
En zyrt
kleeding.
Koning
Amfter-
dam en
deKo-
ningin
komen
op Batavia.
Deponing
in
zyn
gewaad
en ge-
beerden ¡
Als ook
de Koningin,
befchreven.
3 5 °
niet na Italien te reizen , om dè veinze*
ryen van ’t Hof te leeren. Hy iprak
redelyk goed Nederduitfch, hoewel hy
; ?t beter verilaan, als.fpreken, kon. '
- Zyn hoofdrgewaad beftond gemeenelyk
in een Tulbaqd, o f cigentlyk een dikken
Wrong, dubbeld om ’t hoofd, en boven
open, .aan de eene zyde Goude afhangende
quaíten, o f franjes, hebbende.
Zyn kleed was zomtyds een graauw
geftreept, zomtyds ook wel een effen
Zyde kleed, dan eens van deze, en dan
eens van eçp, andere verw, en, na de wyze
der MacalFaaren flüik om ’t ly f flui-
tende Badjoes ,. o f opper-kleeden, ge-
fchikt, waar onder hy een lange ipitze
broek, gelyk nu de Hollanders dragen,
bad.
Ik heb hem noit met kouflen, maar
áltyd bloots beens, en met muilen aan
de voeten, zien gaan. Ook ging hy
nok zonder oppaflers, eeneere, die hem
in fchyn gelyk flelde met de Heeren
Raaden- van Indien (die altyd met twee
oppaflers uitgaan) maar die hem geenzins
met dat inzigt-, en alleen -, om op al zyn
doen acht te geven j gebeurdej hoedanige
houw-kindèren de E. Maatfchappy, tot
haar leedwezen , . al - meer gehad , en
nog heeft.
OndertufFchen verfeheen de Koning
Amfterdam met- zyn Koningin, en verfcheide
van zyn Grooten, den öden
Oftober des jaars 1681. met het fchip,
Nieuw-Middelburg, ôp Batavia. Zyn
hoofd-dekzel was mede diergelyk een
Diftar, o f Tulbant, als die van zyn
broeder, Prins Rotterdam; hoewel vry
koftelyker in ’t geheel, zo van Stof, als
van Goude quälten. Zyn kleed was op
zyn Hollands , dan eens van fwart Laken
1 (mogelyk rouw dragende pyer zyn fwaar
verlies) dan, eens fwart Fluweel, ook
zomtyds, wel van eenig ander koltelyk
Zyde Stof.
Hy had geen quade gebeerden, wift,
uiterlyk, al vry wel met de Hollanders
om te gaan, en redelyk wel met hun in
gebroken Duitfch te fpreken.
De Koningin was de langlte niet,
maar voor een inländfche Princes al zeer
fraai belneden van wezen, en vry blank,
al het welke nog zeer verre overtrof hare
levendigheit van geeft, en een zeer be-
vallige wyze van iemand, door haar
minnelyke taal, en zoeten aart, ten eer-
iten in te nemen , waar door zy zieh by
yder een, en voor al by haar Hoog Edel-
aelheden, en de Gemalinnen van de
Heeren Raaden van India, zeer aange-
naam heeft weten te maken.
Men zag haar gemeenelyk in een
koltelyke Cabaja, en koltelyke Juweelen
aan hebben. Zy was eigentlyk zyn vorigé
vrouws zoons weduwé, bm dé
welke te können trouwen, hy (gelyk
wy bevorens zeiden) hen beide om ’t leven.
bragt.
