
JO Î . M o w w m % £ É
1653.' Amboina ook verzekering, dat de Ma-
caflàariche Koning zich, om een nieu-
w e , en onlangs aan hem gegevene reden,
ten oorlog tegen ons toeruftte.
Onze Kruiflers hadden omirent Japara
(op groot Java gelegen) twee fchepen
van den Portugeefchen Edelman, Fran-
lifco Viera de Figueredo, op Macaflàr
grooten handel doende, en daar woonag-
t ig , genomen, en als goede pryzen op
Batavia opgebragt, vermits h y , een
geboren Portugees, en onder een Portu-
geeiche vlag, niet ¿egenftaande den oor-
Jog tègen de Portugeczen alomme door
ons afgekondigt was, dit vaarwater had
durven gebruiken.
Over dit nemen dezer fchepen betoon-
de zieh de Koning, nevens den Prins
Patingaloan, eerfte bedienaar van Staat
in Macaflàr, een man van veel meer ver-
ftand, dan andere inlanders, zeer mis-
noegt. Gelyk nu die Ryks-beftierder,
door zyn kennis in de Latynfche, Griek-
iche, Italiaanfche, cn meer andere Taa-
len, en door zyne neerftigheit in ’t lezen
van Europeifcne, en andere Geichiede-
niflen, zeer fyn geflepen was, waar by
ook zyne vordering in de Sterren-kunde
quam (ten welken einde hem de E.
Maatfchappy eenen Aard-kloot van om-
trent twaalf duizend gulden, ten zynen
jim io j i . naa
T un e ll gemaaKX , —. . j ——• .w , UHU
doen behandigen) alzo wift hy zich van
deze zyne meerder bequaamheit by alle
voorvallen ook zeèf fyn te bedienen;
hoewel hy het in dit geval niet betoon-
de: want hy gaf voor, dat die vaartui-
gen niet alleen met goederen van Viëra,
maar ook met die" van den Koning, en
hem, geladen waren. Een reden, die
hem niet ontfchuldigde, alzo, indien hy
zyne, en ’s Konings ; goederen , wilde
verfchoond hebben, die goederen dan
onder een Macaffaarfche, en niet ònder
een vyandlyke Portugeefche vlag moeften
gevoert zyn.
Die geflepen Vos wift dit zo wel, als
w y , dog het "was maar een doekje Voor
’t bloeden, en een gezogte reden, om
onder eenige voorwending met Madjira
( ’t geen hy anders te bot voorgenomen
zou hebben) in Amboina te können
komen ; hoewel andere meenen, dát het
waarlyk een groote reden geweeft is ,
om dien vorft, tot het bylpringen van
Madjira, over te halen.
Kort daar na hoorde men op Tornile- De v00.
hoe, een dorp op Manipa, dat reeds vy f loopcrs
Macaflàariche Jonken (voorlöopers van der Ma-
een grooter vloot, door een Macaflàars faflaarcn
Prins van Bima al zedert voofleden jaar o p E o
by een vergadert, en $ na hare eerfte
be-’
À k m
begrooting, wel honderd Jonken, en
ara honderd man, fterk) op Waifomma,
•op B o e ro gelegen, onder eenen Bttffi
Jtrangi^ een Makjander, taangekomcn
•waren. -Deze tyding kreeg^dte Veldheer
al diep in de maana February omcrdrit
JManipa, zo als b y bsfloten’ ihad, «met
deenige Jagten, en Sloeperijnade Xoda ’s
.te' 'loopcn*, om daar ;op • de Maeáflaren (te
paflen. Deiftalyen «urök % ‘ten'eerften
’er na toe, veróverde hurtnfe váftigheitj
iha tean körte ifcfherftSützöling , enve r-
branddetwee van hunne Jonken, die b y
ontmoette. j ■
•Na 'deze verrigting„Areeg dnen1 'in
’ ’Maart »uit Ternate berigt, dat de :Prin-
-een, Galamatta 3 en' Marttlba, i met -den
•Koning Mandarsjab weér vcrzoend wa-
,ren, eri ook de veiling Gilolo, en Ver-.
¡ícheide Roemhken, aan 'hem, eri deh
Landvoogd van den Bogattrde, Gverjge-
•levert haaderi,waar onder'deGoegoegoe,
Kaitsjiii MoeJJa, áé HbpMatfGigoge.
'yán 'tGÜolo , en möir andfeVerii dog dat
■Kaitsjiii 'Sáidi, ‘ rievdrtS ’ s 'LandS-oppfer-
Kichter, o f ’den Hhoekom,< ria SaboC,
icen fterke veiling f oritvlugt waren '}
daar zy het egter niet zeer lang zouden
können uithouden. i-
Calamai-
là» en
fceoige
andere,
veraoe-
nen zich
met den
Koning.
Reden
van dien
bit iyh
brief, aan
de Via-
ming i
blykende.
