
38 B E S G H R Y V I Ñ G d^r
bekend, eii aldus ook niet het getal der
De in-
Woon->
ders.en
verdere
gelegenbrengeö,
eh in ’t gehcel omtrent tuflchen
de vyftien o f zeftien honderd zielen kon-
rten uitmaken. Jeder van deze vorften
fieeft hier een zee-voogd geftelt, die zy-
ne zaaken waarneemt, over het dorp
Noenoeiä plagten al övbr langen tyd een-
Malacca, uit naam van den Koning van
Taboekan , een Canonen, uit naam van
den Koning van Taroena , en een Lo-
mifi uit naam van den Koning van Mangen
itoe, ’t opper-bewind te voeren.
Op Lijang ftond het bevel aan eenen
Tojongan uit naam van den Taboccander,
cn op Bacafla, was een Baylang, uit
naam van David Padjalang, zee-voogd.
Het land van dit eiland (gelyk ook den
twee vorige) is laag en vlak, en de in-
woonders van ’t zelve zyn botte , onwe-
tende Heidenfche menichen , die als de
heid hier. woefte beeilen zyn.
Daar valt ook by na niets, ja zo veel
niet, dat men ’er behoorlyk af beftaan
kan j zo dat het ’er liegt is;
Mogelyk: My koomt zeer waarfchynelyk voor,
heeft dat die wcl mögelyk een van die eilanden
d«™voor *s> T>amPter eilanden van Meangis
deeilan- noemt , en daar hy van zeg t ,, datJoagekn.
vallenj ’t^geen nie^t^eenemaal onwaar-
fchynelyk is, hoewel ’t getal (zo ’e ral
zyn) niet zeer groot wezen zal j gelyk
uit het vervolg en ’t befchryven deZer
andere eilanden nader blyken zal.
Omtrent een halve myl verder Zuiden
kenshicr °P van de Ooft-hoek van’t eilandJNoefla,
by* leggen naar ’t Noord-Weilen geilrekt op
een ry , drie kleine" eilandekens zonder
naam. Eeril komt men aan ’t grootfte,
dat omtrent een halve myl lang, nog niet
half zo breed, en rondom op een rif gelegen
is.
Een quart myl verder naar ’t Noord-
Weilen toe heeft men het kleinile dat
in ’t geheel geen halve myl icheppens in
*t rond,en oök op een rif gelegen is. Het
derde legt half zo ver van dit, is maar
een groöt half uur in ’t rond, en legt op
een zwaarder rif dan de twee vorige', ’t
geen zieh in het Zuid-Ooilen wel het
meeil vertoont, en van den Noord-Ooil
en Zuid-Weil-hoek' egaal wel een quart
myl met een punt in zee ilrckt.
Indien men van dit laatile eilandje omtrent
een quart myl Ooil opgaat, komt
men by het bewoond eiland Karkarot-
• tang. Dit heeft ook een klein rif van zyn
Weiler tot zyn Ooller-hoek , loopende
aan beide die hocken nog wat meer naar
*t Noorden om.
Het vertoont zieh vry bergagtig, is
omtrent een quart myl lang, dog niet;
boven een quart myl breed, en men kan
het in drie mylen gemakkelyk rond
-icheppen.
Geen een dorp hier op is tot nog toe
den van
Meangis
geno-
jnen.'
A nd e re
eilandemgezetenen.
Een vierde deel van een myl van den 't Onbe-
Weil-hoek van Karkarottang, heeft men bewoond
het onbewoont eiland NoeiTa (welk woord !llanJ
Noefla in ’t Amboincefch ook een eiland 06
beteekent) ’t geen zyne lengte van omtrent
drie quart myli, van ’t Ooilen naar
’t Weilen meeil geilrekt zyndc , en een
breedte van omtrent een quart myl ruim
heeft, zo dat men het in twee mylen
omicheppen kan.
Het legt rondom op een klein r if , en
dit is alles, dat ik van deze agt Noorde*
lykfteTalautze eilanden weet te zeggen.
Indien m^n van dit laatile Noora- Wöft
o f vy f mylen verder fchept, zo komt men
by het grootfte der Talautze eilanden, ? et.
Karkalang, o f ook wel Pocloetang ge*Karka-
naamt. lang.