Zy wierden van hare Edelheden zeer
wel ontfangen, en hun wierd wel veel
eer en vermaak aangedaan ; maar na dat
nu cenige tydt yerloopen was, bleek het
dat. hare Edelheden dit allés aan hem , als
aan haren onderdaan,, en niet als een vry
Koning, deden: want buiten dat hem
verboden wierd, voortaan iemand van
zyn eigen onderdanen te mögen dooden
(alle welke voor onzen Raad van Juititie
verfchynen, en aldaar , na ’t blyken van
hunne fchuld, behoorlyk gevonniftmoe-
iten werden ) oordeelden haar Edelheden
ook op zeer goeden grond in ’t begin
van ’t jaar 1682, dat zy ook niet. meer
gehouden waren, hem en zyn Grooten,
jaarlyks, wegens ’t omkappen der Na- 1
gelboomen , een vereering van twaalf
duizend Ryksdaalders te geven 5 maar
om.hun.egter nog eenige zoetigheit te
doen , en een onverdiende xweldaad rte
bewyzen, vonden zy (zo ik wèl heb
hooren: zeggen ) goed , hun ailes ’t geen
zy .de E. Maatfchappy fchuldig waren,
by trappen quyt te fchelden j houdende
nogtans aan haar, den Koning, en zyn
Grooten, jaarlyks iets, na dat zy zieh
zelven dat waardig maken zoudefl, toe
te leggen ; ’t geen nog altyd een llreng
om den arm der E. Maatfchappy was,
om hem, en zyne Grooten, te beter in
teugel tc houden; hoewel hy zedert niet
veel meer van zyne parten heeft laten
voor den dag komen, alzo hy (hoe veel
eer men hem o o k ’t zy op Batavia, ’t zy
naderhand in Ternate, bewees) wel klaar
i zag , wat bril men hem op zyn neus
, gezet had, en hoe hy in opzigt van alle
1 zaken, de E.. Maatfchappy betreffende,
nu volftrekt'onder haren Landvoogd
ftaan moeft, en zyn ryk van haar maar
ter leen had ; zo verre, dat hy nu maar
Koning van Ternate in naam was, die
niet anders dan de bloote fchaduwe van
dat Koninklyke nog behoudende, een
enkele pop van Staat zonder vermögen,
en een van de grootfte onderdanen
der E. Maatfchappy, was. Al het welke
hy, om de waarheit te zeggen, .zieh
zelven moetwillig op den hals gehaald
heeft.
In February van dit zelve jaar 1682.
vonden ook haar Edelheden goed, den
Heer, Jacob Lobs, na Ternate te zenden,
om den Heer Padbrugge aldaar te vervan-
gen, welken zy volgens haren brief vari
den 8ften als haren Com miliaris ,/of Ge-
volmagtigden, over de drie Oofteriche
Landvoogdyen aangefteld hadden.
Hy
Werden
beide
zeer wel
ontfangen.
Io ’t jaar
1 6 8 1 .
Hy ziet
Dat hy
maar een
Koning
De Heer
Padbrugge
Ge-
volmag-
tigde
over de
drie
Oofter-
fche
Landvoogdyen.
De Heer
Lobs
kweeen-
twintigfte
Landvoogd'
der Mo-
luccos.
ß e Ko-
hingin .
hrygt,op.v
Batavia
eenjon-
gen Prins.
' Diens
geboorte
plegtelyk
Z A A K
-Hy quam hier met de opper-Koop-
lieden, Pieter van Akkersdyk, en Pieter
van den Hoorn 9 nevens de onder-Koop-
lieden, Abraham, Boudens, en N .. . Hoofd
( die bygevoegde leden van den Gevol-
magtigden zyn zouden) den zjften Juny
aan; dog de Landvoogdy wierd eerft
den 2deb September aan hem overgedra-
gen, en hy toen als tweeentwintigfte
Landvoogd der Moluccos voorgeftelt;
waar op de Heer Padbrugge nog dien
zelven dag met vier fchepen na Banda
vertrok; latende de Moluccos in fchyn
wel bevredigt 9 maar in der daad nog vry
verwart, gelyk hy die ook gevonden
had, zo dat .hier zorge, beleid, voor-
zichtigheit, en geftadig mistrouwen tot
het beteugelen van zulk een trots volk,
vereifcht wierd.
Ondertuifchen quam de Koningin den
i yden September dezes jaars van een jon-
gen Prins op Batavia te bevallen; waar
op den volgenden dag verfcheide plegte-
lykheden, by de Ternataanen in zo een
voorval gebruikelyk, volgden.
