
H e t dorp
M en a la ,
a l mede
onder
hem
ftaan de ,
en des
zelfs
in an-
fchap.
Verdere
dorpen
en eilan-
den,onder
deze
Koniog
En z yn
g ro o te
m a g t vcr-
to ont.
Jt BESCHRY
die van Goelor omtrent drie honderd en
veertig zielen, en het eerftc honderd en
tien, en het laatfte» honderd weerbare
mannen uit te maken-j en ftaan al medc
onder den Koning^van Taboecan.
Het dorp Menaia (van zommige ook
wel Menalongko genaamt) legt een kleine
myl verderby een baai. Het ftaat al
mede onder dezen Koning, en had in ’r
jaar 170p, omtrent drie honderd en twin-
tig ingezetenen, en honderd weerbare
mannen.
Wat verder om de Zuid legt vlak voor
den wal, cn zecr digt daar by , het ei-
land Lawefang pas voor by welkers Zui-
delyken hoek omtrent een quart myl van
Menaia, het dorp Manna, be-Zuiaen *t
welke, een quart myl van de wal , en
even zo verre van de Zuid-hoek van La-
welang het eiland Bing,en pas be*Ooften
het welke, zeer digr ’er aan des zelfs Ooft-
hoelc het eiland Beilande legt, aan wcl-
kers Noord-hoek zieh drie kleine eilan-
dekens Noord-Ooft op in een rei ver-
toonen.
■Die-dorp, welkers ingezetenen ik ner-
gens uitgedrukt gevonden heb, ftaat al
mede onder den Koning van Taboecan,
gelyk ook het groot dorp Saloerhan, dat
omtrent twee mylen van ’t dorp Manna,
en omtrent vipr mylen yan Menaia, legt.
Het is ook een van de groot fte dorpen,
zo van den Koning van. Taboecan , als
van ’t ganfeh eiland Sangir, vermits het
in ’t jaar 170p, omtrent duizend en vy f
honderd ingezetpnen had , en vy f honderd
mannen met fchildt en zwaard uitlcveren
kon.W
aat uit dan blykt, dat hy acht of
negen dorpen-, een duizend zes honderd
en zeftig wedrbare mannen, en v y f duizend
en zeftig zielen alleen hier op Sangir
onder zieh had 5 zonder noch eens de
twaalf en half dorpen , elf honderd en
negentig wedrbare mannen, en de drie
duizend v y f honderd* en zeventig zielen,
die- op de Talautze eilanden onder hem
ftonden, te rekenen, ’t geen in ’tgeheel
een magt van twee duizend acht honderd
en vyftig mannen ten oorlog, en acht
duizend zes honderd en dertig zielen
(waarlyk al een vry groote magt) komt
uit te maken.
En om. de aanzienlykheid der Köningen
van Taboecan . nog meer te toonen, !
V I N G‘ B E R
niet alleen voor een der vermogenfte Satt»
eireefche vorften, maar voor de eerfte
der zelve te houden is, zo hy zyn magt
maar wel wift te gebruiken •, maar deze
Lalero (alzo ik niet weet o f hy nog leeft)
was een bot, wulps, en zecr bvgeloovig
vorft, die zig meer aan zyn Duivel als
aan zyn Gods-dienft gelegen liet leggen,
waar van hy in ’t jaar 1690 , een klare
preuve g a f, wanneer h y , pas voor de
komft van den gevolmagtigden, den Vaan-
drik Haak, in de maand Auguftus aan
den Duivel geoffert had, om dat een kind
van hem by zyne geegte byzit, de Princes
de Koning yan Ternate, Kaitjiti Sibori \
heeft een Taboecanfe Princes . ( die hy in
’t jaar 1 <Sjf .9 de Koning van Taboecan,
ook weder, t’huis zond) tot zyn gemahn
getrouwt.
Dus ziet men, dat die Kpning de mee-
fte landen, en Volkeren, van dit eiland,
en ’t grootftc gedeelte van de Ooft-zyde
des zelfs, onder zyn gebied hebbende,
Lolonego, gewonnen, krank was.
