
312-
Keller na
de Xoe-
M O L U K S E
Ondertuflchen verfcheen dc onder-
Hopman Keller op den i6den dier maand
mede met zyn vaartuigen | die op Ghaf-
fea, en elders, den vyand veel afbreuk
gedaan hadden. Dc Heer de Flaming,
na eerft cen van Calamatta’s opgeworpen
fterkten op Mangoli ingenomen, en den
inlander wefr aaem gegevcn tc hebben,
zond hem na de lchuilplaats van dien
Prins, om te zien, wat hy daar uitvoerde;
dog men vond hem al mede van daar
gevlugt, zonder dat de inlanders widen
waar hy verftoven , en ftelde dierhal-
ven vaft, dat hy ftil by nagt vertrok-
ken was , , zonder op Tifa o f Gong
(fpeeltuigen, op welker maat-ilag de
inlanders gewoon zyn eenparig te fchep-
pen) te laten ilaan.
1655. opkomen van eenig opftuimig weder, na
Batavia geloopen waren.
Zend Vermits hy dan een wakker man noo»
Roos na dig had, om na Solor te zenden, en daar
Solori'eh ¿eD Portugees de hoogvercifchte afbreuk
ir-i»na te ¿oenj vaardigde hy den onder-Zee-
voogd Roos derwaarts af, en zond den
onder-Hopman Keller met zeven Sloepen
na de Xoelaiche eilanden, om daar tot
zyn komft tc blyven , en öndertuflchen
op de vyanden te waken, en voor al te
beletten, dat Calamatta daar (gelyk hy
vreesdc) niet quam neftelen.
Verdere maan^ Oftober was de Prins
bedryven 'Calamatta, zieh op Boero te benaauwt
van Ca- vindende, zeer behendig, niet verre
lamatta. boven onze vefting in Cajeli, (daar hy
een gracht groef, die hem in een zoute
kreek, en zo verder in zee bragt) door-
gebroken, en met elf Coracora ’s in zee
geraakt, en ons ontfnapt.
Hy was daar mede na Manipa geloopen,
’t geen hy 00k tot afval zogt te
bewegen j maar wierd van die inlanders
zodanig gehavent, dat. hy met verlies
van ettelyke dooden, en gequetften
(onder welke laatite de Koning van'
Batsjan was, die naderhand van die won-
de ftierf) aanftönds. afhouden,“ en ha
Xoela Beii overfteken moeft, alwaar hy
gekomen zynde, de menfehen zeer moord-
aadig gehandelt, en de hekken weer ge-
heel verhangen had.
De Sengadji van Faloe, een van onze
vrienden, was hem juift met een wel-
bemande Coracora ontmoet, en met al
zyn volk van hem dood geflagen, om
dat zy ’t met hem tegen hunnen Koning
niet hadden willen houden.
Dit alles daar verrigt, en de inlanders
uit vreeze tot hem overgehaalt h ebbende,
was hy door hard weder belet daar langer
te können blyven, en genootzaakt, ter-
wyl hy in ’t fcheppen was , het na de
Moluccos te laten doorftaan , en op
Batsjan aah te gieren, in hope, van de
ingezetenen van dien Vorft op zyn zyde
te krygen, maar dit hem, tegen zyne
gedagten, mislukkende, zo moeft hy ’t
over hals over kop weer na de Xoela ’s
wenden, alwaar hy, op Xoela Mangoli
aangekomen, de aorpen, Mangoli, en
Waytima, ingenomen, de beide .Sengadji’s
, met hun volk, na ’t boich ge-
jaagt, en zieh van alles, vermits Keller
daar nog niet gekomen was, meefter ge-
maakt heeft.
Hier op nu verfcheen de Heer de Fläming
in ’t begin van December voor
Xoela Mangoli, en hieldt dat bezet,
waar door hy den Prins Calamatta den
Öden December dwong met veertien
vaartuigen van Mangoli na Fockoeve
over te fteken.
t6j*.
