
V O O R R E D E N .
tragt tot eere van ravne kinderen, en mede-inboorlingen, n o g la n g , en niet on-
geagt, na myn dood te leven.
Ondertuffchen zal ik mynen geeft weer met het öntwerpen van eenig fraai Werk
zoeken te verluftigen , en de wereld daar mede hoope geven , dat ik het by dit
W e rk niet meine te laaten , te meer , alzoo ik daar in zeer geruft ben , dat alle
befcheidene enlverßandige, die mynen yver en toeleg zien, de zelve pryzen, en
nog wel iets van nutdgheid in myn Werk ontmoeten, zieh daar van bedienen, en
de misflagen, na den aard der liefde, bedekken zullen.
Als iet zeldzaams mag men ook wel aanmerken, dat de Heer Outhof, tot Emb-
d en , in zyn geleerd Werk river Jonas in zeer veele van zyne Stellingen en gedagten
overOfir, T harfis, o v e r’tCompas der Ouden, enz. ten grootften deelen met my,
en ik met zyn E e rw :, zoodanig overeenftemme, dat men wel m et regt zou können
denken, dat ik my in dezen van zyn.Eerw: gedagten bedient had; doch het is
zoo verre van daar, dat ik de eere niet hebbe van oit dezen Heer gezien, en nog
veel min om dat Werk van zyn Eerw: doorbladerd te hebben , voor dat dit eerfte
Deel van myn Werk (waar in over die hoffen gehandelt word) by na wel een
half j a i van te vooren afgedrukt w a s, alzoo ik zyn i P ? Werk over Jonas niet
voor den io*“ Maart md c c x x i v . gezien heb. ‘ Egter m o e ^ beken n e n d a t iky
hoe verbaait ik ook aan de eene zydewas, my byzonder daar dver verheugde, dat
die Heer zyne gedagten by na op-een en de zelve leeft met my fchoeide ; doch
vreesde aan de andere z y d e , dat my dit by deze en gene Geleerden wel een vlek
in myne agting geven konde , als o f ik maar met een anders vederen zogt te pron-
k e n ,' om welken fchyn weg te nemen ik noodig geoordeeld heb deze körte waar-
fchouwing hier by te voegen. Dat ik daar in de waarheid fpreke, können beide
de Drukkers van myn Werk genügen , alzoo ik dit Werk over Jonas by een derzel-
ven in Maart des zelven jaars eerft gekogt heb.
Ook zal men aan de manier van myne behandeling dezer zaaken genoegzaam
können befpeuren, dat ik het Werk in den grond , en in zyne omftahdigheden,
nog eenigzins op een andere wyze behandelt hebbe , die m y , al dede ik deze op.
regtebetuiging n ie t, by dien H e e r , enbye enne t opmerkend en befcheiden Lei
e r , genoegzaam van deze fchyngedagte zuiveren, en veröntfchuldigen zal; behal-
ven dat ik my geenzins fchaamen zou , om , zoo ik dit gevoelen van zyn Eerw:
overgenomen had , dan maar edelmoedig te belyden, dat dit niet myne, maar Zyn
Eerw: vinding, en.maar alleen een toeftemming van my aan ’tzelve was.'^daar het
V o - o R R E D E N.
nu te zeldzamer en te kragtiger bewys voor dit ons beider gevoelen i s , dat w y ,
g e e n kennis aan malkanderen , o f malkanders fchriften hier over noit gelezen heb-
bende, egter over alle deZe zaaken zoo net in gevoelen overeenkomen , en by ha
een en de zelve drangfedenen daar toe gebruiken.
Eindelyk moet ik nog betrugen, dat ik zeer veel aan verfcheide Heeren van aan-
zien hier te Lande verglicht b e n , die al het hunne in ’t werk gefteld hebben, om ,
zoo’er hier o f daar aan myn Werk nog iets ontbreken m ö g t, my daar toe de bh-
hulpzaame hand te bieden ; welker naamen Wer te melden my zeer veel eere zyn
zoude; doch hebbe dit om andere zeer goede redenen nagelaaten.
Vaar wel dan, befcheiden L e z e r , van den welken wy niet anders verwagten,
dan dat hy ons nog meer tot nieuwe fchryfluft aanfpooren zal.
F R A N C O I S V A L E N T Y N .
9
D o r d r e c b t d en
24 Augufii 17 2 4 .
C O P Y E