Dus verre nu hebben wy den omtrek
van dit eiland bcichreven, by ’t welke
wy nog met een letter voegen können,
dat het ganfeh eiland Chriften, uitgeno-
men Candahar, dat half Chriften en half
Moorfch is. Men heeft ’er in ’t jaar 170p
een getal van elf fchoolen , en fchoo.W
meefters gehad, van welke breeder voot-
ftel, en opening, terplaatfe, daar ik van
den Godsdienft alhier handelen zal, ftaat
gegeven te werden.
Men heeft hier, en op eenige naburige Veei ;Ca*
eilanden, als Sjauw, Panga&re, o f TarLlappus-
gulanda, enz. zeer veellKallappa o f Cocos-' boomen,
boomen, waar door deze inlanders, by^j^
genoegzame neerftigheid, vopr a l, indien
zy. van een meiilen, om de olie uit de.
Nooten, ofKalappa-vrugten, te perflen,
en van genoegzame Martavaanen ( o f groote
yerglaaide potten, die drie.of vier, ankers
nat houden) voorzien waren,in ftaat
zouden zyn een groote menigte van olie
te verzamelen, cn die tegen een redelyr
ken prys, o f acht kannen voor een ryx-
daalder , niet alleen ten dienfte van de
Molukze. landvoogdy, maar Izelf ook- tot
gerief der nabuuren, te können leveren.
Men vind op dit eiland ook redelyk En rede-
goed timmerhout, zo om huizen, als1^ g°c^
om ’er fchepen af te bouwen,en ook.veel ^® cr’
: Sagoe-boomen, van welke ’er een groot
deel öp Saloerhan ftaan, op, welke de
Goegoegoe 'Jeronmus D'Arras wel eenen
eifch maakt, dog zy behooren den Koning
van T aboecan ,toe.
Wat nu het binnenfte van dit eiland
betreft, aan de Ooft-zyde is het van den
Noord- tot den Zuid-hoek toc zeer vlak y Waar't
dog aan de Weft-zyde van het dorp eiland
Niroezenkajoe, en Candahar af al vry, l
bergagtig , hoewel de hoogfte- herg js*r
van het ganfeh eiland de berg Aboc ge-
naamt, met zyn Noord-einde voor Gan-,
dahar, met zyn Zuid-einde tot-voor Ta-,
roena, en met zyn ganfeh lighaam i zieh
ten grootften deelen voor Sarab ,, Saroe-
döekcl enCalongan, omtrent een ,. ofeen
en een half myl landewaard an, en naar ’n
Ooftentoe, vertonende, zigboven alle de-
andere
m o l u
andere by uitftek van verre kennen doet.
De berg ' Dit is mede een, vuur-berg , die zig
Aboe een niet alleen altyd met een pluim wat be-
fchrik- Zuiden zynen top vertoont, maar die in
kdyke »c jaar 1 7 1 1 , zedert .den ioden Decem*-
bergen ber afgryfelyk gebrand, èn ook zyn bran-
zynbran-dende zwavel-ltoffen, zo verre men die
den in’t geele verw op dit eiland zelf, van den
jaarijtp j^oord-hoek af tot Taboecan, en Taroe*-
na toc, uitgedrukt ziet, met zeer doode-
lyke gevolgen voor alle die dorpen cn der
zelver ingezetenen, verfpreit heeftj waar
mede hy ook klaar beveftigt, dat men
het fterven van zo veele Taboecanders en
andere inlanders, daar omtrent zig met
V der woon gehouden hebbende, niet aan
het vergiftigen van de wateren door den
Koning van Candahar s maar enkelyk aan
de uitwerking van dezen berg, in ’t ver*
giftigen van de lugt door zyne geftadig
uitdampehde zwavel-ftoffen, had toe té
fchryven.’
Hoe zig dit verfchrikkelyk branden
van dien berg toegedragen heeft, vinden
wy breder in dit verhaal, ’tgeen de poft-
houdende Corporaal naar Ternate over
Manado gezonaen heeft.
E x traB uit het Taboecans dag-
regifier, onder den 10 dm tot den
16 d*n tiecember dezes Jaars 1711.
Verhaal
van des _ v-vOnderdagden ioden, ’s nagts, on-
zelfard-a* 55 U g e v a a r ¿te klok half twee uuren,
beving.en „ ontftont hier een feile wind uit den
verdere ^ Noord-Ooften, vermengt met zwaren
gevolgen regen, donder, en blixem», waar op
yan dien. ^ kort ¿aai. aan een aard-beving volgde,
„ waar door ik , ende poft-houders, de
Logie verlieten, en ons onder den bloo-
„ ten hemel begaven.