Het legt als een drie-hoek, een ten
Noörd-Weilen (die wat verder uitftrekt)'
een ten Zuid-Weilen, en een ten
Ooilen van den Ooft-hoek- by na tot
dien in ’t Noord-Weftcn, en een groot
deel henen van ’t Zuid-Ooilen tot dien in
men veel geberg-
te , hoewel het zwaarfte ( dat al vry hoog
is) zig in ’t Zuid-Ooilen vertoont 3 dog
het verder grootfte gedeelte van dit
eiland, zo in net midden, als wel voor al
van den Noord-Weiler tot den Zuid*
Wefter-hoek, is vlak land. Het is op
zyn langfte (te weten van den Noord-
Weil tot het midden vandenOoft-Hoek)
omtrent zeven mylen, van daar we£r tot
den Zuid-Weft-hoek agt mylen lang, en
op zyn breedfte (tc weten van den Ooft-
hoek vlak naar ’t ^Veilen toe) viermy—
len breed, zo dat het wel in de twintig
mylen fcheppens in ’t rond is.
• Men heeft op het zelve tien dorpen,
die ten deelen onder den Koning van
Taboekan, en zyne Goegoegoe’s , David
Pandjalang, en Thomas PPaela, ten
deelen onder den Koning van Tagulanda,
flaan. Wm ' ''
DeNaamen der zelve zyn deze: Naun, Naamen
Boendade, Gemy, Bomboe, Bolloedoc,' der dor-
Entsje, Ajen, Machatarang, Kiama-en ^ noPdit
Poeloetang. — - ’■* onder ’ C°
Onder den Koning van Taboekan ftaan wie de
deze v y f dorpen: Naun, ’t geen een Ma* ze^vc
rinho o f deurwaarder beftiert, dat der- ®aan*
tig weerbare mannen uitleveren kan,- I
Boendade, dat onder den Goegoegoe,
Pipi ftaat, kan negentig gewapende man*-
nen geven. Gemy, door.den Sengadji
(ofhertog) Tronga beftiert ^ geeft dertig,
Bomboe, dat onder den Orangkaja,
o f ’t dorps-hoofd Balangä ftaat, vyftig,
en Bolloedoe, over ’t welk Kapitein Ta-
tengken het bevel plag tc voeren, veertig
mannen ten oorlog. //{
Önder
m ö l u d C o S.
önder den öoegoegoe j 'ThomasWäela,
ftaan de twee dorpen, Entsje, en Ajen,
waar van het eerite, door eenen latogel
beftiert, vyftig , en ’t ander onder den
Sengadji Memuas ftaande, honderd weerbare
mannen kan opbrengen.
L-Mglnder den Goegoegoe, David Pan-
. : äjalang) ftaan de twee dorpen. Machatarang
enKiama. Het eerite, t geen de
Kimelaha Rarojong beftiert, kan vyftig,
ön Kiama, dat onder ’t gebied van Kapi-
tfein Tolinbabi ftaat, maar twintig mannen
Opbrengen.
De Koning van Tagulanda ( die
öp het eiland Pangaiäre t’huis behoort,
; cn daar wy nader van fpreken zullen) heeft
Wf wel maar een, dog het vermogenftedorp,
Poeloetang , onder | z ig , dat door den
zee-voogd, Tohomila, in zynen naam,
beftiert werdv oh vyf honderd en tien
weerbare mannen opbrengen karr. ,
De Dus zieh wy dat dit eiland Karkalang
macht, en negen honderd enzeventig weerbare man-
raanlcficp nen uitleverr, gelyk het boven dien nog
tahns'" ■wel twee duizend zielen uitmaken Itans
die ("'weinige uitgezofa'effj Hefdeheft
Waar nu deze dorpen zo dp dit eiland,
als op d’andere gelegen zyn ■, kan ik in de
Kaart, die ik hier, nevens ftelle , niet
wel aanwyzen, vermits ’er die door
den maker niet bygevoegt zyn , en ik
de plaazen der zelve nergens befchreven
vinde j behalven dat ook dit eiland j nog
zeer weinig ( gelyk ook de vorige belehre-*
vene) bekent is ,. en men nog weinig
moeite gedaan heeft , om de zelve fe -ont-
dekken. Möewel ikvertrouwe, dat zy
ineeft in deze en gene inbogten ( die’er al
verfcheide zyn) begrepen zullen zyn.
