
t.7 $ M O L ü. K S E
een nieuw Stadhouder. Vlaming vind goed, overal de Nagelen uit te rojett. En den
Koning ook in Amboina te ontbieden. En na Batavia zamen te gaan. Hun vertrek na
Batavia. Aangiering op Boeton. En ^»-Vlaming1 op Macaflar. Die dien vorft in
fchyn trouw vind. Hy komt eindelyk op Batavia.
1638.
Het D
Jt verdrag., nu maar alleen
door den Koning geteekent,
- _ _ wierd D1CQW ’s < iamars daar aan ook
v erdrag J ^ door al de Ryks-grooten van
ook door Ternate bekragtigt.
de R y k s - Alles dan hier in Amboina tot beider
fetee^ genoegen verrigt zynde, zo is de Heer
kent. van Diemen met den gevangen Leliato
V Die- van c ^*toe na Batav‘a gezeilt,
mln's " die naderhand, gelyk wy elders zien zul-
vertrek len, loon na zyn werken ontfangen heeft,
na Bata- en volgens des Konings laft, op Batavia
S S ? onihalft is. R f
, JDen -6den Auguftus ftak hy van Hitoe
na Loehoe over, fchepte na Cambello, Hoon,
(dog die wilden hem niet ontfangen) door
en bevond te laat, fax. Kimelaha Loehoe,
die hy zo ligt losgclaten, en zynen 0°jSS
Slaaf, dien h y , als hy wilde, kiygen bellohem
kon, genoemthad, zedert niet alleen al aange-
de veftingen op Cambello, door Leliato aan*
verlaten, ingenomen, maar ook de ftout-
heit had, van te. zeggen, dat, fchoon
hy ’s Konings Slave was, hy niet goed-
vinden kon, nu by hem te komen, uit
vreeze, dat hy hem mede aan de Holländers
Na des Heeren van Diemen ’s vertrek
bleof de Koning met den Landvoogd
Ottens nog eenigen tyd op Hila, om te
zien, o f hy den weerbarftigen Kakiali
van ’t geborgte Wawani, om het nieuw
verdrag mede te teekenen, aflokken kon.
Ja hy zond hem, ten blyk van zyn gunft,
ook een witten Tulbant ; dog hy was,
uit vreeze dat dit maar een lok-aas was ,
daar toe geenzins te bewegen 3 hoewel
hy aannam ’t nieuw verdrag na tekomen. *
Hhamza ' Daar °P ontflpeg de Koning al de
's verdere Coracora’s , die daar op Hitoe by zyn
verrigtin- vloot uit zyne veroverde landen geko-
12*op men waren, behoudende nogtans uit
toe* ieder Coracora eenige perzoonen , om
hem na Temate te geleiden, by zieh;
dog als die van Hatoehaha vernamen, dat
hy van hun ook eenige jongelingen, en
dogters, eiffchen wilde, hebben zy dat
niet alleen geweigert, maar rond uit|
gezegt, dan geenzins onder den Koning
meer te willen ftaan, en zieh aanftonds
wedr onder. de Nederlanders te zullen
begeven ; daar het nogtans van ouds een
regt der Temataanfche Köningen over
alle himne veroverde landen geweeft is,
zodanig een eiieh te mögen doen.
Den 3 den July quam Hhamza over den
U l i korten weg van Hitoe Lama aan de
aande vefting Vi&oria, nam zyn huisvefting in
vefting het Stadhuis, keerde, na elf dagen deftig
vVidoria. pnthaalt, en door den Landvoogd het
beloofde verindagtigt te zyn , weer na
zyn vloot.
Hy was zo ras niet op de zelve verdangen”
ichenen, o f hy ontboodt al de Coracora’s
op Ce- van Cerams Noord-zyde by zieh; dog
nm. niemand quam, dan een Coracora van
Tobo. Dien van de binnen -kuft van
Ceram lei hy zulke zware fchattingen op,
dat zy alle na ’t gebergte vlugtten, en
zieh met die van Ihamahoe tegen den
Koning, zo hy komen mögt, om hen
die verder af te eiflehen, verbondden.
overleveren mögt, met welk be-
fcheid, zonder op Cambello te mögen
komen , de Koning we£r heen fcheppen
moeft.
