
Dooden
op Brae,
en Ma-
tane.
¡4 B E S C H R Y V I N G ' d è r
, Logie gingen, wagtende^ al naar den
> dag tot half agt toe, wanneer die eenig-
i zints doorbrak , maar in ’c Wellen
, konden zy niet zien als vuur, ’t geen
, hetligt gafj dog ten negen uuren begoñ
, het te ftillen. De dag wierd helder,
, de brand minderde, en de wind begon
Î, uit den Noorden weder toe te nemen,
,, waar yoor wyGodt loofden, endank-
I, ten: die de brandende Hoffe van deze
i, Negiy afleidde } en die in tegendeel
„ weder ; naar Calongan en Taroena
„ voerdde.
„ Vrydag den i iden , bleef de berg
i, Aboe nog ài, dog zo fterkniet, bran-
§ den en vuur uit te werpen , als
„ des daags voren. Daar quamen hier
„ eenige menfehen van de Negry en Ba-
„ nawabrae , - o f Braë , en Matanè ,
I de vlugt nemen, vermits zy het daar
„ van de hitte niet konden houden. Ook
„ waren op de eerft gemelde Negry, en
„ in ’ t Bofch, al honderd en zes en der-
„ tig dooden ( waar onder de Princefîè
„ Loroìabo ,- en haar dogter , Sarabanong
„ genaamt, was) en. op de laatft-gemelde
„ ’er honderd en dertig gevonden , de
„ welke meeft door de vuuren verflonden
„ waren.
„ Wat nu Candahar aanging, daaraf
„ wiften zy nog niets te verhalen} maar
„ zeiden, daar meer vuur te zyn gcval-
„ len, als op een van alle de Negiyen.
, , De Koning van Taboecan, mede
„ hebbende laten vernemen, o f ’er geen
,, volk van deze Negry uit de tuinen ge-
„ mift wierd, zo quamen de uitgezon-
„ denen tegen den avond wederom, me-
„ de brengende een verbrande menfehen-
„ hand, en voet, de welke zy benevens
„ nog drie en twintig menfenen, in de
„ tuin van den Taboecanfen kapitein
„ Confa gevonden hadden, alwaar de
„ huizen tot afiche verbrand waren.
„ Deze tuin is ongevaar een half myl
„ van de Negry, van Negri Bahroe een
„ groot uur,cn van Matanè drie uüreh.
„ Dezen dag hebben wy over de zes
„ honderd menfehen getelt, die alle de
„ vlugt naamen, en naarPettha gingen.
,, Saturdag den i zden was de berg nog
§j al brandende, als des daags te voren.
„ In den ogtentftond quamen twee
„ Taboecanders, de welke des vrydags
„ naar Matane waren gegaan, om naar
„ hunnc vrienden te zien, die my het
„ droevig nood-lot, ’t geen den Koning
„ van Candahar, benevens zyn onderdaa-
„ nen, zo wel Chriftenen als Mooren,
„ overkomen was, willen te berigten }
„ de welke het alle inet de dood hadden
„ moeten bezuuren, zonder dat ’er een
„ huis, groot o f klein, ja tot de boomen
„ toe, was blyven flaan } zynde alles
verbrand, o f tegen den grond ter neder
geilagen, uitgezeit een klein Negrytje,
Talawit genaamt, tuffchen Matane,
en Candahar gelegen. Daar waren omtrent
honderd en zestig Gandaharezen
overgefchoten, cn den Kpning, Sjam-
fialam hadden zy des daags te voren
op Candahar begraven, met een zoon-
tje van hem , dat zy in zyn armen
hadden vinden leggen : want hy niet
verbrand, maar door de hittcdesvuurs
verflikt, was. Het getal der dooden
op Candahar is op gegeven, zojnans,
vrouwen, als kinderen, twee duizend’Als mede
en dertig koppen, waar onder gcre- op Can-
kent is de fchoôl-meefler, AndriesPie-> r‘
ter/z. , en de Marinjo . . . . . Daar
waren ook gevonden vyf metale fluk-
jes, en een yfere dreg, de welke den
Koning van Candahar toequamen, en
. zy zogten nog naar andere vyf van een
o f twee pont bals.
