
1650.
Die 00k ,
Madjira
kennis
gceft.
Die zieh
onkundig
houd,
eti zyn t
Koning
trouw
belooft.
Hy wü
de vertrokken
Ternataanea
wedr
ontbicden.
den. onder- Hopman , Danen • na den
Stadhouder Madjira, ten deele om hier,
kennis van te geven, en bemdepolste
taften,. ofhy mede met dit vergif befmet
was, ten deele om hem ernftig aan te
maanen, zyn wettigen Koning, dien de
E. Maaticnappy. ten uiterften toe tegen
deze wederfpannelingen befchermen zou,
getrouw te blyven, en dierhälven om
zulke ichelmen niet alleen geen toegang
te geven, maar om 00k alle, die daar'van
hen verichynen mogten, aanftonds by
den kop te vatten, en aan ons over te
geven > om ten fpiegel van anderen ge-
ftraft te worden.
Madjira, dit hoorende, hieldt zieh
t’eenemaal onkundig, en daar over doo-
delyk ontftelt,vervloekte zulke lehelmen
met hunne godlooze aanilagen, als die
door zulk een heiloos bedryf het Terna-
taanfeh Hof een onuitwiflelyke fmette
aanwreven i en hy verzekerde Danen,
dat de Heer Cos van zynen ’t wegen ten
vollen geruft kon wezen, dat hy zynen
Koning Mandarsjab getrouw blyven, en
alle, die hy van den aanhang dezerMuit-
makers maar krygen kon, aanftonds aan
hem overleveren zoude.
Daar zyn ’er, die meenen, dathyhet
zeer wel geweten, en daar mede deel aan
had j anderen wederom oordeelen, dat
hy toen nog geen kennis daar van had,
maar dit hoorende daar op ten eerften
belluit genomen heeft, om nog Mandarsjab
, nog Manilha, als Koning te
erkennen, maar om, in dit troebel water
viflehende, zieh zelven Koning van die
landen te maken, die hy tot nog toe
maar als Stadhouder beftiert had j in
welke betrekking hy dan 00k zeer wcl
*t eerfte bedryf verfoejen, en ’t laatfte,
van niemand in zyne landen toegang te
zullen geven, zeer wel, hoewel met een
valich -hsrt in opzigt van zyn wettigen
vorft , en de E. Maatfchappy, beloven
kon 5 van al het Welke ons het vervolg
van zyn gedrag berigt geven , en klaar
aanwyzen zal, hoe groot een Schelm, en
Verrader, hy geweeft zy.
Ten eerften zond hy 00k eenig volk
a f , om de Ternataanlche' vertrokkene
Edelen, Dagga, en Labodi, nevens de
Princen Bifmol, en Abdul, zoonen van
Lakfamana , mitsgaders Codjali, zoon
van den Sengadji Roemahite , die al hunne
Coracora ’s op Xoela, en haregoederen
op zee verloren, en zieh eenigen tyd op
Fattamatta in groote armoede opgehou-
den hadden, te rüg te roepen, op dat
z y , quantzuis, zieh by hun komlt in
Ternate, niet mede by de wederlpanne-
lingen begeven mogten.
Dit leneen wel iets goedsj dog de
Raad in Amboina vond daar tegen goed,
dat zy op Xoela tot de komft der Bata-'
vifche fchepen bly ven zouden,. op dat zy ’t Geen
geen gelegenheit hebben mogten, .om de Raad
eenig quaad, ’t zy in Ternate,- ’t zy in .Am‘
Amboina, te doenj waar op hy dan v e r -;^ ^ 3'
der verzogt, eenig geld van ’s Konings
Tollen te nemen, om die elendige fchip-
breukelingen op Xoela daar mede eenig-
zins te onderfteunen.
Gelyk nu de Ternataanlche Land--Van den
voogd kennis van deze zaak na Amboina
gegeven had, alzo deed hy datterftont^euff^
00k aan de Hooge Regeering van Indien na Bata-
na Batavia j waarnevens Koning Man-y^
darsjah niet naliet door zyne gezanten,
en Ichryven aan haar Eaelheden, den
algemeenen Landvoogd, dqn Heer Karel.
Reinierszoon, en de Ed. Heeren Raaden
van Nederlandfch India, zeer ernftig
om hulpe tegen zyn wederlpannige on-,
derdanen te verzoeken.
