tamboeko. Dat zich aan
Mandarsjah onderwerpt. Vlaming’f< v'erdere verrigtingen. Mandarsjah na Amboina
óntboden. Nieuwe afval van Calamatta. Oorfprong des zelfs. De Koning is, by zyn
komft op Boero, in grott gevaar. Calamatta 's ongedalt beboudt den Koning. Diè
aan de vefting Vi&oria komt, en tyding van Calamarta ’s toeleg krygt. De Ternataa-
nen begéeren hem niet langer tot Koriing. De Vlaming doet Calamatta den vrede
aanbieden, en e en vefting opwerp'en, om de vyanden te bezetten. Mandarsjah zyn
Kroon aan de E. Maatfchappy verplicht. CalamattaV ftoute eifeh. Vreugde over
zynen afval. Saidi al Koning van de Cerammers. De Verrader Soegale doet in
Ternate veel quaad. Streeken, om Mandarsjah Jwart te maken. Soegale gevangen.
De Vlaming vertrekt met den Koning na Ternate $ en zyne ver dere verrichtingen:
Verfchynt daar. Mits een uitnemend voordeel der E. Maatfchappy by dezen dienft van
de Vlaming genoten. De Vlaming komt met den Koning in Ternate. En wat hy
daar verrigt. Soegale word gekrift. g Vlaming word van dòn Kaftiliaanfchen Land-*
voogd onthaalt. Dien by weér onthaalt. Vertrekt weér na Amboiria, en krygt Saidi
gevangen. Spreekt hem vry gevoelig aan. Saidi ’s al te zagte dood. legenfpoet der
Macaflaaren. De Kelangers brengen Dagga *s boofd by de Vlaming. De Vlaming
gaat naBoeton. Hoe hy bet daar vind. Gaat na Macaflar, en daagt hem te vergeeffch
uit. Keert weér na Boeton, ’t geen hem niet wil te fpraak ftaan. Zend Ròos na Solor,
en Keller na de Xoela ’s: Ver dere bedryv'en van Calamatta. Vlaming làat Oùthoorn
op Xoela Tcljabo, en vertrekt weér na Boero. Slechte vrede met Macaflar geftoten.
Calamatta weér na Boero, en met Madjira byna gevangen. De Koning van Gilolo
raakt in onze handen. Zyn dood. Simon Cos veertiende Landvoogd der MoluccoS.
Calamatta ’s bedryf op Boero. En op Xoela Bcfi. Zyn vertrek na Macaflar. Calamatta
’s flegte ftaat op Macaflar. Kimelaha Hafi met ons bevredigt. Komt met een
grooten ftoet by ons. Tico gevangen, en na Batavia gezonden. In ’t jaar 1660.
Mandarsjah op Macaflar. In 7 jaar 1661. Van Voortt, vyftiende Landvoogd der
Moluceos; De Kaftiliaanen vertrekken uit de Moluccos. In 7 jaar 1664. Hunnè
fterkten ter neder geworpen. In 7 jaar 166f . Boeton weér onder Ternate. De
vefting Tahoela aan Saifoedien gefchonken.
1633.
Öe Vlaming
vertrekt
na
H
Batavia. Oe zeer riu de Viaming obk
tragtte de Ambonfche zaaken
in ruft te brengen, en de
Macaflaaren weér van daär te
krygen , zo bevond hy metter
tydy dat hy maar opgehouden, en
hoe langer hoe meer buiten ftaat geftelt
wierd, om iet grooters tegen Tidore te
ondernemen , en.dien oorlog met meer
ernft voort te zetten. Daarbeneven zag
h y , dat zo veel werk met zo kleenen
magt niet wel te verrichten, en dierhal-
ven hoognoodig was, dat hy liever zelf
na Batavia overftapte.
Ondertuflchen gaf hy ook laft, dat dé
laftTom opper-Koopman Cor, om den Tidorecs
op de Ti-alle afbreuk te doen, met eenige Cora-
doreeien cora ’s na ¿e Papoefche eilanden gaan, en
wegens zo veel bedrevene rooveryen
op de landen van Koning Mandarsjah, en
der E. Maatfchappy, eens een nette rè-
kening vorderen zoude.
Daar op vertrok hy den ziften September
na Batavia met tweefchepen, quam
den 4den Oftober voor Boeton, daar hy
den Koning wel getrouw , maar zyn
onderzaaten, door opruying van den
Koning van Macaflar, zeqr weérfparinig,
te roo-
vcn.
en doodelyk op hem gebetet!, vond,
over dat hy Madjira, en zyn aanhang,
aigewezen, en zich aan oiize zyde ge-
houden had.j ’t geen die brave Vorft
hier na nog deerlyk heeft moeten be^
zuuren.
Hy verzogt dan, en met reden, oiri
eenige hulp, weshalven de Veldheer hem
honderd pond buskrüit van ’i; weinige,
dat hy-had, en twee krygsknegten van
zyn twaalf oppaflers, byzette, eh van daar
na Macaflar ftevende, om te zien, o f hy
den Koning, en den Prins Patingaloan
tot een goeden vrede zou können bewegen}
maar dat was voor een doof mans
deur geklopt, en in tegendeel hdorde hy
van twee Kaftiliaanfche, o f Portugeefche
Paapen, dat de Koning wel honderd
vaartuigen, yder met vyftig man voorzien,
klaar maakte, om daar mede teil
eerften zyneh aanflag op Amboina Voort
te zetten} zo dat hier voor hem niet lang
te fammclcn. viel, maar hy zyn reize na
Batavia zo fpoedig, als ’t mogelyk was,
voort moeft zetten,om dit dnweder door
alle middelen af te: keeren} hoewel hy
geloofde, dat ’er Spaanfche, en Portu*
geefche ihörkeiyen onder liepen;
Q-q i D5