
m m t m
■ H
iÜ K j M I
! * R f
¡■ ■ R E
p, B. ®’ j . : ■• ¡•ti1:1 ip!wll
■MliHfi
Hip||| :
rii®Siislli
iiüliiIiRüIf
il!m
Ü
■E
H i
M f f i
50 B i S ' C H R Y V I N G d i
En na ’t
antwoord
gju
daar over
haar oor-
dcel
gecffc
Verder
liegt ge-
drag van
dezen
Koning.
ätic.Bangkal geftorven zynde, het zyn
broeder Marcus t’eenemaal ongeoorloft
geweeft is zyn cigeu vrouw, Lorofobo, te
verftooten, en Lolanßgo , zyn broeders
weduwe, tc&trouwcn, alzo beide die dingen
in- Gods woord uitdrakkelyk verboten
werdeö^^
- Die was bet gevoelen des kerken-raads
Van Batavia over dit overipeiig bedryf
van den Koning, Marcus Ldkro, die, wel
verre van bet naderband te verbetereo,
het in rt vervolg, gelyk wy zien zullen
nog veel erger aangeftelt heeft.
Wanneer de - V aandrig, David Haak
den zjftcn September in’tjaar 168 &, naar
Taboecan vertrok, am de geichillen tut-
ichen hem, en de vermögende Heeren,
David Pandjalang, i en Thomas JVäela,
zyne Goegoegoe ’s , o f ryx-beftierders,
neder te leggen, en ben de twee reeds by
hen tegen hem opgeworpene Paggers ( o f
kleine vaftigheden met Clappus-boomen-
omheint). te doen afbreken (datrzy ten
eerften zeer gewillig deden) zö qiiam
hem den . zyften der zelve maarad, na zyn
komft aldaar, al een vry flordig geval
van zyne verlatene vrouw, de Princefle
Larolabo * de zufter van den voornoem-
den David Pandjalang, en üit haar eigen
mond, voor.:
Deze vorftin had zig by bare verichy-
ning voorDaak, al eenige woorden laten
ontvallen, die hem aanleiding gaven, om
haar Hoogheid te vragen, waarom zyn
Hoogheid , de Koning , haar gemaal ,
haar verlaten had.
Zy antwoordde, na eenige zugten hier
op , dat de Koning beiloten had , de
huis-vrouw van eenen Kapitein Robbertu
met bewilling van dien Kapitein, ^en zyn
vrouw, met of tegen haar Hoogheid ’s
zin, te verruilen, een gedoente, ’tgeen
de Goegoegoe, haar broeder, dien vorft
wel zeer ernftig, als een daäd meer de
beeilen, dan Ghriftenen, pallende, af-
geraden had} maar na welke vermaning
hy niet luifterde, ’t geen haar Hoogbeio
dan öök genoodzaakt had, om haar toe-
vlugt tot hären broeder te nernen, die,
over hare klagten geraakt, en zeer ver-
wondert zynde, den Koning gevraagt
had, o f zyn zufter, die zo wel een Ko-
nings dogter, als hy een Kofflögs zoon
was, 00k iets, hare geboorte, en zulk
een Princefle ,' onbetamelyk , bedreven
hadt, op ’t welk hy niets ten lafte vari
haar Hoogheid wetende vooirt te brehgen,
zo waren ’er , tuflehen den Koning, en
hären broeder, zeer hooge woorden hier
overgerezen, te meer, alzo dit ganfeh
werk zyn wäre oorlprong alleen uit een
groote verBittering van zyn Hoogheid
tegen dien ryx-beftierder zelf al zedert
een geruimen tyd te voren genomen had.
By dit zyn godlooos bedryf, :,fc geen
Van Zeer veei opfchuddingaldaar geweeft,
en zelf oök tot öp Batavia als een kerke-
lylce zaak (waar van wy elders breeder
fprekem zullen) -gebragt is , was het,
zo David Pandjalang^ en deze Friflces,
hem klaagden, nog niet gebleveh j maar
b y had, deze vrouw van Kapitein -Rob~
bertus, • volgens zyn weüuftigen aart haar
ten eerften al weder moede zynde, 60k
om hals gebragt j een zaak, waar over
hy 00k eenigert tyd op Teriiate vaffi ge-
zeten heeft, hoewet hy emdelyk, byge-
brek van genoegzaam klaarbewys j daar
uit weder ontflagen was.