Hy vertrok dan na Manipa , alwaar Hy ver-
h y , in den bogt van Toeban ten ankertrekt na
gekomen zynde, van de Inländerszeer Manipa.
wel ingehaalt wierd, waar voor hy hen,
en ook de Amblauwers, naderhand de
gunft dede, van hen voor vrye lieden te
verklären, en hun een eigen Sengadji,
ofHertog, tegeven.
Hy liet onzen Landvoogd in Amboina
van daar ook weten, hoe Kimelaha Loehoe
met die van Cambello zieh al weder als
een wederfpannigen aanftelde, en hoe hy
oordeelde, dat het te fchielyk vervoeren
van' Leliato na Batavia daar af de eenige
oorzaak was; verzodkende ook twec
Jagten, om hem na Temate te geleiden.
De Heer Ottens liet hem weten, dat
het de uiterfte fchande voor zyn Hoog-
heit wezen zou, zo uit Amboina te vertrekken,
zonder iets ten voordeele der
E. Maatfchappy uitgevoert, maar in te-
gendeel deze landen mefe hieuwe moeje-
lykheden bezet gelaten te hebben; wes-
halven hy hem r ied h ie r zo läng,' töt
door de gezamentlyke mägt de nieuw-
gerezene onluften mogten gedempt zyn,
te blyven.
De Koning daar toe niet könnende £n be-
befluiten, zo zond men hem twee Jag-geeft
ten, dog met betuiging, dat het dah zich».,
ook ’t verderf van zyn landen, en ’t ver- Qt-
lies zyner inkomften , zekerlyk mede- tens raad,
brengen zoude, wanneer de E. Maatfchappy
genoodzaakt wierd met Hare
magt zyn wederfpannige onderdaheh te
dwingen.
Dus ftak hy, na ’t ftellen van vier Na 'c
bedienden des Konings, in de plaats van ftellen
e. en. .St adhouder, den 26ften Septem> ber, bedien- m t jaar 1P30, met zyn L»ocacora s, en ¿en >
die Jagten, van Manipa na Temate over, Na Teralwaar
nate.
»638.
In’t jaar
1639.
Z A A
alwaar hy bchouden in de volgendemaand
aanquam.
Zedert dit vertrek des Konings uit
Amboina, namen (gelyk wy onder de
verhandeling van die Laridvoogdy zien
können) de moejelykheden met Kimelaha
Loehoe hoe langer hoe meer toe ; máar
wat de belofteny door den Koning zP
plegtelyk gedaan, aanging, daar quam
niets ter wereld van,'weshalven ook de
beloften, aan onzen kant gedaan, van
zelfs vervielen.
In Ternate viel in ’t jaar 1639. mede
zeer weinig van belang voor, uitgezeit
alleen, dat Koning Hhamza op zyn oude
gronden voortging, met dan eens onze
befte vriend te fenynen, en dan weér de
boezem-vriend der Kaftiliaanen te zyn;
hoewel hy ons beide even fterk haatte,
en, was het hem maar mogelyk geweeft,
wel zeer ligt zou afgcfcheept hebben.
By de „Mooren hield hy iZich als een
Mohhamiöedaan , by Ons, Pf de Kaftiliaanen
, zeide h y , dat hy in zyn
hart een Chriften was, töäar dat ’s Ryks
wetten, en gefteltenis, hem verhinder-
den, dat voor als nog, ten wäre hy met
zyn Kroon ook zyn leyen wilde quyt
zyn, openbaar te toonen; en ondertuf-
fchen ¡ was hy al zo fterk Moorfch, als
Chriften, zieh maar houdende aan ’t geen
hem beft in zyn kraam diende.
VaD In ’t jaar- 1640, den February ,
Bro ek om quam de Heer Landvoogd , van Broekoni,
overleden hier te fterven. Zyn vervanger, de Heer
in ’tjaar buitengemeene Raad, Antoni Caan, was
te Batavia al als tiende Landvoogd gekoren,
maar quam eerifc den laatften
Maart voor de vefting Orangie ten an-
ker ; «onder dat ’er in dien tuflehen-tyd
een gezaghébber in Temate geweeft is;
fuccos0" zaaken zo lang door den opper-Koop-
man, en de verdere leden van den Raad
aldaar, beftiert zyñde. '■
Hy bleef daar tot in ’t jaar 164z,
wanneer hy met ’s Konings brieven den
loften February met het lchip Grol in
Amboina quam, om den Heer Ottens te
vérvangen, die egter niet meer, dan
’s Konings tégenwoordigheit, uitwerkte.