y, Tegen den avond werd my berigt,
dat de Hhoekom van Taboecan, Abraham
Dathoiomeus, en drie zoons van
hem , mede op Candahar het eigen
nood-lot aangetroften , en het leven
met de dood verwiflelt hadden. -
„ Zondag den i jden, vermits de berg
Aboe was ophoudende met vuur te
werpen, zondik den zoldaaat, Thomas
Juftus, en eenige inlanders, naar de .
Negryen, Matanè, Candahar, en een
nieuwe Negry, om te vememen, o f
het op gifteren verhaalde ook naar
waarheid my aangebragt; was, die tegen
den avond wederom quamen, en
zeiden, het zoodanig de waarheid te ;
zyn , als onder de dagtekening van
gifteren ftondt aangehaalt} maar zy.
hadden onder weg meer als over de
vier honderd menlchen vinden leggen,
alle door hitte van het vuur (na hun
oordeel) geftikt, vermits zy niet verbrand,
maar gaafvan-ligchaam waren,
en het water hadden zy aan ftrand kokende
gevonden } ja menigten, die
hunne voeten toonden, - waren door
het water verbrand. In de Chriften-
Negry op Candahar hadden zy een
meisje omtrent agtien maanden oud
gevonden, ’twelk milchen twee doo-
ae ligehaamen in lag. Het was eenig-
zints aan den arm verbrand } maar,
menfehen ziende, bégon het te huilen,
en, op zyn Sangirees, om water tc
roepen.
„ Het had ook volgens hunnc giffing,
van den ioden dezer daar aLgelegen,
en is jegenwoordig by een van zyn
vrienden ingenomen.
„ Den Hhoekum, Abraham Datolomeus,
hadden zy daar op Candahar , benevens 1.
zyn drie zoons, begraveh.
„ Maan- I
E n C i -
longan.
M O L U
•^3¿^aridag den i ^den de berg almeer-
,, :der.afgenomen hebbende jmef branden,
„ dog niet met dampen, ;zb quam de
„ Taboekander Gorahe, van Mangenitöe,
„ en Taroena, die. my w.ift te berigten,
„ dat op Calongàn zeventig menfehen
„ ,waren verbrand, büiteri de gëenen, de
j^ welke zwaár geWond, dog nog in ’t
„ leven waren} en de fchool-meefter was
„rmet de overgefchotene menfehen naar
„ Täroena - gevlugt, om zieh daar ter
„ ñeder te zetten, vermits zy het op Ca-
,, longan niet dortten houden} dog o’p
,,'T a i‘oena was het- al zo elendig, geltelt,
,j want daar mede'vier honderd'en acht
„ zielen door den vuure weggerukt wa-
„ ren, waarom zy alle overgefchotene
„ mede de vlugt naar Mangenitöe namen,
„ vermits in die Negry mede wel eenige
, , fteenen ge vallen waren, dog daar geen
jj-fchade aan menfehen, o f huizen, ge-
„ fchied was. De Mardyker, Bafttadn
„ de Gratia was eergiftefén,. o f op den
„ izden dezer , met zyn chaloepje op
,, Mangenitöe aangekomen.
