
l y o M - Ö L
i€xx. plaats gelegen, en dierhalven alle oogen-
blik- in'^vreeze des döods gewceft waren > 1
die dan daar op inede wc£r in gunft-aan-
genomen, en tot den eed- toegelaten
Wierden j- maar na dat nu die vergadering
gefcheidert1 was, quam daar als gezant
van den Stadhouder- Hidajat, Kimelaba
Ludi, nevens die van Loehoe, Leflidi
en Cambello, dorpen op Ceram gelegen.
K S E
handcl den onzen: volkömen te onttrek- 16x4.
ken, en -daar mede den Macaflaarfchen
vorft, zo veel ’t hem mogelyk was, te
begunftigen. ,
Waar van. Men hield hen met ernft deze godlooze ;
hem re- bewerking van ’t afvallen onzer onder-
den 8e' zaatenrvöör}- dog aangezien zy niets tot
dognöit hunne-verdediging wiftente zeggen, zo
gegeven wierden zy weer naar hunnen Heer om
werd. befeheid, en nader opening, gezonden,
met laft van hem>tezeggen,ofhy dat uit
zieh zelven, dan volgens bevel van zyn
Koning1, gedäan; had. Hier- op quam
noit klaar beiigt-, maar men befpeurde
echter, dat de zaken tuflehen ons, en de
Temataanenln die geweften, hoe langer
hoe meer verwyderden.1
T , . Hy zogt ook-in den jare 1622. die van
idzz.aar Leflidi wel aan zyn inoer te krygeny
maar die Volkeren', op Gerant ’s Noord-
kuft, i zeiden noit sonder Ternate ’s Kroon
geftaan ' te hebbeö, en’ ook nog: onder
ln Vmr ” en niet te willen ftaan. Zy gingen ook
16x3. in ’t jaar 1623, den 24«« Janüary, een
verbond met ons aan j gelyk ook die van
Manipa, zieh mede den. Terriataanen
onttrekkende, dezelve voetftappen om-
trent dezen tyd volgden.
De verwyaering met Hidajat, en ons,
nam op Loehoe, zyn verblyfplaats, in
*t körte zodanig toe, dat onzeKoopman,
Pieter van Sanden, genoodzaakt was van
daar te vlugten, waar by nog verfcheiden
In ’t jaar 162J. verving de Heer Jacob Jacob le
le Febre, als vyrde Landvoogd, den HeerFebre in
Houtman. ; 16x ^
Terwyl ’s Konings Stadhouders in vyfd^
Amboina het zo bont aanftelden, en alles Land-
tegen de onzen in verwarring b r a g t e n , ^oogd
quam de Naflaufche vloot, die in ’t jaar j “ co°‘
1623 , in April, önder den Zeevoogd g .fc l]
Jaqaes VHeremite j elf fchepen fterk, uit l6J de
het Goereefche gat in zee liep, mes Naflau
zynen onder-Zeevoogd ( vermits hy den vloot
¿den Juny in ’t jaar 1624. in ’t Gallao de ier‘
Lima in de Suid-zee overleden was)
Geen Hutgen Schapenham den 6den Maart
in *t jaar idzy. in Ternate ten anker,
vindende aldaar als Landvoogd de Heer
le Febre.
.. . van zyn volk doodgeflagenwierden. In
overie- jaar 1524. quam Hidajat na al dit woe-
den in’t len, te ftervenj dog wift (daar ons de |
jaar 1614- meefte fchade by gefchiede) nog in zyn
leven te bewerken,. dat verfeheide van
onze Bondfienoten hun meelle Nagelen
a ä n vreemde: haiidelaars verkogten:, ’t
'geen de'Ambonfchen Landvoogd,
nataanen Her man'van Speuft, ria hen menigmaal
in Am- vergeefe gedreigt te hebben-,- nookzaakte
boinafr de landeryenvan zulke trouwiooze Bondgeitraft.
gerioten>i e n die van dezen Stadhouder
zelf naderhand, by de komft der Naflau-
fche vloot' onder den-- onder-Zeevoogd ,
Geen Hüigen Sihapenhamaan te fallen,
en niet alleen de veflang' van den Stadhouder
öp Loehoe te verwoeften, maar
ook de wederipannige en trouwiooze
dorpen te verbanden, al hunne Nagel-
tuinen aan ’s völks woede over te geven,
en hunne Nagelboomen om te kappen.