Haar Edelheden vernamen dit met.pfaar
zeer veel ontzetting in de maand Novem»;Edelheber,
en waren van oordeel, dat de Kafti- .den oor-
a deel hier
'Tover.
liaanen, en Tidoreezen, hier ,00k deid““
hand in hadden 5 met regt dit als een
zaak', die zieh öok wel verder na; Amboina,
en Banda, metter tyd uitbreiden,,
o f waar onder zieh deze o f gene nydige
Nabuur mengen lton,aanziende,waaromr
deze brand ten eerften, op dat de vonken
daar van-niet derwaards mogten over-
vliegen, diende gedempt te worden. ,
Dit was een zaak van ’t hoogfte belang,
over welke, als geen uitftel ter-
wereld könnende lyden , men aanftonds
een hartelyk belluit nemen, en tot uit-
voering van welke men 00k een bequaam
perzoon,en dapperen Held uitkiezen moeft,
vermits het niet evenvcel was, wien men
daar heen zond.
Men belloot dan een aanzienelyke
magt van fchepen, en volk, ter . hulpe
van dien vorft te doen verväardigen,
die wel ipoedig klaar geraakte 5 maar
meer zwarigheit vöndinen, om een regt»
ichapen Hoöfd, eenen man, in die ge»
wellen, en zaken ervaren, zo ten eerften
uit te vinden. Men vond niemand daar 2en<jen
toe bequamer,,. als dien onvermoeiden den Heer
Held, den Heer Arnold de Fläming van deVla-
Outshoorn, ■n . • _ 1 die niet lanög te voren op emeinn 8vlmooett Batavia gekomen, en pas een maand ge- na x erleden
daar getrouwt wasj en hoewel die nate.
Heer wel veel redenen had., om dit van
de hand te wyzen, ’t zy omizyn vorige
ongezondheit, waar van hy nog.jjiet
lang herftelt was, ’t zy om andere.redenen
, nogtans uit zugt voor denlwelftand
der E . Maatlchappy , en op. aanbieding
van haar Edelheden om derwaards als
ordinaar ftem-voerend Raad van Jndia,
opper-gevölmagtigde, en .Zeevoogd van.
de vloot te gaan, zo nam hy. het aan,
fchoon
K m
In’tjaar
pieop
Boeton
Ichöoh hy voor -zieh zelven zeer veel
moeite en fwarigheden daar in te gemoet
z a g , al *t welke zyn Helden-tttoed
groothertig voörby ftaptej oogendemaar
aÜeen op den grooten dienft, die hy daar
mede aan de E . Maatfchappy d o en en
op ’t geväar en nadeel, ’t geen zy önbe-
twiftelyk daar by lyden zou, indien hy
dit quam äf te man..
Hy vertrok dan met de vloot, den ¿3Üen
December dezes zelven jaars, van Batavia
ha Ternate , voor een gedeelte van die
reize den Heer, Willem van der Beeki
onlangs tot buiten - eemeen Raad van
India, en Landvöoga van Amboina aah-
geftelt, tot zyn reis-gezel gehad hebben-
de. Hy gierde in ’t begin van ’t jaar
165*1. ’t eiland, en de ftad Boeton aan,
gaf dien Koning door zyn geheim-
lchryver, Livinus Bor, en den Corporaal
aangierd* der Adelborften, Severyn Hanszen, kennis
van zyn komltr waar op die vorft ten
eerften met een grooten ftoet en gevolg
aan booid quam, en van de Heer Fläming *
heerlyk ingehaalt, en op een pragtige
wyze ontfangen wierd. Die Veldheer
en Zeevoogd liet al ’t volk by des Kö-
nings komft in ’t geweer komen, en ter
eere van hem verlcheide Charges ,N en
Kanon-fchooten, doen, al te maal uitcr-
lyke cer-bewyzen, waar op de inlandfche
vorften zeer gezet zyn, en waar door
m e n h e n zonderling ftreelen, entötzich
lokken kari. Na deftig onthaalt te zyn j
en.ondcrling gefproken te hebben, ver-
trök hy met zyn Edelen weer na land,
verzoekende zeer ernftig, dat de Zeevoogd
hem toch we£r wilde komen
bezoeken. Dit te weigeren eifchte wel
de zaak van Ternate, maar zyn kennis
van den aart der Mooren , die over de
minfte veragtihg gewoon zyn lang te
wrokken, leed dit nietj en behalven dat
’er voor hem ( om te voren daar gepleeg-
de moorden) veel gevaar in ftak, om na
de ftad te gaan, die böven op een berg
lag} zo was zelf ’t wantrouwen van een
Koning, die ons dienft gedaan hadj on-
beleefd.