Uit onze veiling trok een volle troep
voetvolk onder ’t bevel van een onder-
Hopman met vliegende Vaandels, onder
’t geluit van verfcheide Gongen, T ifa ’s,
en andere, zo inländfche, als ook Hol-
landfche fpeeltuigen. Twee Macalfaaren,
met Schild, en Kris gewapent, fpron-
gen met de zelve, uit de fcheden gerukt
zynde, voor uit. Toen volgden ver-
fcheide inländfche fpeeltuigen , ook eenige
Chineefche groote Schalmeyen , en
verfcheide Javaanfche Trommeltjes, zynde
omtrent een el lang , en van een lang-
werpig fatzoen, even als kleene Toelall-
jens, daar anders de inländfche Trom-
meltjes veel plat en breed zyn ; buiten
dat men op deze Javaanfche met beide
de handen aan wederzyden gewoon is te
fpeelen, o f die, zo als zy om den hals
hangen, te flaan; daar men de andere
op den grond zet, o f in de eene hand
houd,en met de andere maar aan de eene
zyde met een vooromwoeld ftokje, of
met een enkeld houtje,daar toe gemaakt,
gewoon is. te flaan. Daar op volgden
eenige Slaven met eenige lange ftokken ,
waar aan ettelyke Wimpels, op zyn Chinees
van ichoone Zyde Stoffen gemaakt,
gehegt waren. Daar wierden ook drie
groote brandende Lampen, en eenige
brandende groote Chineefche Wafch-
kaarffen, gedragen, waar op verfcheide
amptenaaren. des Konings met eenige
fchoone Goude en Silvere vaten volgden,
waar onder zommige zeer fraai, en vry
groot bevonden wierden.
Toen verfcheen de Prins Rotterdam,
zeer koftelyk gekleed, en met een Gou-
den keten om zyn hals, Hy had eenige
N . 3Ì 1
bedienden van de E. Maatfchappy -, door 168ÎÏ :
den opper-Landvoogd, den Heer Kornelis j^et «t
Speelman, tot het bywdonen dezer pleg- planten
telykheit uitdrukkelyk afgezonden 9 by yaP ee^
zieh, en droeg zelf in een groote Silvere QappUg.
vergulde fchotel een jongen Cocos, o f boom;
Clappus-boom 9 welke hy niet verre van eni.
de hoofd-veiling op Batavia plantte.
Zulk een boom op de geboorte-dag -
van een nieuwgeborcn kind te planten j
is de gewoonte by zeer veel Oofterlingen,
en wel daar uit ipruitende, om dat z y '
by de leden van dien boom, die ’er alle
jaar een meer krygt, ten eerften den
ouderdom van het kind bell weten te
rekenen, anders zyn zy ook wel gewoon
der kinderen ouderdom op den tyd der
beftiering van dezen o f genen Landvoogd
op te geven, fchoon de andere wyze
van rekenen veel oüder, en meer in ge-
bruik is. *
Na ’t planten nu van dit Clappus- Gevierd
boomtjé wierden van al de Soldaten drie wierd*
fchoten met Snaphanen, en daar op ook
ettelyke Kanon-ichoten gedaan; waar na
men op de zelve wyze weêr na ’t kafteel
van Batavia trok , alwaar de Koning aan
verfcheide lieden van aanzien een groote
Maaltyd gaf, en zeer vrolyk was.
De Koningin wierd van de Gemalin-
neri der Raaden ook in haar kraam bezogt,
en gaf met haar onderhoud aan
alle die vrouwen zèer veel genoegen;
gelyk ik dat eenige der zelve wel heb
hooren zeggen ; maar zo groot als de Dit
vreugde over de geboorte van dit Prinsje Ppnsje
was, zo groot was ook de d r o e f h e i t 1
over zyn overly den op den zSfteü der na,
zelve maand voorgevallen.
By zyne begrafenis had men mede verfcheide
Moorfche plegtelykheden.
Het wierd van twaalf Slaven, niet op
een éaar, maar op een daar toe vervaar-
digden grooten Throon, die de gedaante
van een verheven praal-bedde had, en
van een zeer koftelyke fprei bedekt wierd,
gedragen. Op ieder hoek van dit pragl-
bed ftonden vier Slaven, een van welke
een open Sonnefcherm in de hand had,
om het lykje tegen ’t fteken der Zonne te
befchutten.
Voor dit praal-bed trok een volle troep £n w5cr¿
voetvolk op een ftatige wyze, hebbende zeer ^
alle hun geweer omgekeert. ^ pragtig |
Na ’t voetvolk volgde de Koning,
met zyn broeder, Prins Rotterdam , en graven,
eenige andere Grooten; en daar op wierd
dit Prinsje by de Clappus-boom , die ten
teeken van zyn geboorte geplant was,
begraven , en zo omtrent veertién dagen
lang van zekere perZoonen ( hoewel minder
in getal, dan te voren) eeiwjiftogt
na ’t graf, niet zonder inländfche fpeeltuigen,
gedaan, om dit Prinsje te be-
Weenenjî