
Orpheus in Hytnn. befchryft hem aldus:
' - ' 'JCMvoito.itf* Aiotttret:Jfißf£pa* ctttJiu
Sjjvo; tuet SffifA»;? S^htootti ¿yXxai ijoy.
P rd a t is:
’’k Zing •van Denysi die met zyn ktimbe-
krimfle kop
En door zyn luidgebalk bekent w, die geh ouden
Werd by het meefie gros der Richters, endet
Ouden,
Een zoon geweeß te zyn van Jupiter, enop
De trotze Semele zieh als zyn edle moeder
Beroemtzoo viel als op dien grooten menfehen-
hoeder.
In een andereHymnuszienvry, dat hy
hem de' zoon van Jupiter en Proferpyn
noemt,
‘E vßud finroXvß«A« Awj xtu TtftctfQoiucti.
dat is :
O / groete raadsman , die *tgebeuren mögt
te zyn
De zoon van Jupiter, en ook vanProferpyn.
Deze is zekerlyk de uitvinder van den
akkerbodw, en derhalven een geheel andere.
r'
Even verfchiUende ipreken zy van zyne
opvoeding. Orpheus zegt, dat hy in E-
gypten, Luciaan in Dial. Deorum, dat hy,
aanftonts na zyn gebpoyte, ? door Mercuur.
ra Nvfiu in ^biengevoert, endaardoor
de Nymfenopgevoeot hu m Andere fteHen
de KTyädes tot zyne voedfters. \
Diodoor de Sictliaan fpreekt lib. iv. van
drie, Cicero lib.de natura Deorum, vanvyf
verfcheide ihannen van die naam-
Dog , om de Dichters te volgen, zullen
wy hein.als de zoon van Jupyn en Semele
aanmerken, gelyk. zy gemeenelyk
ook van geenen anderen Ipreken.
Aan .dezen word.toegefcnreven, dat hy,
die eerft de plantet van dewynftök was ,
"inet eenige 'räzende wyven, Bacchanten
genaamt ( fato tov ßdyj/Sir o f welvän
’t Hebreeujyfch ’$ geen fchreijen of
huüen beteekent) na Indien (te weten het
Ooftelyk, ’tgeen na dieyermaarde riyier
Indus , alleen die naam toekpmt) ge-
trokken zy- ,. en dat hy door hare hulp,
en die van eenige Frygiiche en Thracifche
feoeren, die op het geluit van cymbalen ■
en trommelkens. zig aldanzende enfprin-
gende, als bezeten luiden, rondom hem
Woegden, eindely k , en na yeel omfwerven,
ontrent de rivieren de Gange»., Indus,
Hydaipes en Qrontes gekomen, is.j waar
op Horatius z$er flaauw zinlpeelt indepas
te voren aangehaalde plaats , daar men
door de rivieren en den Barbaarfchen oce-
aan, vooral deze rivieren en.de Indiiche
zee, volgens ’tgemeen gevoelender Uit- i
leggers over die plaats, moet verftaan.
Daarzynde, nam hy alwat hem maar
voorquam weg , en bragt zeer veele Indianen
onder zyn gebied.
I Hy onthielt zig- twee o f drie jaaren in
die landen ,' rigtedp by de Ganges twee
kolommen op , ter gedagtenis van deze
verovering , en bouwde de groote ftadt
Nvia, niet verre van den Indus.
Na deze ftadt Nyiänu ( ’t zy die, daar
men zegt, dathyopgevoedis , ’t zy deze,
die aan de voet van den berg Meiros ,• volgens
Strabo lib. xxxvr. door hem geftigt is,
ofmogelykwel na die beiden) draagt hy by
de Grieken ook "den naam van Dionynus,
die van A log 9 dat Jupiters naam is , en
Nyiä, de naam dezer fteden. te zamen
gezet is j of, zoo Plinius lib. vniVeap. i 3.
wil) na zekeren beig in Indien.
Alles wät wy Viöi deze bverwinning van
Bacchus ter loops gezegt hebben, bevefti-
gen de Dichters in -tbreede.