Vlak ten Zuiden van den Zuid-Weft-
hoek van Karkalang, en ook van den
Zuid-Weft-hoek van het eiland Kabroe-
wang , en zo gelyk als by'na tuflchen
beiden (dog wat Zuidelyker) legt het
eiland Lirong, dat ook welTalam ge-
naamtwert. De Noord-Weft-hoekvan
Kabroewang legt omtrent twee myl van
de Zuid-Weft-hoek van Karkalang , en
-omtrent een quart myl van Kabroewangs
Zuid-Weft-hoek, cn aldus in de lengte
geftrekt. Het beflaat in de zelve ruim
v y f , en in de bieedte (die meeft in ’t
midden zieh vertoont) een half myl, zo
dat men wel twaalf o f dertien mylen van
nooden heeft, om het rond te fcheppen.
Van de baay, in welkere binnentte het
dorp Saliloeboeda (by anderen Solibaboe-
da, en ook wel Saleboeboe genaamt) en
die in ’t Zuid-Zuid-Ooften yan ’t eiland
legt, of anders van een kleinder baaitje,
dat omtrent een quart myl Ooftelyker
gelegen is , tot by na aan den Noord-
Weft-hoek van dit eiland, vertoont zig
Het eir
land -
Lirong.
midden in ’t zelve, ook al vry ¿waar ge-
bergte, in ’t midden wel het hooglle
dog aan weder zyden wat lager , en al-
lengskens afgaande, höeWel ’t aan ’t N oord-
Weft-einde wat héuvelágtig is.
Dit eiland heeft acht dorpeii* die Li-
rong-beneden, Ritlkällom 3 Möion, Seile,
Kalonga, Saliloeboeda, Alloé, en Lirong-
bovenj genaamt zyn. ' ,
De íes eérfte ftáan bndef déh Kdiiing
van Taboekan3 waar van het eerfte,door
Käpitein Binka beftiert, honderd én vyftig
, het tweede, daar den Sensadji La-
Naamen;
en getai
van des
zelfs dorpen,
lialoe ’t bevel over heeft ^ vyftig, het
derde en vibrdfc, door den Sengadji Bab-
wolle beheerichl, honderd, het vyfde,
over ’t welke de Sengadji Mangüebo ’t.
gezag voert, zeventig, en het laatile, o f
Saliloeboeda, dat in zyn naam onder dert
Goegoegoe , Leffi, ftaat, twee honderd
weerbare mánnen opbrengt. Het regt van
den Koning van Taboekan hier op , is
egter zo de Goegoegoe Rion in ’t jaaf
11705* zeide, puur verdigt en zeer onge-
grond. Het ontftaät alleen daár u it, dat
’er in vorige tyden een Taboecander iS
geweeft, die hen en zo oveJr en wedef
malkanderen by tyde van oorlog hulp
toezeide. En’t is ook daarom dat hy toen
getragt heeft Chrifién té werdéh, om zig
van den Koning van Taboekan té dntflaan,
dat egter, op’t vérzoek van dien Koning
naar Batavia, van daar hem afgeilagen,
en ’t geen in ’t jaar iÖ8p, öök al doof
die van Lirong aan dé Gecommittéérden
verzogt is;
De tweé laatfté, Allbe,eh Lirong bo-
v.en, ftaan onder den Goegoegoe des
Konings van Taboecan, David Pandjalang
genaamt, en können , ’t eerfte,
ftaande onder den Sengadji, Berloe^ tweé
honderd, en ’t laatile, ftaande önder den
Kapitein Laoet^ ofZee-voögd, Domoni,
vyftig mannen ten oorlog uitleveren. De*
ze maken te zämefi acht honderd én twin*
i tig weerbare mannen, dog al de zielen
dezes eilands maken wel twee duizend
! en v y f honderd ingezetenen uit.
Van al deze dorpen is ’er maat éen, te
weten, Saliloeboedoé, in dit kaartje op
zyn plaats gelegt, en in een baai, in het
Zuid-Zuid-Ooften te vinden. Waar • dd
andere leggen, weet ik niet. Het ei*
land heeft van het Weilen tot het Ooilen,
be-Zuidenom het zelve, een klein rif,
dat aan des zelfs Noord-Ooft-hoek by
twee zeer kleine eilandekens, Noord?;
Noord-Ooft’er af, en zeer d ig t’er by
leggende, eindigt.
Dit zyn mede zeer botte, onweteñdé
menfehen , en , weinige uitgezondert ,
zeer vuile en beeftagtige Heidenen^die nog
zeer weinig ommegang met dé naburige
cilanders (ik laatftaandan meiEuropeers)
1 gehad
en
önderwie
zyltaan,
benevens
haré
man-
fchap.
Ö e in*
woon*
ders des
zelfs.