
O P D R A G T.
Hy zegene U We l -Ed: G r o o t -A c h t b : Per-
faon, zoo dierbaar voor die Stadt, en voor den Staat,
en begunftige des zelfs W e l - E d e l Huis met alle de
Zegeningen , die het'zelve tydig en eeuwig gelukkig
mögen maaken, op dat alle die gene® die U W e l - E d :
G e s t r e n g e op z oo goeden grond beminnen, en ander
de fchaduwe van haare vleugelen fchuilen , zieh
nog lang daar in verheugen , en redenen mögen heb-
ben, om den Albeftierder daar voor van harten, zoo
lang zy leven, te danken.
Dit is de opreehte , eerbiedige , en zeer nederige
wenich van den gene, die, gelyk hy zieh zonderling
met die gunft en luifter vereerd vind, met U W e l - E d :
G r o o t - A c h t b : naam aan ’t Hoofd van dit zyn
Werk te zien praalen, alzoo alle zyne kragten zàl in-
ipannen, om zieh die eere en gunft méer en meer weer-
dig t-e maaken , terwyl hy met een diepe onderdanig-
heid betuigd te zyn,
J V d - T L d e k i G r o o l - A c h t b a a r e , G e ß r e n g e H e e r »
V W E L - E D : G R O O E - A C H T B as z>eer
nederige en onderdanige Dienaar y
F R A N C O I S V A L E N T Í N .
Dordrecht den
Auguflt desjaars 172 4 .
V O O R -
V O O R R E D E N
T O T D E N B E S C H E Y D E N
L E Z E R.
|E ly k het doorreizen van vreemde Landen voor de grootfte
Mannen te allertyd een uitnemend vermaak geweeft is , al-
zoowaihe twe z en tly k lle van dat vermaak dooreaans ook de
hoope , i.'V“ fit. mn .na.Set.aAntwcira^Vn.vaivtQfi'
nigvuldige -Zee- en Landgevaaren , eens zoo gelukkig te
mögen w ezen, om aan hunne goede vrienden , bloedver-
wanten, en voor al aan Geleerde L ieden, alles, wat hen wedervaaren was, mede
te deelen, en ook daar door aan de zelve niet alleen kennis van zaäken, hunne zon-:
derlinge opmerking weerdig, en die voor de wereld onbekent w a ren , te geven,
maar om zieh daar door ook als een altyd-flikkerende kroon van eere op ’thooft te
zetten , om daar mede to t hun dood te pronken.
• Dit laatfte, om to t den hunnen weder te keéren, heeft aan alle niet mögen ge-
beuren , _ en die daar mede van God al begenadigt wierden , waren ook alle niet
even wel in ftaat, om hunne gedagten, over de Re iz en, by hen volbragt, aan de
wereld mede te deelen, behalven dat zy alle ook o f niet genegen, o f niet even be-
quaara waaren, om hunne aanmerkingen met de pen uit te drukken, vooral wan-
neer zy zieh de kiesheid en keurigheid dezer eeuw voor oogen Helden T alzoo men
nu gewoon is op het allerminfte te vitten, en om zelf een groote menigte van zaa-
k e n , fchoon men’er de minfte kenniiîë niet van heeft, met een groot gezag te be-
dillen.
Zorn