
i68ii kindercn toe , zo dat ik nog voor gewts 1
houde, dat Ternate, en Mangindanao
een Jigchaam blyft, en bpregte ndvolgers .
Dan ’r geloof van den Gtzvai Gods dan
ifc. Mooren, die zekerlyk bet'rcgte geloof .
’¿ ' beiyden zyn. <
V Daarom moet de Paduca, myn jongfte
broeder, geen Holländers meer in 't land
Van Mangindanao dulden, eh zo zy nog op
Mangindanao meer verfcbynen, laat hen
mdar dooden : want de Hollanders zyn
bedriegerSj en vervolgers van V opregt ge-.
loof van den Propheet.
• -Zy hebben zieh ¿ok. dan Mangindanao
Vergrepen mit bet vervolgen van onzeh
Godsdienft, zo dat de Padiica Siri Sul-;
thaan, myn jongfte broeder, ook reden
bee f t , om tegen de Hollanders op te
ftaan.
■ Zo verzoek ik dan aan Paduda, myn
jongftcn broeder, dat myne Gezanten na
Bantam mögen gezonden worden, en za zy
eenige vaartuigen benoodigd waren, zo laat
ik zulks aan myn jongften broeder bevo-.
len, könnende dan door u Hoogheit aan
een vaartuig geholpen- worden.
Insgelyks-verzoeke iky dat myn jongften
broeder hen een of twee Mangindanauwers
bp bun vaartuig gelieve me de te geven, die
ben tot wegwyzers dienen können , of . dat
zy metter haafi op Bantam mögen komen.
Zo wanneer de Paduca, myn jongfte
broeder, van eenig Buskruit voorzten is in
Mangindanao , zo verzoekt de Paduca,
uw oudfte broeder, om een of twee laßen
van V zelve te mögen bebben, dan zal de
Paduca, uw oudfte broeder, den prys
betalen: want Ternate, en Mangindanao,
zyn, en blyven altoos eens , voorfianders
van V geloof van 'den Propheet, enfiry-
ders tegen die genen, die V zelve overlafi
willen doen.
Zo V God belieft, de zegen Gods, en
de vrede van Mohhammed, den Gezant
Gods,
Het einde*
, Dit fwerven van hem, en zyne onder-
vJnzyn daanen, en ’t vervolgen der zelve, wel
eigen twee o f drie jaaren durende, zodanig dat
volk ver- h y , en de zynen, die nu gcen inkomften
“ ‘k“’ hadden (alzo ’er niet gezaait, nog ge-
maait, ja alles verwoeft, en niets aan-
gequeekt wierd) niet langer wiften,
waar van te beftaan , begon dit niet
alleen de geringe Temataanen, maar ook
de Grooten, die by hem gebleven waren,
zodanig te verdrieten, dat zy reeds on-
der malkanderen beiloten hadden, hem
om te brengen, om aldus cenmaai van al
dit fwerven, en van alle die elende, die
niet langer te dragen was, ontilagen te
zyn, en, vooral ook, om het Temataanfche
volk niet t’eenemaal te verder- l69|>
ven, oordeelende , dat , \ by .^aldien zy
hem dood aan den Landypogd ayerle-
verden, z y , en äl de andere Teroataa-
nen j öp belöfte van gehoorzaaroWit,
wel. weer. in gupfti zouden. aangenomen
worden. ' irtomsar
Het mes, waar mede men hem keelen, fjun
en *t bekken, \Wäar in ipen -zyqrb^d voorae-
vangen zou: (waht- zy iqprdeeieq Het™«10"*
bbed yan-, een.-IQpping , en.te dooden.
weerdig , dan dat het. pp de aarde .vallen
•zoü ) :en; Priefter ;di.Pi jt werk ye^rigten
möeft, was al beftelt} tnaar ,men pordeelde
evenWel beft , :.dit vppraf den ¿andvobgd
bekent te - mak.cn ^ pm te hporen ,... pf
hem dit welgevailen zou. . ,.-;J » .
Hier op zonden Zy hem dien Priefter, Doorde
die zyn Agtbaarheit de geh,eele zaajt Land-
voorhield :, en hem toopde, dat zy dit
gemakkelyk konden doen} dog de, Land-
voogd antwoorde, dat hy zulx niet be-
geerde, en .dat hy den genen, die zyn
handen aan het leven des Kbhings zou
Jeggen, als een r^pn in^^p^er^Ude
.ftraflFen. Kwd gv hem my le^en^igßßve-
reni:zo.-Jsal9 : Z ^ t^ j%ßÜetwelsäyn.