Hy was den 11 den February uit Ternate
vertrokken, na dat hy den Heer
au ««i- Gafpar van den Bogaarde met den Titel
de/Zoor- van Voorzitter in zyn plaats aangeftelt
zitter had; . hoewel die dat niet länger, als tot
voor een , 0ften April, bleef; wanneer de
01 Cty ’ Heer , .Wouter Seroyen ,* hier als elfde
Wouter L andvoogd voorgeftelt, en van den Bo-
e\fdJea gaarde door hem als hoofd na Makjan
Land- gezonden wierd. Hy quam ’er in dat
voogd jaar maar met den Titel van Voorzitter,
H l dog in »t jaar i«4J. wierd. hy yolflagen
Landvooga door ae Hooge Regeering
van Indien gemaakt.
1640.
Antoni
Caan
tiende
L a n d v
oogd
In ’tjaar
164z.
Gafpar
van den
K E N. 177
In Amboina wierd de Stadhouder
Loehoe, zieh nu, by ’t verdrag van die ue
van Cambello , Erang , Kelang , en Stadhou-
Aflahoedi, tot het uiterfte gebragt zien-
de, eindelyk bewogen, om zieh met de *nt
onzen in Auguftus des jaars 164z. tebe- zieh met
vredigen, met belöfte, van zieh als een ons.
getrouwe onderdaan des Konings, en als
een vriend» der Nederlanders, te zullen
gedragen ; ’t geen onder de regering vari
den Heer Demmer in Amboina zo wat
heen fchokte, Koning Hhamza dan eens
de fchuld op Kimelaha Loehoe, en Loehoe
die dan eens we£r geheel op den Koning
leggende. Het laatfte was echter niaar
de rechte waarheit: want als Loehoe op
zekeren tyd van eenen Pati Heli, broeder
van Sengadji. Cotvajfa, toen hoofd van
Manipa. , hoorde, dat h y , voorleden
jaar in Ternate zynde , klaar had können
merken, dat hy (Loehoe) in ’s.Konings
öngunft was, zo zeide Loehoe openhertig vertoo-
tegen den Landvoogd Demmer: Ik voeet nende
•wel, dat de Koning al de fchuld op my " äR g .'
zoekt te leggen, en dat hy, nu ik in alles ¿jJjg.6'
volgens zyn laß gedaan heb, my nog zoekt heit.
te dooden, en aan zyn ftaatkunde op te
offeren; maar om eff er te toonen, dat ik
geen fchuld heb, en niet anders dan volgens
zyne fchriftelyke bevelen gedaan heb (hoewel
hy by u, en al de Holländers met zyn
KaftiUaanfehe ftreeken voor den goeden
man zoekt te fpeelen) zal ik myn zeggen
uit agt brieven ( die hy ook voor den dag
haalde) bewyzen.
Uit den eerften,ten tyde van den Heer Uit ver-
PhilipsLucaszoon gefchreven,bleck klaar, fcheide
dat de Kornng Lelilato *s dadeti, in ’t op- ncven*-
rokkenen en afvallig maken vari onze
onderdaanen, prees, en hem belaftte, daar
in voort te gaan.
' Uit dentweeden, by den tydt van den
Heer Gyfels gefchreven, «bleek, dat het
zyn bevel was, dat de vreemdelingen,
zo vry als de Nederlanders, op zyn
ftranden komen , en daar Nagelen in
handelen mogten; vermits zy hem wel
driemaal meer T o i , dan de Nederlanders,
opbragten.
Uit den derdeh, mede omtrendt dien
tydt gekomen, bleek, dathy wilde, dat
men de vreemdelingen daar niet alleen
aanhalen, maar, des noods, ook van koft
en drank voorzien zou; van hoedanig een
inhoud ook de vierde was.
In den vyfden belaftte h y , aangezieri
hy de hulp der Holländers tegen de
Kaftiliaanen, en Tidoreezen, toen van
nooden had, geen vreemdelingen nu tog
aan te houden; maar dat de Kimelaha,
en de Orangkajen, nogtans yder Bahara
Nagelen op hondeid Ryksdaalders, den
zelvenprys, dien ’er de vreemdelingen
voor betaalden, houden zouden.
M m 3 En