„ Kort daar aan, o f wat over tween,
„ hoordc ikeen naar gefchrei en gekerm,
„ rondom de woning der Maatfchappy :
„ en fchoon het zeer donker was, zo
3 gaf ons het weerligt klaarheit genoeg,
„ om de menfehen, met troppen van
C C O S. 5 *
55 leggen j zo dat wy dé zwávélagtigé
„ ftoffe gewaar wierden, terwylhetker-
,, men van de menfehen zieh nog al liet
„ hooren: want zy béeldden Zieh inj
,, dat de wereld verging.
„ Door het vlugten van alle het volk*
„ vraagde ik aan eenigen,die métvrouw^
„ en kinderen voorby gingen, waar zy
„ naar toe wilden, cn waarom zy niet in
,, cíe Negry bleven. Zy antwoordden
,, my daar op, dat dfc Koning, enzyn
„ Babatos (o f raaden) al weg waren,
,, en dat zy mede alle van Sarab af qua-
„ men, den wil hebbende, om naar den
„ bogt van Pettha, en Matiekje, te
,, gaan} ik liet aanftonds vernemen, o f
,, de Koning al weg was} maar my wierdt
,, berigt, dat hy nog t’huis was, hoewel
„ zyn goederen, en kinderen, al weg
,, waren.
„ W y bleven dan in dezen nood, een
„ gebed tot God doende, dat hy ons
„ m ’s Gompagnies Logie geliefde te be^
,, fchermen, en waren in zwaren angft,
,, vermits wy niet anders als de dood
,, voor oogen zagen > ’tgeen tot de klok
,, vy f uuren bleef duren.
„ Ik , een poft-houder en vier jongens
„ befloten eens na des Kottings woonin-
„ ge te gaan, en te zien, o f men hem,
,, zo hy nog niet weg mögt zyn, dan in
„ de Negry kon doen blyven, vermits
„ door zyn vertrek, geen levendige ziel
„ daar toe te bewegen zou geweeft zyn¿
,, Ik , daar körnende, vond niet meer als
,, een ouden joiigen, den welken ik naar
: ,, den Koning vroeg, en die my ant-
„ woordde, het niet te wetepi, waar op
„ hy zo weg naar agteren liep. Een wei-
,, nig daar gedraalt hebbende, verfcheen
,, Kapitein Boeca, en de Kapitein Laoet,
,, Gingang, die mede naär den Koning
,, vroegen, maar die niet en quam, was
„ hy, die eerft tegen half zes,gewapent
„ met een kris op zyde, agter in quam,
„ en my zeide, zyn gevoeg gedaan te
„ hebben.
honderden, en vyftigen, längs ftrand
de vlugt te zien nemen, zonaer datik
” wat de reden hier af wasj maar
” even zo ab ik , met die gedagten be-
„ zet was, quamen ’er zulke elendige
„ flagen uit den berg, dat wy malkande-
„ ren niet koften hooren, waar op by
„ honderden van fteenen volgden, die by
„ ons nedervielen-, zo dat wy verpligt
„ waren, in huis te gaan. Daar nu ko-
„ mende, cn agter uit ziende, zo was
„ het als o f de geheele berg, Aboe ge-
„ naamt,hierop Sangir, in het Weften van
Op „ ons gelegen, niet anders als een klomp
iS S u » vuurwas} en het fpringen duurde tot
omtrent., „ de klokke half vier} maar dewind ging
„ Ik vraagde hem, o f het volk niet in
,, de Negry zoude te houden wezen:
,, want naar het toefcheen, zo brandde
,, de berg zo veel niet,als ten drie uuren.
,, Hy zeide, neen : want nu zal het
,, brandend water afkomen, cn daar zyn
„ zy bang voor.
,, De Koning verzogt my dezen ogtend
„ om zig in de wooning der Maatichap-
55 Py °P te mogen houden, *t geen ik
„ hem inwilligde. Ondertuflchen gin*
n gen wy eens naar de kerk, entoenwas
; ,, het half zeven} maar konden nog niet
1 ,, zien, waar de dag van daän komen
„ zouw , daar was zeer weinig volk in
„ de zelve, waar na w v , een gebed tot
„ God gedaan hebbende, weder naar de
G 5 „ Logic