
In zyu vi. Hoek fchryft'fiyoofc de Jo-
niers $6o 'é&îeijen j die vanGhios ioo
ichepen, ider meçjf-oo man bezet, en i n
zyn vin. boej^deÂthenienzers 18Ò fche.-
peh toe, daarí>y voegende , dat ^çgroote
vloot van^erxes egter dooreèn vloot
der Grieken van îySfchepen ,' en voor
al door de dappernèitf der Atncñienzers ,
verflaeen wierat.
Anderen egter houden de Feniciers voor
de tíityindcís der eerfte fchepen, eri voor
dé grootfttf Zee - helden. riet is daarom,
dat zy by Homerus als Noew/tàVTci’
dat is, beroemde door hunne fchepen in ’tx v .
boek van zynOdyff: in ’1414 f s yoprko-
men, als h y zeg t :
"E tà * Sì tftHtXfi VXVC-íüÁVTÓt SjAvSoV
dat is:-
Boar quamen Femciers , op zee bedreven
Sanchoniatonverhaalt by Euzebm lib: I.
pag^xy. de Prapar: Euang: datHipihramus
teTyrus huizenvan riet, biezen, en papier
maakte 5 en dat tuflchen hem en
zyn breeder Ufous gefchil gerezen zynde,
Ufous allereerft beitaan heeft een boot
uit den tronk van een boom te hakken,
en daar mede in zee te gaan. En mo-
gelyk is ’top deze grenat, dat 'Tibullus
zegU m ... ,
■PHtita*riitem-venti* credere dofftaVpWts
dat is : ,
B e Tyriër dorft deerftè een fchtp 'OfZcTbe-
trouwen.
Dog fchoon die Dichtender de Tyriërs
eerft noemt,. zoo komt nogtatìs che efer,-
buiten allé tegenfpraak , Sidón tòè,
’tgeen veel oüaërwas, gelyfcwy op zyn
plaats toö'nen zullen, welk Sidön echter'
in den aänbouw van zyne fchepen by de
Hebreen niet halen kon. Dat de T y -
riërs de Zeevaart eerft uitvonden, blykt
00k, zoo Vaillant zegt , uit oude Ty-
nfche penningen.; En dat Hercules hen
die konft leerde, beveftigt Nonnus Dionyf:
lib: XL. gelyk mede een hudher penninfen,
ter eerevan hem geflagèn ,'Ôp :wél-
en zieh een Man in éen Galei, met
uitgebreide handen (wâârfchynelyk Hercules,
dien Zy, als de vinder der fcheep-
vaart , op al huiine munten veibeelden )
vertoont.
Onda* de oorlógs - toerafting van de
beroemde Sëmiramis , dié in ’t jaar der
wereld i8z& leefde, komt oiis vóor een
vloot vart twée düizent fchepen , waar
mede zy tëgêrt Stàürbbates , eên köning
van Indien , op de -Rivier Iiidüs , met
verlas van duizendt der- zehren floeg.
En aangezien deZe vofftin veel "oüder in
tyd dän Tyrus-, o f een der voomoemde
ültviriders is zoó moët men haar , of
de Aflyriers"^ ontrént dé vinding der
fëHipvaait’., voor alle anderen, * ddor de
Griéken ;zop verwaant en ongegrondt op-
gegevéñ, nog veél nadër in ráng aan ae
Hebréeñ, énze wel dus in ordre ftejlen^
dat de Hebréen de alleroiidfte , daar aan
de^Myriers 5 dan dé Feniciers (íchoon
Euripidei in TŸoad: f s i z8.. de zeçvàayt
valfchëlÿk een 7AteyiÎ7rrov TTcetfèiccir dat
is , een'kónfi van Egypten , noemt) en
dan eerft, zoo Mela lib: I. cap. \ z. toc^L^;
de Ègyptenaai-s, mtvindere van fehlen
en de íchipvaart geweeft zyn,, en'uat,
na die . dezen ,. dan eerft diei^èblazene
grootfprekers , de Giieken hier ontttnt
te pait-komen. D o g , .ömdewaarheidte
zè^en ,‘ óñs blykt ten klaarften niet,
wie men onder de Grieken dan nog den
eerften rang zou moeten geven.