Hy dan, vertrokken zynde, had 00k Vlaming
de Veldheer hier zo veel niet te doen, hoomUt"
o f de onder-Hopman, Herman van Out- xoela °P
hoorn, kon het gemakkelyk waarnemen. Teljabo,
Hy zond hem derhalven met de Fluit en^er-
het Poftpaart na Xoela Teljabo, en be- na
laftte hem omtrent het dorp Likatobi tot Boero.
zekeren bepaalden tyd op den vyand te
paflenj en vertrok zelf weer na Boero.
Den 2<ten February in ’t jaar 16f 6. In’t jaar
bequam men in'Amboina tyding van een l6S6-
geilöten vrede tuflchen dien Koning, en Een öeg-
aen ouden Ambonfchen Landvoogd, tevr»4e
,b ui. ten-gemeenen rR» aadj van tIn dj-i a ,& en mcaefl-ta rMa-
Gezant van wegen den Nederlandfqhen gefloten.
Staat, den Heer Willem van der Beek,
Zy beftond in verfcheide aanmerkens-
waardige leden, zeer voordeclig voor
dien vorft, en byzonder nadeelig voor
ons.V
oor eerft, dat de gevangenen aan
wederzyden zouden losgelaten, en op vrye
voeten geftelt worden * om na hun land
weder te keren, uitgenomen, die van
Godsdienft verändert waren, en vrywillig
blyven wilden.
Ten anderen, dat de Koning van
Macaflar zo veel wederipannige Ämböi-
neezen uit Amboina zou mögen na zyn
land voeren, als ’er derwaarts zouden
willen gaan.
Ten derden, dat de Koning zyn tiit-
ftaande fchulden by de Mohhammedaa-
nen in Amboina zou mögen invorderen,
zonder daar in belet te worden.
Waar by nog veel andere zaaken qua-
men, den Macaflaar zeer voordeelig j zo
dat het voor ons, die allezins over den
vyand triomfeerden, en de vöördeeligfte
voorwaarden behoorden bedongen:, cn
op ons ftuk geftaan te hebben, een zo
ilegte vrede was, als men zieh'verbeel-
den kon: want daar men zo lang geoor-
logt had, om de Macaflaaren uit Amboina
, en de raburige geweften, te
houden, daar hadden zy nu by deze vrede
2 a a k e M. w
Calamatta
weèr
na Boero,
en met
Jwladjira
byna ge-
vangen.
De Koning
van
Gilolo
raakt in
onze
handen.
verkregen, dat ze vry en vrank, onder
apdere benamingen, in Amboina konden
komen, wanneer zy maar wilden; aan-
gezien hun de vaarc op Ceram, Goram,
en Geram Laoet, niet eens verboden was,
behalven dat het derde lid der voorwaarden
heri een langd urigen en onbepaalden
toegang tot de Ambonfche landen, onder
d.en naam van fchulden in te manen ,
maar eigentlyk om Nagelen te iluiken,
g a f, op welke grond zy ’er zo veel
bemande vaartuigen zenden konden, als
zy wilden, zonder tegen hetverbond te
misdoen; gelyk ’er naderhand 00k wel
dertig Jonken , o f andere vaartuigen ,
te gelyk gezonden zyn.
Wegens den Prins Calamatta hoorde
men naderhand, dat hy weder naar Boero
overgefteken was, om zieh nogmaal met
den Kimelaha Haft fterk te malten; dog
van Madjira hoorde men niets % dan
alleen,; dat hy zieh zeer behendig verborg;
hoewel hy zieh by dit overfteken
wefr by den Prins, zo men kort daar na
hoorde, gevoegt had.
De onder-Hopman, David Perdrix,
had, by Calamatta ’s nieuwe overkomft
de kuft van Boero längs heen en weder
zeilende, in een kleen bogtje by Waini-
tpe hem ontdekt, ’t vaartuig van den
Koning van Gilolo, by ’taanranden van
zyn ganfehe magt, verovert, en hem
met in de dertig man van zyne Coracora
gevangen bekomen; 00k icheelde ’t weinig,
o f de Prins zelf was nevens Madjira^
in de ltnip geraakt; maar zy hadden
beide het geluk van dien dans weer te
ontfpringen.
Deze Koning was een zeer quaadaardig
werktuig, en de voornaamfte Roervink,
die den ganfehen afval van Calamatta
bewerkte, en dus lang hem in dien
ftroom voortgefleept had ; weshalven ’er
niet veel goeds van zullt een Schelm, die
men al eens genade over Hoogheits-
fchending bewezen had, te wagten was.
