
ì ì °
t6-]t. Verdersfeboon de Gouverneur Generaal,
en Raaden van India, in hunnen brief met
badden verzogt myn hulpe, zoude ik egter
in alle billykbeit, en zo: ? ( beboort, de
; Compagnie geholfen bebben , alhoewel myn
Volk nu zo nìet is, als wel voor dézén. Nog
make ik bekenà, 7 verbàal ^««Ternate,
en Tidore, gelyk in denbheivan voorleden
Moeflon bebbe gedaan ; dog bem is daar
niet aangelegen ■geweefi : want ten tyde als
Paduca Siri Sulthaan Tsjina heeft laten
befnyden, en alle de kinderen van de
Grooten fri Termite, zo beeft Paduca
Siri Sulthaan den Koning, en a l de Grooten
van Tidor geroepen, en die in Ternate
zyn, dog de Koning was %iek‘, zo beeft
by den Goegoegbe, Kapitein Laoet, de
andere Koninks kinderen, en al de Grooten,
gezonden, die alle in Ternate geko-
men .zyn, en bebben alle daar gezamentlyk
gègeten en gedronken, en ieder na zyn wel-
gevallen fpeelen aangeregt, en dai veertig
dagen, en veertig nagten ; daar na bebben,
de Grooten van Ternate gezonden, om de
Grooten van Tidore na Tidore te geleiden,
die alle met groot genoegen zyn weder-
gekeert, en tot nog to£ geen misnoeger/, bebben
gétoont.
Verders bebben de Gouverneur Gene-
faal, en Raaden van India, aan den Prefident
op MacaiTar bekent gemaakt, dai by
Kapitein Kop na Boeton zou zenden,
om de Volkeren van Boeton, en Pantsjano,
te vereenigen. Volgens Contraft, by my,
en den Admiraal, en de Koningen en
Grooten van Boeton, gemaakt.
Als mede te vereenigen den Koning To-
duna, den Komng van Tibore, Lammenipa,
Sengadji Moeda, 7 geen Paduca
Siri Sulthaan, en alle de Grooten van
Ternate, aangenaam is geweefl om te boo-
ren, en houden ons aan 7 Contraft.
Dog als ik op Macaflàr wcts., dagt ik,
dat Lammenipa geen qua^d aan my zom
doen, en ik beh tegen ¿¿»Admiraal gehegt,
dat hy bem zou zenden na 7 lanci Pgntsjano,
V geen myn vòlk is , om dldadr de wagt te
houden : warit de Koning van Boeton
beeft niet een grasje daar op, dat het zyne
is. Ik , en de Admiraal, bebben tegen Lammenipa
gezegt, dat wy niet te luifleren.,
en niet te doen badden met de berading van
Boeton, maar dat by die van Boeton met
vreede zoude laten. Ook heb ik bem gezonden
na Tibore, zo dat het zyn eigen
U / K / S £
Heden van Pantsjano yan de plaatze Loej
tiaja, en een Ternataari', die op Lockyp '
wopnde, te zamen drie perzoonen, n/eg-
genomeny dog Rat^ja Woena zegt, dat by
t zelve nog niet gcrevengpert beeft , maar
wagt alleen op myn bgfeheid. Nog hebben
de Groo.ten van Boeton een brief aan my
gezonden, die Jan Papoa gebragt heeft,
waar in by verzoekt,, dat Lammenipa in
’{ land Pantsjano mpgt afgaan, waar over
ik zeer. verwondert ben, en dat over die
raadfiaging van den Köning van Boeton,
als ook van Söegoebofie, Wanfitonnia,
Handuca, en Bononca, dat zyn alle myn
landen, maar voor dees tyd beeiden zieh de
Koning en Grooten van Boeton in, dat
by my gelyk is, nog wil hy myn landen
nemen, en onder- zyn gebied brengem Dog
ik zal bet dit jaar inzien, om dat ik Goe-
goehoe Lammenipa, Sengadji Moeda j
en den Schryver, met name Telleboe, die
Kapitein wezen zal, gezonden beb, ten
geleide van den Gezant van den Koning
van Woena, en den Koning van Tibore;
en Kapitein Telleboe beb gezonden , om
.'op. dat eiland Pantsjano te woönen, en ik
\beb Kapitein Telleboe, belaß, dat bet volk
van Pantsjano niet na Boeton, mg die
van Boeton na Pantsjano, vertrekken ,•
waar van ik den uitjlag zal te gemoet ziem
nog make ik bekent, dat ten tyde van den
ouden Koning van Boeton, die dood is,
de Goegoehoe Lammanipa, en al de
Groptcn van Boeton bebben den oude
Kapitein Laoet, Kaitsjili Lakaiä, Boeton
wil niet is, maar ik , en den Admiraal,
bebben bem daar gezonden, om te woonen.