Het zy dan wie onder hen de eeifte En met
uitvinder der fcheépvaart was , ’t g c e n ^ e_
onzeker blyft, dit is zeker, dat zieh 4e tuigen zy
Ouden in hunne íchipvaart allereerft yaffhet in’t
riemen, en daar na van zeilen , bedient eerft aan-
hebben. .
Homerustoont dit inzynOdyJpin ’tv i.
boek f s 2701. van de riemen:
"EtS* -ie n£i '¿Xry>Miit¿Á*it¿P* ¿Asyao-«
HtiTi**T* *tù (nrtiçtti, wù ùirofcótBvn* içe]fut'
- .ß p ie f e n . ,
tìè t 'fjoofd-ioww, r bras , ’ ® « 3 |
g ía d y e n a l s g eß ep en ,.. -<
En van de zeilen ípreékt hy in dat zelve
Werkbmftändig m ’t v . boek f s 24p.'
efraär ’t xv. boek f s 408.
in ’t II. boek van. zyn “ '
hèt einde deszelfs :
Dog voór af
’t p f s van
"eS xov S' ¡ fix >itVK* tûrçcirraliri ßoeutrl*
"Ê7rX>irêv Sf cite/Ms fifìrót if lit'
dat is :
Men braß de zeilèn Otti met welgedraeide
1 brajfeny
JVaar op de wind begon in V fchtrverzetl te
’t ls d a a r o m ook^da£- die Dichter„.de
Pheacias., en andere Völlcen, zoo dikwils ,
(fiÖyghpLWS o f riem-¿uigtige , genegene
om te. roejen , noemt. - -Behalven dat wy
fol: , S. 00k dezen. Dichter , fprekende
van Verfcheide—fcheepstuigen der Ou«
den , wegens hunne Manien , zeilen,
riemen, en roeibanken, aangehaalt hebben
, -t geen wy derhalven hier voorby
gaan:
- Qvfdius in ’t IIv boek zyner Minne-
diGhten zegt in ’tx i. Dicht:
• Ipfd toges zephyri verdaut in lintea pletti
Jpfa tuet moveas turgfda vela manu•
dat
dat is:
Eid ze jf de winden .voor uw doeken om hun
■ zegen.
Helpmet uw eigen hand de zeilen aan 't bewegen.
..
Op een andere plaats ipreekt hy van
die beiden te zamen.
Aura levis gelido pendentia lintea malo
Sufcitaty & remus eruta ca}iitA aqu<&.-
J . dat is ;
Een kleine koelte belptdeZgilen aan 'tjbe-
wegen. '-de ;-r
Men "ziet de zee vol fchuim door V roeren
allerwegen.
Dit komt 00k volkomen met Gods
Woord ovar, een , daar men veel van
riemen,. en vaiTroejen , ‘ leeft., Ezech. zy:
6y 8. Zy hebben uw ('Tyrus ) riemen tùt
Eiken van Bafdn gemaakt. En wat ver-
der : B e inwoonders van Sidon en Arvad
waren tpwe roejers. Hunne roeibanken waren
van Ivoir , hunne zeilen van geßikte
Mgytifche jsyde, F tijo n . 1: 13. Maar de
mannen roeiden. Waar uit dam mede
blykt, dat men van ouçls en.riemeny_en
Zeilen, gebruikté.
Herodoot merkt lib: II. ook aan , dat
de Egyptenaars de kringen, en touwen,
aan de zeilen van binnen j maar dat andere
volkén die daar van buiten aannaei-
den.D
it gefiel icheen egter, na zyn eeifte
lùjvinding, en fatfoen, veel meer toege-
fütty om hy zagt en ftil weder, op .deze
o f gene rivier te roejen, dan wel omzich
op zee, en in zulkeen zichtbaargevaar,
te begeven.