Hy was 00k wel uitdrukkelyk , by ’t
aanbieden van genade aan anderen, uit-
gezonderd, en zelf 00k by ’t l^atfte
vrede verbond uitgeüoten , zo dat men
hem nu maar beft ten eerften aan zyn
einde helpen kon, het geen, om niet
meer ongemakken door hem te lyden,
opk noqaig was, aangezien hy ’t groote
beweeg-rad der anderen, en alleen van
meer gevaar voor ons, dan dat ganfehe
rot, was. Dit was oorzaak, dat de
Veldheer niet goed vinden kon , hem
naar Temate te zenden, vreezende, dat
zyn moeder, een vrouw van zeer groot
aanzien, middel zou uitvinden, om hem,
, die daarenboven den Konipg Mandarsjab
in den bloede beftond, door ’s Konings
losheit in ’t leven te houden, waar van
nogtans de E. Maatfchappy de fmerten
zou gedragen hebben.
Hem na de hoofd-vefting Viftoria tfc Zyn
laten opkomen, om daar ten fpiegel van dood.
anderen geftraft te worden^ vreesde hy
dat te veel opfchudding geven mögt,
weshalven hy aan den ondfer-Hopman
Perdrix laft gaf hem en de zynen ( alleen
vrouwen , en kinderen , uitgezonderd )
ftillekens in zee op de befte wyze aan een
kort einde te helpen ; die dierhalven dien
Koning, met vyfentwintig van de zynep,
omtrent Larike om ’t leven gebragt, en
in zee gefmeten heeft;
Vermits nu de tyd van de Flämings Simon
vertrek uit de Oofteriche geweften na Cos’. .
Batavia ftond te naderen, vonden haar j_an^
Edelheden goed, hem in Amboina door v9ogd ~
den Molukfchen Landvoogd Huflaart, Moen
den zelven weèr in Ternate door den uccos*
Heer Simon Cos, als veertienden Landvoogd
der Moluccos,te doen vervangen,
gelyk hy 00k van Batavia ( dog zo anderen
willen uit Amboina) op’den 21 lien
April in ’t jaar 16f 6. daar gekomen, en
voorgeftelt is.
De reden, Waarom zieh de Prins Calamai
Calamatta van Xoela weder na Boero ¿ L fo p
begeven had, was niet, om daar te bly- Boero,
ven roeften; maar alleen, om zieh door
een van de zekerfte middelen van de ge-
trouwheit dezer ingezetenen, en dus te
gelyk van dat ganfeh eiland, te verze-
keren, ten welken einde hy, van daar
vertrekkende, eenige zoonen, broeders,
en neven, der voornaamfte dorp-hoofden,
en Orangkaja’s , mede genomen had;
bezorgende verder door de Kimelaha’s
Haft, en l'ito, dat niemand, uit vreeze
voor hunne magen, tot ons dorften uit-
komen.
Hy was van daar Weèr op Xoela Bell En op
gekomen, daar hy eenigen ty d , met Xoela
branden, en vernielen den baas fpeelde;
van waar hy, na twee dorpen in koolen
gelegt, en veel menichen in flaverny
medegevoert te hebben, den 11 den February
’s nagts met agt Coracora’s vertrok.
Die van Xoela Teljabo zagen hem
zyn ftreek voorby hun eiland na Bangay
nemen, van waar hy längs de kuft van
het eiland Celebes eerft na Boeton liep;
Hy bleef daar niet lang; maar zyn voor- Zynver-
naamfte boodfehap was, eenig volk van trek na
daar mede na Macaflar te nemen, alle de Macaflar^
welke, gelyk mede die hy van Xoela
Beii vervoert had, hy aldaar naderhand
uit gebrek tot Slaven verkogt, en daar
veel geld van gemaakt heeft.
In *t emde dezes jaar’s begaven zieh de
inwoonders der Xoela’s weder onder hun
wettigen Koning Mandarsjab ; alleen den
broeder van den Sengadji van Mangoli,
met nog eenige weinigen van zynen
S s 2 aan«