Ik ben zeer verwonderd over den Koning,
en Grooten van Boeton, om dat de Koning
Woena aan my een brief gefcbreven
beeft, die my Meindert gebragt beeft.
Zo zegt de Koning W oena, na 7 ver-
trek van Kapitein Hop is de Kapitein
Laoet van Boeton gekomen, en heeft twee
Lajava, en Kaitsjili T^jiribaja, als
Gezanten na Ternate gezonden, en verzogt
met my te raadßagen over den byßand,
en hulpe, om. de plaatze Klcnfis., en de
inwoonders , die onder ben behooren, te
I ver’meeßeren, zo bebbe ik met de Gezanten
veraepordeert, en beßooten, dat, zo wan-
neer de p'laats Klenfis verovert wierd., zy
onder my zou behooren, en zo niet', zy
egter onder my zou fiaan; ik bebbe toen
Kapitein Telleboe met magt, en twee
Chaloepen, na Boeton gezonden , en daar na
naar Klenfis j wanneer zydaargelomen zyn,
hebben de Volkeren van Klenfis zieh voor
Kapitein Telleboe vernedert, en onder my
begeven.. Egter zoeken die van Boeton 7
volk van Klenfis op te rokkenen j dat maakt
Paduca Siri Sulthaan ^ » den Heer Gouverneur
Generaal bekent, en Indien 7 volk
van Boeton iets wilde, zeggen, uw Ed.
believe het niet te gelooven nog make ik
bekent., wanneer ik dp Macaflar woonde-,
heb ik Kapitein Betite , en 7r volk van
Ternate, gezamentlyk met het volk van
Xoela, fierk vyfenzeventig mannen , en
■ ook 7 volk van Boeton G.oegoe, en
Lammenipa, drieenzeventig mannen,we-
der na Boeton gezonden, maar die Koning,
die jongß geftorven is, met name
Kaitsjili
'i"<5 ft . Kaitsjili Leflumbata, beef t . gelaß,,aid_at
"volk dood te ßaan, en beb ik over dat
■quaad doen tot nog toe geen regt gedaan
fßlzo ik agtervolge en nakome 7 Contra6t,
dat op Macaflar, en Böeton gemaakt is,
teH tyde dat ik ‘aldaar was te zamen met
den Heer Admiraal ■ Gornelis Speelman,
. ireprefenterende den Heer Gouverneur,
en Raaden van India, en dat uit de naam
van de Prins, en de Heeren Staten, van
wegen de E. Compagnie, hebben zamen
gezworen Maar als ik 7 overdenke, is 7
voorwaar een groot fchelmßuk; dog als ik
wederom denke, dat ik , en hy, vrienden
van de Compagnie zyn, en dat de E.
Compagnie ztch op hem vertrouwt', maar
by een vriend van de Compagnie zynde,
gelyk ik mede, wie is de eerfte, en de oud-
He vriend? dog wy verbinden ons aan 7
Contradb, te meer, dewyl wy 7 zelve
bebbe bezwooren, en vreeze voor God , en
ik. zou voor .de andere• Koningen, die
Compagnies vrienden- zyn , befehaamt
ßaan, Indien ik 7 zelve brak. Verfers
de Heer Gouverneur Generaal, en Raaden
van India zouden geern 7 groote Fort
die goederen te laten, weten. _ . Z^ /Törna- -1,671.,
taanfehe Volkeren, die op Mäcaflär woonen,
en weggehopen zyn van dien tyd| dat ik
vertrokken ben , en de Volkeren van de
Chaloep, en hunne wapenen, welker
namen ik op een klein briefje heb gefielt,
verzoeke. ik dat my mögen toegezonden worden,
Orangie zo als 7 voor dezen geweefi is
weder opbouwen , dat gevalt Siri Paduca
Sulthaan, en alle de Gropten, en is bun
aangenaam geweeft; dog 7 is als een Thuin,
die verwildert is, en weßer te regt gebragt
vioef worden; dan zdfmen daar inplaats
nemen, als te voren, en myn land zal ik
wedergeven, als te voren , dp dat het Con-
, traft niet verbroken worde.