Schrik Dierhalven is hét. zoo zeer niet tever-
der Ou- ponderen , dat veelen onder de Ouden
den voor niet voordeelig van. de zeevaart, en zelfs
desee, met fchrikvanden genen, die zieh eerft
og,zee begaf, fpraken j te meer alzoo zy
vaft fteldenj dat de zèé door de Goden
çuflehen de landen ingeworpenwas, om
de Volkeren van een te fcheiden, zoo dat
Zy.’t varen ter zee, als een ftoute en itraf-
bare overtreding der geftelde grenspalen,
en als een veragtmg van hun wu, aanmerk-
ten, en geloofden dat daarom de eerile
öyertreder doprhenfwaar zou geilraft zyn,
Senecajp, zyn Medea Aßt: II. zegt hier van ;
. • Audax nimium, qui fréta primus
^ Rate tarn fragili pérfida rupit,
H iterrasque Juas poft t,erga videnS y
Animam levibus credidit auris 5
Bubioque fecans eequora curfit
Potuit ienui fidere ligno, -
Inter vita mortisque vias
■ Nimium gracili limite duño.
dat is:
Hy was te ft out die eerft de baaren
Dorft met een brooze kiel bevaren y
En afgefteken van de ree
Grootmoedig zieh begaf op zee,
Betrouwenae op de lichte winden,
Om dm h^t geen hy zgcht te vfnden.
Bus waagde hy (0 ft out bedryf!) .
Op een onzekre hoop zyn ly f, ,
Op een klein perk hem voorgefchreven
Omzwervent tuffchen dood en leyen.
Hierom' zeide Anacharfis , gehoort
hebbende , dat een icheeps - plant maar
de dikte van vier vingeren haa , niet on-
gegrond : dat die gene, die ter zee voer,
|oft maar zoo veel vingüren van zyn dood
was. Jahy twyffelde o f zulk een leefde.
Biogenes lüüpius fib : I. en Bias , een
der zeven Griekiche Wyzen, rekenden
zulken nog onder de levenden nog onder
de dooden. Waarom 00k de voor-
noemde Scytiiche Wygeer , gevraagt,
o f’er meer levenden, aan dooden, waren,
wederom vroeg : onder wat fiorte
men dezeevarende luiden ftelde. En nader
gevraagt zynd^, wat ichepen de befte
waren , gaf tot antwoord : die op het
drooge gehaalt zyn j om te toonen, dathy
allerlei varen voor. zeer gevaarlyk hieldt;
gelyk oolc ’t woord gevaar. en gevaarlyk ,
van dien fchrik en vrees voor het vaxen
fchynt afkomilig te zyn. Zy hielden de
zee in opzigtvan ’tlMid.immers zoo ver-
fchrikkelyk als een iliefmoeder in opzigt
van een eigene moeder.
Zeer kragclg i s de uitdruiclcing van
Juyenalis in zyn xn. S.cjiimpdicht, aar-
dig op dat eerfte zeggea wxc^^rmcbiirfis
ilaande -
I nuric, e? Vetltis vitam committe y jolato ~
Confifus lignoy digitis a motte remotus,
Sguatuor, aut feptem , f i fit latifftmatada.
dat is :
Gaa heen dan, en betrouw uwallerlieffte leven
Aan de ujtzehMdeJdeE en^aan den - h nrvpn
wind,
O ! dwäaSy pas zynde maar ( hoe komt
gy zoo verblind?) :_
Vier vtngren van de dood, of j op zyn breedfie ,
zeven.
Oppianus lib: 'aa<** f s 374.
ß irogrot of ^ a r jfo f oyüf ¿Aog 'ivf>*rt vtjctf
I Ext a» uboyctTm t<s im<p^ia‘* r i ) f *nig
ToÄiöjeif ir^afifof i*tv%*-ro ¡¿¡¡¡m xtgtjtrxi'
.. dat is :
O ! vrienden, d? eerfte, diede fcheepvaart
heeft gevonden
Om ’tnat te klieven, ’tzy hy is een menfeft
geweeft,
Het zy (wieweet het ? ) een onfterffelykjfgeefiy
Was ft out, dat hy zieh zulk een ftuk heeft
onderyoonden.
By Homerus ipreekt ÄlcMous in ’tvin.
boek van zyaOdyfi: fs i$ 6 . aldus van de
zee.
B Z Ooy*e