Wat den Prins Calamatta (die voor-
g a f zyn vlugt ná den vyand maar ge-
veinft geweeft té hebben, en dierhalven
-rich de ganfche eer van dit werk toe-
fchreef) tot deze overgave van zich zel-
ven, die veiling, en zo veel andere, bewogen
heeft, daar over zyn verfcheide
•gedagten. Het waarichynelykfte is, dat,
zo ras hy by Saidi ’s overkomft befpeur-
de, dat de keure van hem tot Koning in
Mamlha ’s plaats niet van zyné goedkeu-
ring, en hy tegen de andere Mmters
daar Over ( ’t geen metter tyd uitlekte)
zeer onvergenoegd was» hy, uit vrebze
dat Saidi hem den eenen o f den anderen
tyd vergeven, o f om hals doen brengeri
zoude, hem hier in heeft willen voor-
komen, en düs by deze overgave zich
zelven, en tegen Saidi, en wegens den
Koning, heeft willen verzekeren, en dat
5iem deze reden, in fchyn van ons nog
dienft te doen, tot dit befluit heeft doen
komen. 4
Het zy daar mede, zo het wil j ten
minften om ¿ich dáar over by den Veldheer
te regtvaardigen, fchreef hy hein
dezén riadrukkelyken brief.
daar by ik vetklaar -, dat myn wornemen -t«#,
geweefl is^ *om^net wyn broeder na Batavia
'o&er ¡te'ypaxen, am myn Meer, í^w-álge-
meenen Landvoogd., en> de '-Rââden vaiï
india, *1fe viten, aft mndéUrtg :iè fffektn •
ter gtìeder 4iu?e \ ’tyant /h'afltihdien'aögian»
dernomen, dio -zoU -het TérMtàanfeh 'Ryk
lichtelyk 'Mit' tot zynen fiand-, kó dls hét
mi iSfj Wéd&r gefaakt Cùjft. \ Na het -veftrSk
van myn broeder, Maridäfsjtih yhèb 4k- den
¿Landvöo’gd ■ìalhièr 'verzógt , y dat jty njy
ifeließe tae. Te 'fittati, étins >*arGüolö}ff
; gaan-y dog dieüeeft zttlks nifi •¿oetigékèàrt,
' bevreefi zynde, dat 'de Muiter ’rity >doodeh
mögt.'’ tk ’ben egter-,'fender‘tnynleveh'daar
in veel te ttgten, derwaarts veitròkken^
meettende-, dai ik betontet 'beter-, als in ‘defi
dienfi, van den Konirig , -mjn. broeder^
■Jxefteden kon\. dog'voftd', tòt niyne Verpon1-
dering; * myn broeder Mamlha Hfi Kónjiig
o'pgevuorpen. Dai# 'op heb ìk%ohél'èi'ÌtjjJìify
piy'^etdytì& ànf, Pén e'érfiìb^titt ddyw’^ddr*-
kotnfi; -door '{(fterier miMeTén(>de :d0d^dn
te bev&egèri; 'om ■'tedcb^mijdd/1,
tigen vorft te begeveny maar :, 'in'Pittati
van hfi daar toe t e '-können bYengén 'j -béVbéi
Ky goedgevonden Manilha , 'diè mi -krctnk-
zinnig is, te verwerfen, en tozy m ±ytt
plaats tot Koning - te verktezén. ìk ' -heb
dit n’è t gettogt, en mk niet geen ttndér
oogwi't aangeno>aen, dan orti myn broeder
daar mede dienfi -te doen. In vier maanden
nu, die ik by de Muiters Fleef, gezièn
hebbende, dat ik mòt al èiìyrren -attrileg ten
befien van den Koning -ntets op ben winnen
kon, Zo heb ik, vreezende, dat zy itiy de
eene of -de andere reis eens Van 'ktmt helpun
mogten, befi geòordeeìt aan myn broeder.,
Mandarsjah , en den Laridvoögd^, ‘hier van
kenftis te geven; otn met die gfinén, die ik
daar toe had können bewegen-, idi ben over
te komen, van 'herten kenegbn Zynde my
aan den Koning, én de Màatìfchàppy, in
alien deelen te otiderwerpen. Maar Zo ttls
ik dii meende uit 'te vo'eron ,t zò hébbèn
eenige qualyk-gez'mden de friuf van myn
voornemen in de fieus gekregen-, en zyn -ha
SiOoot gevlugt , daar zy mg fierk bfieen zyn.
Ik nogtans, zonder my daar aan te krèunen,
ben toi den Koning dii gekomen, en beh die
genen, die *t met my bielden, by myn
broedet gebragì, deVfflke beni, en den
Landvoogd, te voet .gèvàUen zynde, ben
wèuvie gehoorZaamheii befo'onti, in daar op
genadè gewofven hebben.
Àan déri ’¿eevoogd, en Veldheer -,
den Heer Arnold de Vlaming, zend
de Prins Cdlamaìta zyne nederige
groete.
■+K, Prins Calamatta , vaardig dezen
1 brief met myne groetenis ¿«»myn Heer,
Deze brief, fthóótí niet Wááráchtig ín ’t Geen
velen deelen, had ten minften een fchoonferi J® ^
gliirip,, ett dé geftelteriis der ¿aaken ver- ondicnft
¡ eifchte tpt liog toé, dat meri het üit doet,
Staatkunde daar voor aannam, ten tyde
toe dat men alies in volkotneh ruft her-
ftelr hióét zien. Het is ook zeker, ’t zy