
; ' dat iis *
HeiedefArgo w iM 0 eerß zyn koers te
~PPinden Jjämß.
Door de ongebdände zee 9 en ’tbulderen der
windenV
Seneca, deTreurdichter, zegt van den
Stierman op dit fchip :
Aufus Tiphys pandere vafio.
Carbafa ponto, legesque novae.
■ Scribere ventis.
.... . fa t is A
De floate Tiphys wificcn middel uit te vinden
Qm in de volle zee 'te zeilen, de winden,
. Afl» bulderendc ook oit te voren9 nu demaat
Te zetten, e# oö£ dus te ontduiken al het
Diodoor zegt //£. V. dat dit, ftdiip al de
vorige in. Iengte en toeftel verre te ooven
ging. Tipliys een zeer ervaren ftiérman
en ftarkunaigè, was ’er piloot pp. Ook
wil men dat Äncaeus hier op. geweeft zy ,
van welken Qrpheus aldus zingt :
AyxZtas rs/taXe irAcvgaiiios °4 f * Xaffi*S
’Ougxiix5 äffan Iboti, xvxAho-c irAxnj]xs.
dat is :
Daar mede is te gelyk Ancaus òok gekomen,
Door wien ’tgefiarnte toen zoo wel is waar-
genomen.
den der fcheepvaart, aan de Trojanen en
Myfiers, toen zy naardeThraciers over-
voeren, omhentebeoorlogen. Anderen
aan de Samothraciers j en daar zyn’er
ook -, die de Britten met hun ledere tchui-
ten hier al mede :in ’t fpel beengen.
Wat de fchepen der Grieken vpor den
Trojaanfchen oorlbg aangaat ,“ die ichy-
Tien, wegens het klein getal der beftier-
ders en varende , luiden, maar kleine roei-
vaartuigeh geweeft te zyn , die z v , des
noods , ten perften op den wal konden
halen.r ìmmcm Homerus fchryft hun in
’t l l . boek van ...zyne Odyjf. in ’t 22.7 fs
maar twintìg menfchen tot hun beftier
en uitreeding toe, wanneer hy Tekma?
chus aldus iprekende invoert: - v
AAA’ Üyt ftai bórt in* Sen> xcu iixof i-fxifus
' ~Ot x i [¿ei t iS * b i* irgnsram xsAevSoii.
dat is ü
fflel a a n befchikt-nd een fihfp., entyjintig
't&Sgezellen,
Die door. de zee hun koers en fireken met my
Welk eerfte $s pok in ’t iv. boek ÿs
663. even eens , in den mond van Antinous
, voörkomt. ' En in ’t I. boêk van
zyn Odyjf. ipreekt Minerva tegen Tele-
machus van
N ï a ffen ¡¡inri» i ttxw n ß t f xçirr,.
ï dat iss ï
Een fchip van twintig roeìgèzellen, al¿ het'
befle. p ' -- ' i'*
En , byna ip ’t einde van dit boek,
gewaagt hy ’er a$ f als van een roeivaar-
tuig , dat hÿ met de zelve van de werf
io zee gehaalt had. Ook zegt hy in
’t II. boek van-Zyn O d y j f f s 38p.
K.cv/ tote in* San* *A*b’ x ó rr* S* Irùvrn
*OsrA* iridili t* r i inti fuí«Á¡uei tpafíwn.
dat is -
ÍZoen trok hy ’£ falle, fchip. vafi. int. den
En heeft'er ook met een deitüigen tot de
fcpepen9
Vm banken wel voorzien ,~ vereifcht , om
" 'd ie te fiepen
Door zee, ten eerßeri met. die mannen in-
Hoedanig hy in V iv .b o e k van zyn
Odyjf. vers 773. ook Antinoiis weder m-
voert, maar van twintig mannen lbre-
kende , die een fchip' in zée trokkèn.
U it al kweHce blykty ' van hoe geringen
opftel hunne fchepen mbeten geweeft zyn.