» Dit nam ;hy, aan te;doen y waar. pp de
Landvoogd den onder-Hopman, Jodocus
Cromhuizen, met eenig volk, weinig
tyds daar ,aan na een pTaats , daar men
hem befchreven had, dat de Kpning zieh
onthield, uitzond.
Deze, door een Gidze daar gekomen
zynde, bevond, dat hy zieh op Sawoe,
een plaats, nog hooger, dan Gilolo gelegen,
en zyn verblyf-plaats maar een op-
geflagen wafch-huisje, o f bofeh-hutje,
van Gabba Gabba, met Atap bedekt,
bevbnd, in ’t welk de Koning zieh wel
gewoon was te waflehen, en zieh dan
van zyn vrouw, o f iemand anders,, op
zyn inlands te laten Oeroeten, dat is,
door een met ohe beftreken hand de
leden, het ganieh ligehaam over, te
laten wryven}-een zaak, waar op al de
Indianen byzonder gezet zyn.
Deze onder-Hopman (hoewel andere
dit den onder-Hopman Pieter Olivier,
en niet Cromhuizen, toefchryven) met
zyn volk dat huisje rondom bezet heb-
bende, trad eindelyk voorzigtig binnen.
Hy vond den Koning met het ligehaam
byna geheel naakt, leggende op
een Dego Dego (dat is, een leg- o f
ruft-plaats van gefpleten Bamboezen, o f
Rieten gemaakt) pm zieh yan de Konin-
gin, die ter zyde die Dego Dego, voor
hem ftond, te laten Oeroeten, o f wryven,
ten welken einde zy alvorens tWee
koftelyke ringen , yder wel- van vy f o f
zes duizend Ryksdaalders, van haar vin-
geren gedaan, en ter zyden ergens neder
gelegt had, op dat der zelver glans door
de
niet min ontroert, Zodanig, datzy , op
verzoek van den onder-Hopman, zieh
met den Koning, en haare Dajang
Dajangs, o f Staat-Juffers , Pp weg ria
de vefting Orangie begevende, om haare
koftelyke ringen, die zy in ’t huisje
had laten leggen, niet eens dagt, als na
dat zy al ver op den weg gevordeft
waren, wanneer zy , wat bedaard, en
dit van de ringen haar te binnen gekomen
zynde, het aan den Luitenant Cromhuizen
bekend maakte, en verzogt, dat
na de zelve aanftonds gezogt, en die
haar weder ter hand gefteld mogten
worden.
De onder-Hopman liet ’er aanftonds
door zyn volk neerftig na zoeken;
maar wat moeite hy ook deed, daär
quam ’er maar een, die een Soldaat
had, te voorichyn, dien hy de Ko-
ningin weSrgaf, en den anderen was zy
quyt.
By den Landvoogd gekomen zyndei
wierd de Koning, en de Koningin wel
ontfangen, in de veiling gehuisveft, en
met veel beleeftheden van zyn Edelheit
gehandelt.
In ’t begin van dit zelve jaar id 8 i. is jjc
de Heer Padbrugge met het ichip ’t Land-
wapen van Middelburg, en eeii vloötjb V0°Sd
Coracora’s , uit de eilanden Sangir,
X x Sjauw a
i68r. Olie, die zy in haar hand deed, en
waar mede zy ’s Konings ligehaam wryven
zou, niet mögt verdoort worden.
Eer Cromhuizen binnen getreden was,
had hy door een icheur bemerkt, niet
alleen dat de Koning zo lag, maar dat
hy ook zyn Kris naaft zyn zyde leggen
had.
Hy ichoot dan, by zyn intrede, zeer
ichichtig na ’s Konings Kris, die hy
greep, en verzogt, na dat ondertuflehen
verfcheide Soldaten binnen gekomen
waren, dat hy zieh aan hem zou over-
geven. Anderen zeggen , dat hy een
penne-mes, net op de tyd, als men hem
overviel, in zyn hand had, en dat hy
vraagde, o f ’er levens-genade voor hem
was, o f dat hy anders genegen was, zieh
om hals te brengen.
Hoe hv De Koning, nu buiten ftaat van
gevangen verdediging, en over die verraffing ge-
genomen weldig verzet, zeide tegen den onder-
jverd. Hopman, dat, dewyl Hy geen kans zag,
om zieh daar tegen te ilellen, hy zieh
in zyn handen overgeven, en gaan zou-
de , daar hy hem beliefde te brengen}
maar dat hy zyn zaak zeer wel goed ma-
ken zou.
De Koningin was, by dit toeichieten
van den onder-Hopman, en deZe fchie-
lyke en ganfeh onverwagte verraffing,
I . D e e l .