Na - dit vüil ftuk nu had hy de Princes
Lorolabo weder als zyn gemaJtin aangeno-
men 3 dog de zelve 00k zeer qualyk gehandelt
, om dat zy groote woorden over
een dubbeld nieuw överfpe! van den Kow
u en daar na weder met
zyn eigen broeders vrouw, de Prihces
Lolonfego begaan , gemaakt had 3 vwelk
laatfte zo verre gegaan was, dat hy de
laatftgemelde Prinees (ichbonzy nog t\^ee
kmderen by zyn ‘bröeder in het leveh
had) to t zyne gemälfö reeds aamgenb-
men had, en haar Hot^heid riu ten tweci
demaal verftooten, Jt geen dan haar genoodzaakt
had, verder hare toevlugt tot
den Koning van Gandähar, baren vader,
tenemen, alzo de^ Koning Lalero baren
broeder, en alle def zynen (zonder haar
Hoogheid eenigzins hier in te verlehbo-
nen) maar zogt ' ffe bederven 3 - wäarbm
00k haar broeder (voorhamelyk öp aanra-
ding van den Seiigadji van Bowan, en
meer anderen, onder verlcheiden- vallche
voorwendingen,. zo hen den Prins Paca-
rilla zeide) met Zytt; vföuw , kihiferen,
en alle de z y n e n e e / ll in ’t bofth, eri
daar na tot den Koning van Caridahär*
zynen en hären vader, nietzönderbittere
traanen, en uit groote vreeze voor zyn
löven, gevlugt was.'
Een geval j ’t-geen häderh^rid," enaog
lang daär na, g ro o te^ ^ j’elykheifön ge?
geven heeft, en alleen genöeg is, om ons
den weUuftigen aart' van dezen vorft te
leeren kennen. Eri wät. die elendige Ko*
ningiö betreft, wy zullen haar, eer Wy
Väri dit eiland afleheideri^nög vry elendig
ger aan haar einde zieri geräken.
Behalven Taboecari ftaat ookMatane, Wat M -
nevens zes dorpen op het Talauts eiland den, bui-
Lirong, v y f der zelver op het eiland
Karkelang, en het grootfte deei Van het -nogon-’
dorp Noenoefa , op het Talauts'eiland der hem
NoeiTa, (gelyk r§eds aangemerkt is) on- ftaan;
der hem.
Hy heeft 00k lang met den Koning van
Canaahar, over’t vergiftigen der Taboe? '
canze wateren gefchil gehad, ’t geenhy;
I f® }
I H i
ü i f l
1.1
M O L Ü C C O S » jt
Vvngc- eri de Koriing van Sjauw, hem fterk te
fcnillen läft -leiden •, zeggende dat daar af veel
met den menfchen op Taboekan, en op ’t eiland
Koncfn- Sjauw, geftorven waren ) om ’t welk
dahar hem nader waar te maken, zy zeiden een
wegen* kiftje in ’t water gevonden te hebben,
eenige waar in verfcheide gekromde fpellen, en
Twat? krom ltoper-draad, nevens veel fteentjens
mn op en beentjes, gtvonden waren, op welke
Taboe- klare bewyzen zy beiden deri Konirig van
fa”cn?P Candahar den oorlog gedreigt, en hem
Sjauw. reeds genoodzaakt hadden met - zyn vrou,
kinderen, en inwoonders naar den berg
Aboe te vlugten, latende aan de eene zy-
de äan den Koning van Taboecan weten j
dat hy hier aan geen fchuld ter wereld,
maar dat hy zieh egter klaar gemaakt
had, om hem af te wagten | zo hy luft
| f had om koppen te halen , of dat hy
hem anders zelf zou komen bezoeken. - -
Deze inlanderS zyn zeer bygeloovig,
welk bygeloof der zelve de vermogent-
ften op die eilanden , en op de gan-
Jche kuft van Celebes, zeer tot hun voor-
deel weten te gebruiken, zeer ftout iemand,
^ dien zy maar haten, de fchuld geven-
^ de van de wateren vergiftigt te hebben,
' terwyl zy nogtans dit zelf zo in der ftilte
hadden laten beftellen. Een bedryf, waar
van de overledene moeder des Kohings
•van Sjauw by uitftek een handje had, en
onder alle de eilanders zeer berugt geweeft
is, daar het nogtans niet anders
Calorigan wasj enfehoon meri de lugt in
Gandahar z o . vergiftigt niet bevondj
dat quam daar van daan, om dat het,
fchoon digt by dien berg, egter ook vry
na by dien Noord-hoek gelegen was, en
dus ten eerften door verfcheide winden
gezuivert wierd. Behalven dat die damp
zieh oök meer naar de overkuft, en
naar het Zuiden toe, fchynt verfpreid te
hebben.