• Ovidius ftelt hem (behalven ’tgeen hy
in ’tm . boek van zyh Almanach van hem
zegt ) als een zegenpraler metzynTyger-
gdpan, in ’t I. boek van zyn Miniiedieh-
ten , in ’t i dc Dicht , daar hy totde God
der Liefde ipreekt, aldus voor i
Talis erat domita Vittor Gahgetide terra*
, ‘tugrävis alitibüs, tigribus jlle fitii.
dat-- is; - ' y. / . u
De JVyngod praalde dus, als hy den Indiaatt
Had overwonnen , en -aan Ganges, breede
zoomen ■ - 1 :
Gekomen -was, daar- by’Wet Wygers aan die
" ' froomen
Ferfchenen is , dog gy liet Duiven voor
u gaan.
Silius Italiens zegt in ’teinde van zyn
werk:
QuaUs odoratis defeendens Liber ab Indis
. Egit pampineos franala figride currus.
dat is :
Gelyk de JVyngod dreef de Tygers in 'tgareßf
Geb'reidelt vdor zig heett ^ op zyn bekrahfien
wagen y ■ y .
Met wyngaardblddn gefiert \ en intriomf
: ;i: gedragen ,
Weerkeerde uit Indien , vol renken frifib
: Pi i Hh. )
Mdrtralis lib. yi?i._ £$$&•..
Harn cumcaptivosa^refßncurribus Indos
. ’ Contentus gemina tigride Bacchus erat.
dat: is :
Want hy, na 'twirmen van hetOoßen, op
•' zyn wagen y i
Zeeghaftigomgevoertjdöor Tygers is gedragen.
hieti^daarom ook, dathy op een Xyger
rydende, met wynrankeg l^ekranft,
met een gehoornt hoofd , bloote borft,
en’vrouwen aanzigt , vertoont W015J5.
hoewel die-verbeelaing j een veiwarring'
en ondereenmenging yan den Thebaan-^
fchen Bacchus, _mpt dgrfndiichen is, daar
de
die eerfte veel later in tyd by de Geleerden
geftelt word.
I Plinius zegt lib. vni. cap. z. dat Bacchus,
Indien overwonnen hebbende, de eerfte
teweeft is, die met een gefpan van Oli-
:nten zegenpraalde , waarom hem ook
een Olifant, als een zinnebeeid van ’t overwonnen
Indien , bygevoegt word. Ook
zegt h y , nevens Solinus, dat de Feniciers
en Arabiers eertyds dikwils na T aprobane
gingen, om dat Hercules , de God der
Femciers , daar aangebeden wierdt, endat
zy alle op zynArabifch gekleed gingen,
mtgenomen de koning , die in zyn ge-
waad geheel en al na den God Bacchus
geleek.
De Indianen, zoomenvoorgeeft, weten
mede van dezen togt van Bacchus te
fpreken, en.zeggen dat hy zyn Soldaten
op den berg Meros (die immers in gantlch
Indien alzoo weinig, als de ftadt Nylä,
te vinden is) uitruften liet j dog men moet,
om ditverdigtzelwel teontdekken, aanmerken,
dat Meros, in ’t Grieks
een dye beteekent, en dat hy, by zyrie
geboorte, uit Jupiters dye voortgekomen
is, endatdusde eene fabel aanleiding tot
het verdigten van de andere gegeven heeft.
Men zegt ook , dat de Indianen ver-
icheide navolgers van Bacchus in het In-
difch ryk weten op te teilen, en dat zy
,’t getal der zelve , van Bacchus af tot
Alexander den Grooten toe, op 15*4 ko-
ningen, in de tyd van 645*1 jaaren.en 3
maanden, ftellen} maar vermits Arrianus
en. Plinius deze endiergelyke vertellingen
zonder eenige grond ons , alleen op
’t zeggen van dien grooten beuzelaar en
verdigter Megafihenes , opgeven , zoo
houden wy dit alles maar voor bloote fa-
belen. Gelyk wy ook niet meer geloof
geven können , aan ’t geen Philoßratus
lib., II. en lib. iv, IßdoruS) en .meer anderen,
daar van melden.