Men.ziet dan mede vers yyi.- hoe hy
Menelaus , zoo van yeifcheide fchepen,
die zy in zee haalden., en zelf met een
nette befchryving^yan
^^ffle^feHdnsiprd^endey^in^ :
Nn*i n'-i irçmai içvwctfui iis * t * oÎctt, .
£» b‘ trous r iStfusS* xau i n * iijw n turns'
£y bt .xcci xurai ßutrts im xXnto-t xx&iÇoi, '
E|j5 S' iÇofUioi TTo/Um xA* ruTrrat îpîtmic.—. ,r)<il.
dat is:
De Jchepen bragten we in dé Goddelyke zee-
Voor a l9 en richten voort de maßen op9 de
zeilen . . ; . • . -
Vervdardigen wy9.om den oceaan te peilen ’
Ten eerfiei}9 en.nien zat vaft op de. ban-, *
Een ree,
En ider op zyn plaats3 om met zyn breedg.
O f riemen , door het fchuim zieh haaß een
■ weg te baanen.
Daar zyn ’er ook, die raexTPlimus lib:
VU., çap. z6. panaus ,.... den ’koning van
Egypten 9 de eere geye%vandat hy,^voor
zyn Broéder vàh daaf 'vlugtëhde, t eerfte^
fchip uitvond en daar mede , verzien’
met vy f riemen, ook eerft tot Athenen
onder koning Erichton, iy i 1. jaaren voor
Chriftus geboorte, aangekomen is. L’
De Cinders , -groote Zeeroovers, by watVol-
Welke zigi de Syriers , Cyprioten , Pam- ken door
philiers , en die van den Pontus Euxi-
nus , voegden , .wären mede zeer Ver- Va^t^al
maardCiluiden ter zee, tot zoo verre, datberoerat
zy. al mede zieh . een langen tyd meefters waren,
van de .Middelandfche zee ,ïBtot aan de/
Straat ,van Gibraltar toe , : maakten , en
met hunne vloot, wel duizend. fchepen
fterk,
fterk, meer dan vier hondeit Steden (zoo
Plutarchus in Pompejus leven, en Appta-
tius in dat. van Mithndates, zegt) inge-
nomen hebben.. ?
Andere geven die van Rhodus deze
eer, die nog voor de Feniders in Spaan-
jen quamen (zoo zommige willen) en
daar de ftad Rofes, inCatalonien, bouw-
den. Immer? Diodoor toont ons lib: X.
zeer klaar, hoegroot een jalouzy ’ertus-
fchen hen, cp de Qretenzen , nier over
was. | ¡n m y
Het is zeker^y Tdat beide dez§ vp|ke-
ren, ¿00 wegens hiinne Zee - künde, als
bok wegens de ftoute ondememingen en
magtige vlooten, by de Ouden geenzins
van de minften waren.
Daar zyn ’er ook , die.van de Bithy-
niers, als wakkere Zee - beiden, ontrent
de riEgeifche zee , en voor al van die
van ’t eiland Carpathum , * met veel lof
ipreken 5 van welke Horatius lib: I.
Ode 37. de fortuin aanlprekende,
zegt:
k Te Dominam tequoris t
f carina
dat is :
Hy eert u als meeßres der baren,
Die fiout met zyn Bithynfche kiel
V Karpatifch zeenat dürft bevaren.
Daar zyn’er die de Phocenzen ook
meinen, die, men wft ? jÉj£ al vroeg uit
Griekèmàftd in Catalonien quamen , en
daar de ftadt Empimas bouwdehi'’
Men vindtweer anderen, die fterk voor
de Çretenzen , eu , met Strabo lib: X .,
voor Minos de I I., dieontrent a. m. 2,77p.
igefde, pleiten.
W y zien dit by Ovidius , in het II.
boek der Vry-konft , alwaar Dedalus,
vers 36.5 van dezen Minos zegt:
Pojßdet ö* terras , & pofßdet aquora Minos.
dat. is :
De koning Minos heerfchtte water en te lant.