' Nog maakt Paduca Siri Sulthaan aan.
den Gouverneur . Generaal, en ■ Raaden •
van India, bekent, wanneer met de hulpe
Gods aanßaande Oofter Moeflon komt,
is myn wil om op Batavia te komen, om by
myn leven, en. voor myn dood, het aange-
zigt van den Heer Gouverneur Generaal,
en Raaden van India, nog eens te zien,
alzo wy te zamen oud zyn; dog ik verzoe-
ke, Indien ik niet op Batavia komen mag,
dat het my met een briefje bekent gemaakt
’ word.
Nog make ik bekent aan den Gouverneur
Generaal, en Raaden van India, dat de
Prefident van Macaflar, en myn broeder,
Kaitsjili Calamatta , hebben Jan Papoan
in Ternate gezonden, die G oud, en andere
goederen, gebragt heeft van wegen den
Koning van Gon, . tot betaling van wegen
de Volkeren van Xoela, zeventig Macaf-
faarfche thaylcn Gouds,een Goude Krits,
een Hafegaay, zes Macafläarfche Kleeden,
en duizend Ryksdaalders in Macaflaar-.
fche Maafen, als nog gekogt een fiuk Bro-
cade, de waarde van acht Ryksdaalders
de el-, maar van 7 Goud, en 7 ander
goed, wiß ik den prys. niet, daarom ver-
zoek ik aan den Prefident met 7 ander
Moeflon, dat hem believe my den prys van
maar de oude Ternataanen, die by
myn broeder .zj'», als mede, die ik uit
Ternate heb gezonden-, om by myn broeder
te woonen , daar mede heeft myn broeder
zyn believen te doen, waar over ik ook. een
briefje aan den Prefident,en myn broeder,
heb gefchreven.J
Voor dees 'tyd. heb ik niet anders te zenden,
als een Houwer met een uitgewerkte
Schee, met Göud ingelegt, 'die een Am*
boinees vün Rieter Sweeris heeft gekogt, ,
daar na heeft de Amböinees dien van myn
vader Padoeca Siri Sulthaan Modafär,
Djouw Col^no Ternate tot een H °magie
gegeven, die ik nu geve aan de E. Compagnie,
tot teeken, dat ik nog leve , nevens
dezen brief.
Die dezen Houwer brengt, iS een Pa-
poeiche: jöiägen , welken ik verzoeke dat
myn vriend met een goede genegenheit believe •
aan te nemen, en dat tot een teeken van
wederzydfehe vriendfchap, en dat voor
altyd.
Onder de fegering van den Heer
Landvoogd, Cornelis Franks, heeft de
berg , Gammacanorre, op ’t eiland
Gilolo gelegen (die wy elders te voren
zeiden, dat met die van Ternate, en die /
van Makjan maar een onderaardfeh hoofd-
vuur heeft) ook gebrandt, gelyk dit uit
dezen voleenden brief van zyn Agtbaar-
heit, en den Raad in Ternate , aan den
Heer Willem Maat%uiker, Landvoogd in
Banda, en zyn Agtbaarheits Raad, den •
zzften Augufty in ’t jaar 1673. gefchre-
ven, naderblykt:
WY können niet voorby gaan, U E.
notificeren twee noit gehoorde of be- van de
leefde wanderen. Vooreerft , dat Sondag Heer
’s avonds, den zoften Mai , de groote en Franks.“
hooge berg , Gammacanorre, wel dertien
Mylen van hier, ten meerendeelen in de
lugt is gefprongen, door 7 welke het ’s anderendaags,
zynde Pinxfter-dag, zo duifter
geworden i s , dat men byna geen menfehen
bekennen kon. Daar was geen kleene aard-
beving mede vermengt, en ’t aardryk, zo'
hier, als op Manado, Sjauw, ja Sangify
en Mangindänao, wel honderd Mylen
van hier, en wie weet, hoe verre wel,
wierd wel met een voet dik aflehe bedekt.
In zee is ■ ook ongeloofelyk veel ’er afgeßo-
ven, zo dat bet Fluitje, de Sandlooper,
in 7 henen en wederkeeren nd. Manadoj
T t z ver