Leliato Zedert dezen tyd groeide de haät tegen i
vyfdc de onzert te fterker, en Kimelaba Leliato,
Stadhou- Daja 's navolger , en de vyfde Stad-
Loehoe. houder> deed toen veel meer, dan d’an-
der te voren, zyn beft, om den Nagelü
Hy bleef daar in de Moluccos niet
langer dan tot den giften Maart, en ver-
trolc toen met zyn vloot van Batsjan na
Amboina. Voor zyn vertrek gg f hy
omftandig berigt, wat afbreuk hy op den
i4den- Mai in ’t jaar 16tf . den Terna-
taanen, .en hunne aanhangers in Amboina
gedaan y: en hoe hy daar alles zodanig op
Hbewamohel, op Qeram, had herftelt,
dat men hun dreigeh nu niet zeer te vree-
zen had'j hoewel zy daarom hunne aan-
geboreu quaadaardigheit. niet nalieten te
toonen.
Een preiive daär äf gaf de nieüwe Leliato ’s
Stadhouder op Loehoe ^ Kimelaba Leliato*
zo ras maar de oude Landvoogd de ¡ 2 ‘s‘
Heer van Speult na Batavia vertrokken,
en de Heer Jan van Gorcom in zyn plaats
gevolgt was 5. hetzy dan dat dit uit hem
zelf, o f wel op uitdrukkelyken lall: van
Koning. Modafar^ gefchiedde. Immers
hy tragtte alomrae op, Geram ,. en in Am-
boina, het Temataanfeh gezag zeer fors
door te dringen, -gedurig met den Land?
voogd gefchil over. de ländicheiding tui-
fchen de Temataanen en ons- makende.
Hy zogt ons vooraf op te dringen, Totfei-
dat al de Mooren onderdanen van zyn telykbe-
Koning. waren, en dreef dit met zulk een i jM f c
geweld aan, dat hy zieh niet ontzag tot
feitelykheden te komen.
Maar als hy nu tegen ons te kort In’tjaar
fchoot, quam hy in ’t jaar \6z6. tot een ^16.
ftilftand van wapenen, onder beloften 't Geen
van wederzyds geen gefchillen daar over S egt
meer te maken, en het op den ouden werd#
voet te laten voortgaan,, ook geen wapenen
meer te zullen voeren; maar dat
men aan den opper-Landvoogd. van Indien,:
en aan Koning Modafar, 't be-
fliflen van dit gefchil overgeven zoude.
Dit zei Leliato wel y maar-dagt in zyn
hert geheel anders y hy wift ook wel,
boe
1616.
Dog
met een
valfch
hert.
In ’t jaar
16x7. de
Heer
Zeift als
xesde
Land- ,
voogd.
V Y F D E H O O F D S T U K .
KOmfl van den Heer Zeift als zesde Landvoogd. Slingze bandelingeh der Terna-
taanen, en Makjanders. De onzen verklären hier den oorlog aan de Kaftiliaanen,
en Temataanen; Dienaars, en läften der E. Maatfchappy albier op Ternate ter
veiling Orangie.' Laften -z;«» 'tjaar i6z6. Lallen, en.dienaars, der E. Maatfchappy
op Batsjan. Siecht gedrag van het hoofd albier. Dienaars, en lallen der E. Maatfchappy
op Makjan. En op Gnoffickia, de hoofd-plaats. Als rriede 'op Tàffàfoho.