De Geleerde Bochart, lib. 11. in zyn Canaan
, cap. i z. wil, nevens zommigen, dat
Bacchus geen ander, dan Nimrod , en
dat hy daarom met Tygers, zoo dikwils
yerbeeldt zy , om dat Nimra in ’tChal-
deefch een Tyger beteekent j dat hy ook
verdigt word het Ooften beftreden en
verovert te hebben , om dat Nimrod,
als de eerfte in de H. Schrift bekendever-
overaar van landen, zyn ryk ook in het
Ooften geveftigt, endus aanleiding aan de
Grieken gegeven heeft, om dit hunnen
Bacchus toe te fchryven..
Wy zyn van ooraeel, dat, gelyk veel
andere Griekiche verdigtzelen uit deBy-
belfchriften ontleent zyn, alzoo ook ait
daar uit genomen, dog daar juift niet t’huis
te brengen is. W y meenen dat Noach
de waare Bacchus der Heidenen, en by
een fyne navorfching, alles in hem aan te
wyzen is,, ’tgeen de Grieken aan hunnen
I. D e e i .
Bacchus toegeichreven hebben. Men kan
(alzoo dit van ons beftek nu niet is) de
lchriften der Geleerden , die uitdrukkelyk
4 aarvan hun werk gemaakt hebben, na-
zien, en men zal zig daar van ten vollen
overtuigt vinden.
Indien men maar op de bloote uitvin-
ding van denwyn, en ’t planten van den
wynftok le t , ziet men klaar in Gods
woord, dat Noach de eerfte planter van
dewynftök envindervandenwyn is, dat
hy , die in ’tjaar derwereld 165*6. leefde,
veel ouder is, dan al ’tgeen de Grieken
van Bacchus fchryven, en dat dus aller-
waarfchynelykft maar alles van hem by
hun is overgenomen, en ontleent, gelyk
dit ook de reden is, waarom wy Bacchus
als den eerften, die Indien zien ging, in
rang ftellen.
Dewyl Gods woord nu niets van dezen
togt van Noach na Indien rept, zoo
moeten wy dit als een verdigtzel der Grie*»
ken aanmerken j waar mede zy egternaar
allen ichyn eenige andere waarneden, met
die verdigtzelen omfwagtelt, beoogt zullen
hebben, die w y , als buiten ons beftek
, nu moeten voorbygaan.
Ook zyn’er die gelooven dat Bacchus
te zamen gefmeedt zy vznBarCbus, dat
in ’t Chaldeeuwfch den zoone van Chus
beteekent, gelyk Bochart mede aanmerkt;
maar dan zal men zynen leeftyd zoo veel
later moeten ftellen. Hoewel’er zyn,
die Bacchus leeftyd op ’tjaar 2000 brengen,
wanneer hy niet de eerfte, maar de
tweede in rang zouzynj dog wy houden*
hem als den eerften.
De tweede perfoon, by de Ouden be-semira-
kent, die in Indien geweeft is , en dat mis togt
beoorlo^t heeft , was die grootmoedige daar o»
Heldin Semiramis , gemalin van Ninus,tQe‘
koning van Ailyrien, een vorftin, diens
leeftyd op ’tjaar 1826. geftelt word.
Zy ondernam dit groot werk na haar
mans dood j gaf zig eenige tyd voor hären
zoonNinyas uit, beltierendedus het
ryk onder zvnen, ennaderhand, met veel
geluk, onder hären eigen naam, gelyk zy
ook in dien fchyn met alleen Ethfopien
verovert, maar zig ook tot die verwon-
derenswaardige togt na Indien begeven,
en koning Staurobates,by Diodoor als hären •
tydgenoot bdTchreven, beftreden heeft.
Zy dan gehoort hebbende, dat de kragt
van zyn heir in zyne Oorlogs - olifenten,
beftont, dierendie zy niet had , en die in
hare paarden een grooten fchrik verwek-
ken , en haar gantfeh leger verwarren
konden, heeft hier tegendoor een liftage
vond voorzien. Zyflagtte, zegt Ctefias.
300000. en zoo Diodoot lib. 11. cap. 17. zegt
lwarte oflen, liet de huiden aan een naajen ,
bekleedde daar mede hare kameelen (die
zy genoeg had) in. zulken gedaante, als
o f het wäre olifanten gewcelt waren, en
E g e .