En dewyl hy dit om tiieer redenen niet
vörft bc” voorby kon, beloofde hy aan land te
fchenkt. komen, en hem te bezoeken. Hy deed
d it} maar vergezeld van v y f hönderd
krygsknegten, bqhalven een groot getal
Matroozen , die een treffelyk gefchenk
voor dien vorft na böven droegen.
Hy had op dien tyd zieh wel van de I
voorgaande moord, door de Boetonderfc
aan ons volk gepleegt j gemakkelyk können
wreeken,; maar wetende, dat de
Koning, eerft onlangs tot die Kroön
verheven, daar aan onfchuldig, en dit
alleen door de grooten bedreven was,
en dat het de gewoonte der E. Maatfchappy
niet was , van flingze ltreeken iö5 r;
zieh te bedienen} maar alle zaken vödr
de vuift, en in alle opregtheit te doeh}
zo wilde hy ’t vrygelei, hem verleent j
niet fchenden} veel min verraad met
verfaad wreeken} ächtende na tyd» ge-
fteltenis beft j in der minne van . dien
vorft, en van zyn grooten, te fcheidenj
met vöömemen van de fchuldigen aldaar
by eert beter gelegenheit eens te zullen
¿oeken.
Na vriendelyk aflcheid vaö dien vorft, Heeft'
die over het gefchenk, en des Zeevoogdä
heufche ontmöeting, zeer vergenoegt fp=edt bp
was, vertrok h y , liep door de Straat van zyn reite.
Boeton, waar in hy} door tegeiiwiiiden
en fterke ftroomen veel zieken bekomen
hebbende, goet vond ömtrent Boetons
engte , den Landvoogd van der Beek,
zyn fchöonväderj en dit ziek volk, met.
I -t Jagt de Leeuwferk na Amboina voor a f
te ¿enden ,. öm dezelve tegen gezonde
krygsknegten te yerriiileh. De Landvoogd
quani den 5-den February daar aan}
en bezorgde ten eerften, dat de onder»
Hopman, Cornelis Danen, met vyftig
wakkere krygsknegten den iodeb na Ternate
yertrok..
Öndertuilchen wierd de Heer Fläming
door de fterke Ooftelyke winden nog zo
fterk opgehoudeh, dat h y , het by den
wind al ophalende, en weinig vorderen^
de, zieh, mismoedig over dit famthelen,
van ’t traag fchip Naflaü in de welbeZeil-
de Fluit, deSmient, begaf, waar mede komt
hy eindelyk , hoewel önbekerit} voor eindelyk
Makjan ten anker quam. Hy vönd daar
den Heer j Jacob Huftaardr die in ’t jaar
1647. als opper-Koopman uitgekomenj
en in ’t jaar 1648. daar aW ööpierhoofd}
in plaats vaii den Heer Landvdögd van
den Bogaarde, gelegt was.
Beide die Heeren in der ftilte vän zyn
komft verwittigt, en fpoedig by hem
verfcheencn zynde, gaven hem kennis
van den ftaat der zaken äldaar.
Öndertiiflchen quam öök de vioöt
allenskens aanfehokken, eh raakte, na
omtrent drie maanden zeilens, mede by Hoord,’
hem ten atiker. , , dat de
De Muiters., die zieh in hunfteü vöör- Muiters
gaanden fchüiihoek, hoe fterk 00k vaii
zieh, zeiveh , niet zeker, genöeg geägt waren,*
hadden, waren in tyd.S ha ’t väfte land ’er
tegen over, öp Giiolo, na de kuft van
Halamahera, gevlugt.
Hy befloot dierhälven hen ten eerften
met de vloot daar te gaan aantäfteh,
waar van zy zo ras geen kennis kregeri,
o f de ichrik quam ’er in, en de Zaaken
begonnen zieh geheel anders} iihtücrs
met eenigen, telchikken.
De heriicnlooze Manilha met eenigen
Van zyn aanhang door toedöen van Frins
1 1 % . Cala