De Heer Zeift komt weder voor ^ veiling Orangie. Koning Modafkr V dood. Algemene
bezetting, en lallen, der MöluccoS. De Heer Zéilt oordceJt beftyäai men
met Ternate, Tidoré, en de Kaftiliaanen, altyd ¿» oorlog is. Hbamza werd agt en
iwintigfie Koning van Ternate. Die nader befebreven werd. Onder de Kaftiliaanen
gekrillent , gedooptj en in alle Käftiliaanfche fireeken fyn geßepen. Hy veinß zieh
Chriften om de Kroon te krygen. Doet alles zeer geheim, om hun vriend te fchynen,
en om ons te misleiden. ■ Hoewel de Ternataänen niet, dan de verloßng van hunnen
ouden, Koning, beoogden. Beßuit om Hhaniza na Manilha te zenden. Verydelt door
Modafih ziekte. En dood. Hhamza word Koning butten weten van den Landvoogd,
en van verfeheide grootén. Dog zo by voorgeeft maar als voogd. Dit onwettig
kroonen gevaarlyk by de onzen aangezien. Wat hy wegens den aanjlag der Kaftiliaanen
gehoort had. L’egea welke hy zieh wapent, en zieh by ons voegt. Hy verändert zyn
naam. Zoekt zieh, en van ons, en van de Kaftiliaanen, te ontflaan. Maakt een begin
melons, V geen mislukkende, hy fynweet te verfchoonen. Moeielykhcden, ons door zyn
Stadhouder in Amboina aangedaan. Hhamza 's geveinsde laß na Ambonina. Leliato ’s
verkeert gedrag. Zyn valfcbe klagten over de onzen na Batavia. Door Philip Lucas-
zoön wedexlegt. Leliato ’s uitvlugten. De Prins Aali gaat als hoofd van een vloot
Coracora ’s uit Ternate. Authorifatie door Koning Hhamza aan Aali medegegeven.
Verfchynt in Amboina. Hy brengt Kimelaha Loehoe mede. Verioont zieh aan de
veiling Viàoria. Vernieuwt de verbonden, en draagt zieh zeer wel voor ons. Wnd
van den Stadhouder benyd-, dog van de inlanders milddadig behandelt.
I N de Lehte des jaars 1627. quam
den 23ften Mei hier met het ichip
Orangie de Heer Gillts Zeift, als
gevolmagtigde Vifitateur van de
Oofterfche Landvoogdyen, en te
gelyk als vervanger van den Heer le Febre,
en zesde Landvoogd met den titel
van Prelident, in de Moluccos ten
anker.
Hy bevond de boeken aldaar, mits-
gadèrs alle de vellineen van de onzen in
Ternate, in een goeaen ftand j maar hoe
ilegt het met den Nagel-handel ftond,
kan men daar aan oordeelen, dat’er op
Ternate zelf (door luiheit der Ternataa-
nen, doch meell door hun lluiken) maar
twaalf Baharen, en zeven Cati Nagelen
gevallen waren.
w n
De Kaftiliaarten oiidertuìlchen, met 16x7^
wellte zy nu in vrede waren, hadden ’er, siingze
voor hondérd, en honderd twintig Ryks- handclin-»
daalders de Bahara, veel betér gevoelen ^ rn^ r
van, dan w y , en dit alles niet buiten taanenen
medekennis van den Goegoegoe, den Makjan:
Zeevoogd der Ternataanen, en de ver- ders*
dere leden van den grooten Raad. Ja zy
dorften de onzen nog wel waaifchou-
wen, dat ’er een Kaftiliaanfche troep
van veertibn man met een Coracora op
Taconia was komen händelen, dog zy
Waren zö wys van ons dat niet té zeggen,
voor dat zy verzékert waren, dat
zy Zieh met dien buit al van daar Sege-
ven hadden.
Als men hen aanfprak Om de Kaftiliaanen
, en TidoteeZen , te bböörlogen,
I i z dor-
I