En indien men naar zulke grollen eri
verdigtlels van den inlander zou willen
dan een liftige ftreek, en een behendig
eigen bewerkt verdigtfel alleenlyk tot het
bereiken van haar oogwit om zoeen, die
zy befchuldigde, teverderven, dienende
was.
Op zulk een verdigtfel, envoorwen-
ding, o f op dit zetten van zö een kiftje I
in het water kon nu juift op dien tyd
zulk een fterfte als men hier op wel ver-
volgens gezien had, niet volgenj maar
het is zeker dat die niet anders, dan van
de bedorvc zwavelagtige lu g t, door de
. dampen uit den brandenden berg Aboe
bewjs zig zo wel over het land van Candahar,
▼an waar als over dat van Taboecan, verfpreidende,
de groote voortgekomen zy , ’t geen niet alleen zelf
ftetfte aan ons fcheeps-volk, wanneer dat op
quam' zulk een zwavel-dampigen tyd juift in de
baai van Pettha lag, en zo lang als het
daar met hun-fehip bleef leggen, maar in
den later tyd zo klaar aan Caridahar zelf,
en des zelfs inwoonders (gelyk wy nader
by ’t fpringen en branden van dezen berg,
toonen zullen) gebleken is, dat ’er geen
reden in de wereld zederd overblecf om
daar aan te twyffelcn, aangezien het dien
Koning zelf, en zeer veel van zyn inge-
zetenen, het leven nog gekoft heeft.
Ook wift ieder een, hoe ongezond de
lugt-ftreek van Taboecan , ja zelf ook
vooral die van Mangenitoe, TiU’oena en
hooren, men zou ’er honderd können
voortbrengen daar niets aan is, fchoon zy
altyd dezen o f genen botterik weten op
te maken, om getuigenis der waarheid
tegen dezen o f genen, diens verderf zy
zoeken, dog zo bot? te geven , dat de
leugen, en het verdigtfel j ten eerften van
zelr voor den dog komt. En dit is de
legte bygeloovige aart van alle deze
Molukze eilanders. Zy zyn zeer bittet
op malkanderen, en zommige zo loosj
dat zy ’er een j dien zy niet eens meenen,
befchuldigen zullen, om het door ’t be-
fteken van de tweeden een derden, diezy
haten, op den kop te draaijen, verze-
kert zynde, dat die tweede ’er zig zeef
wel door redden zal.
Al deze oneenigheden fpruiten o f uit
hunne hoereryen, en överfpelen, o f uit
hunne landeryen en Sagoe-boflchen, waar
op zy zo gezet zyn, dat zy malkanderen
om eenen boom, hoe gering ook, ter
dood toe. vervolgen zouden, gevendedien
haat aan hunne kinderen , en kinds-kin-
deren, met de erfenis, en als een erf-goed
over j ja zy oordeelen, dat zy geen ze-
gen zouden hebben^ indien zy zo o f zo
een, welkers over over-groot-vaders over-*
groot-vader den hunnen zulk een boom
ontnomen had , niet ten uiterften zogten
te verderven.
Het dorp Taboecan is (behalven T a - Macht
roenä) het volkrykfte op dit ganfehe ei- van Ti-
land, en het had in’t jaar 170p, omtrentboecan*
de twee duizend ingezetenen, en zeven
honderd weerbare mannen.
Het dorpje Pettha (dat een myl van De dor-
Taboccan legt) voor by zynde zo körnt
men by het dorp Coema, of Bindade, dat ma* cn
agter een hoek omtrent drie mylen van meer an-
Taboekanafgelegen is. Vlak voor ’t zelve derehief
af en aan den wal, in den mond van een
diepe baai) legt een klein eilandje zonder
naam.
Digt hier aan volgen twee dorpkens)
Coelor (ook wel Coeloere) genaamt) Eiiande-
voor de welke een half myl o f wat meer kens,hiet
van den wal, regt Zuiden op , cerft het omtrent,
eiland Torrang, en wat verder ’t eiland
Batoeingko, alsopeen rei) legt.
De ingezetenen van dit Coema plagten
een getal van drie honderd en vyftig, en
G 2 die