Strabo gétuigt lib: vni. dat de Lacede-
moniers meefters van de zee en ’tland -in
Lyc^rgus tyd waren... En roemt,//^;, ix._
de Athenienzen , als vermaarde Zeehel-
den.
En Herodoot zegt lib: I. dat die van
Focea de eerlte der Grieken een langduu-
rige fcheepvaait onderftaaii, en téffens
de ftèden Adrie, Tyrrené, en Tártaílüs,
ontdekt, en geen fchepen met nebben,
ó f voorftevens, maar Galeijen met vyftig
paar riemen, gebruikt hebben.
Andere hoüaen dé Gretenzen wel vóor
de eerfte uitvinders} maar geven , met
Diodoor, die eer aan Neptunus, die, zoo
hy zegt, ook de eerfte vloot in de Mid-
I. Deel.
delandfche zee bragt, over welke zyn
vader Satumus hem tot hoofd/ geftelt
had. ' , A
Thucydides weer is lib: I. van oordeel,
dat Minos, buiten alle twift, ,de eerfte
die met een vloot in de Middeland-*-
fchezee tevoorfchyn quam, enzich ook
voor een geruime tyd daar van meefter
maakte , na dat de Cariers hem daar in
waren voprgegaan. •
Dat de Cretenzen beroemde Zeelieden
waren , blykt aan dat bekende ipreek-
woord : Cretenfis ne feit pelagus , dat is:
een Çretçnzer , en hy zou de zee niet.
kennen j yls wilden zy zeggen , dat dit
niet den andere ftreedt , en .qpmogelyk,
was.
De Samters moeten fnédé magtig ter
zee geweeft zyn, alzoo.Herodoot lib: m.
Polycrates als een Vorft befchiyft, die
hondert Galeijen met vyftig paar riemen ,
en de Lesbiers in een fcheeps - ftryd over-,
wohnen, had. En eldersiri dat zelve boek
2egt hyj dat hy de eerfte was', die riä
Mmos, getrágt héeft óver de zee te
heerfchen, en aie te beMagtigen.
Hoe vermögende tèr zee de Perzianen
in Darius Hyftafpes en Xerxes tyd al waren
, is uit den zelven 'Schryvéí lib: Y .
af te nemen , alwaàr hy dèri eerften een
vloot van 200 fchepen , waar mede hy
’t eiland Naxos veroverde , en lib: vr.
hem een vloot van 600 fchepen toefchryft j
en vopr al zegt hy lib: vu. van den laat-
ften niet alleen, dat hy pvçr, .den Helle-
fpont een fcheeps - brüg vari <$74 Galèijeri
miaken liet , maar voegt’er .wyders b y ,
dat de Galeijen van Xerxes een getal van
1207 beliépeii ,* met äariwyzing: van alle
de Volkeren , die ider hun aandeel daar
toe geleveit hadden. Naderhant zegt
hy , dat Xerxes by Sepias , niet verre
van Thermöpylen, gekomen, uit Afien
alleen een vloot van 2707 fchepen by een.
gebragt had, bemand met 241400 man,
en idg: fchip 200 man ophebbende , be-
halven nog 3^200 Perfianën, Meden en
Saxen , van welke ’er 30 op ider fchip,
gelyk’er ook öp ider fchip met 70 paar,
riemen nog 80 waren 9 die te zameri
nogJo°°.beliepen. Wanneer hy nu zyn
ganfch, Water - heir van Afie optelde,
zoo beliep het 2317520 Man , behälven
de nafleep der knegten, en der genendie:
öp de koom- fchepen waren. Hier by
quam nog een ander Water- heir van-
Europa , tot ’t welle de Griekën, T hra-
eiers, en d’Eilanden , .120 fchepen,'
en met den anderen nog zoo veel v o lt
verfchaften y dat ’t getal van de man-
fchap, die alleen tot zyn viopt behoorde
( zonder de nafleep , die nog wel eens
200 groot was, ’er by te tekenen) twee
honaerd vier en zestig millioenen , dui-
zend.zes honderd en thien man beliep.
B In