V,, Ik kreeg berigt, dat in de Negryen
„ Saloerhan, Menala, Coelor, enCoèma,
„ mede geen fchade ^ door het fpringen
„ vaq den berg Aboe, aan menfehen nog
„~huiZen, was gefchied.
c c o m ss
,, fconde 'Worden ^ maar tot het ander
„ goed van den Koning zag hy geen kans, Welk
„ vcrmits^Candahar geheel, eü al -tot de eerfte
,, grond toe verdelgt was. ... B
„ Tegen den avond quamen hier op was>
,, Taboecan, drie doode ligehaamen aan*
„ dry ven, de welke de Koning in een y
„ put liet gooijen,en metaardétoedekken. . r
„ Ook wierd my berigt, dat al de ' •
,, Valeyen. hier rondom Takoekan ge-
„ flooten waren, en geen water-loozing .f:-
„ ter weereld hadden, en dät .zy uit dien
,, boofde alle zeer bang waren, dat deze
„ Negry, mede overftolpt zou worden,
„ wanneer dat quam door tebreeken.
„ Woensdag den idden liet ik daar
„ na vernemen door eenige inlanders, die
„ my tot weder-berigt bragten , dat het
„ zoodanig waarlyk geftek was } maar
„ dat zy niet verderidarr een klein uurtje
„ het bofeh in hadden können gaárr,
„ door dien hét aardryk daar rondom
„ nogbrandde,- en het te heet was, om
, „ verder te gaan.
„ Dingsdag den i f den , komt alhier
,, van de Negry Talawit, digt by Can-
,, dahar gelegen f dé nog in ’t leven zyn-
,, de Singadji Bengoenang, en Kimelaha
„ Mallafigi, benevens in de dertig Can-.
„ .daharefen , my verhalende, dat zy dit
„ aan waren gekomen, óm zieh aan-my
•„ te vertoonen , en bekent te malten,
„ dat zy hunnen Koning hadden begra-
„ ven, en dat zy in ’t geheel, zo mans,
„ en vrouwen, als kinderen, nog ora-
„ trent duizend fterk waren, die geene
j, mede te rekenen, de welke op Saran-
, j gani me.t den Goegoegoe 'Thomas Sigoe-
n goe , ( die eerft daags op Sangir ver-
„ wagt wierd ) en met die, dewelke zo
„ hier en daar verftrooit zyn, op Sangir
,, geweeft waren. 1
„ De broeder yan den Koning Sjam 1
,, Sialam, Calabato genaamt, woont op 1
„ Taroena , en is , jegenwoordig met
„ dien Koning náar Talawit} en d’an-
,, der broeder Salarangi genaamt, woont
„ hier op een eiland, en emeert zig met
„ tuinen te maken. Deze Sengadji ver-
„ haalde ook, dat zy het in de Negry
„ Talawit nog wat gaande meenden te
„ houden, om te zien, o f het daar beter
3, zoude werden, datzy anders genegen
„ waren hier op Taboecan , o f elders,
„ te gaan woonen. Hy hadde vy f ftuk-
„ jes van al ’t gefchut, ende een yfere
„ dreg, onder zyn bewaring, en zoude
„ zien, of hy de andere vy f mede magtig i
„ Donderdag den lyàen^ dampte de
MS berg nog al even ile rk , maar wierp
geen vüut meer uit.
„ Tegen den avond vertrok ’er een
„ vaartuig van hier naar Tagulanda, waar
„ mede ik een klein gelei-briefje aan dien
„ Koning z o n d met verzoek ,' om een
„ vaartuig tot het verder beftellen van
„ den brief der Maatfchappy aan het
„ opper-hoofd tot Manado, den E .Hen-
,, drik van der Burgh,te verzorgen. W as
,, geteekend, Andries Dulee'^ ondérftond: .
,, Gecollationeert, accordeert. Manado,
,, ,in ’s Compagnie Lome, den a iden Ja-
,, nuari 1712, en geteekent, Henrik van
„ der Burg.
Accordeertj.
J * Bogaart.
Secretaris.
Om nu-een nette fchets te'îièbben van
de magt, die deze eilanden, van welke
wy tot nog toe gefproken hebben, voor
den Koning van Ternate, het zy ten oor-
lo g, het zy wel in het geheel opbren-
gen können, zullen wy hier in een
körte ftaat de fterkte van ieder in *t by
zonder by een voegen.
Eilan