
Wat de
doet.
Des
Land-
voogds
bedryf
daar op.
Den oor-
logvan
Boero in
Amboihaddetì.,
tiiet geeme tègéft hem d6 Warnen
zouden opvatten, dat hen teq
cerftentoegeilaan, en zeerbillyk gevon-
denwiérd. f
B v l e t de eerfte gelegenheit zond de
l^nndvoogd deze Ternataanfchè Grooten
na Batàvia, daar.zy van zyn Edelheit,
den Heer opper-Landvoogd, en de Heeren
Raàden van Nederlands Indien zeér
wel ontfàngen, en met veel genegenheit
onthaald wierden. . . _
Na een of twee jaaren op Batàvia, or
ondervveeg, geweeil tè zyn, quainen zy
in ’t jaar iÓ8z. óvèf Àmboiha (onder ’t
Qezaghebberichap van den Heer, Jeremias
van Fliet) daar zy wel een half jaar
Die geneh, nu die knen in ’t leven liet, i68ò.
bleven Slaven van die genen, dien ze te
beurt gevallen waren, hoewel dit volk
bèvorens noit in flaverny vervallen was.
Ook zyn verfcheide van hunne Grooten
met onze fchepen na andere geweften van
de E. Maatfchappy verzonden, om hen
onze magt in Indien te doen zienj dog
naderhand wecr in Amboina gekomen.
Van deze Slaven heb ik ’er verfcheide
gehadj en de zelvè byzonder goed, zeer
gehöorzaam en necrftig bevonden. Een
ongeluk, die menfchcn door’s Konings
en der Grooten wifpelturigheit overge-
komenj dogik heb naderhand bezorgt,
dat de meefte weér in vryheit geraakt
zyn, alzo ik hen in myn hert beklaagde.
bleveni wecr in Ternate.
Des Konings zulter, Bokje Gamma
Lamma § wel zicnde, dat het op die wy-
ze met hiaren broeder nietgaanzou, en
zyn wifpclturigen en wreeden aart nu
meer, dan bit., vreezende, nam de vlugtL
ria den Koning van Tidore, inaar een
Goteling-fchoot van Ternate, alwaar zy
(zo zy voorgaf) gedwongen wierd, met
den Prìr.s Ccram' ’s Konings zoon , te
trouwen,waar toe zy , door den Koning,
haar broeder ( uit wraak tegen haar man,
dèh Prins Alam 1 Öm haar ìeven te behou-
<Jen, gedwongen wierd, vry haaftig te
befluitenj hoewel anderen meenen, dat
Zy , orti voor een oud een jong man te
wiflelen, op vorige .gronden van geheimen
mìnnen-handel met dien Prins van
De Koning ondertuffchen maakte zieh
wel ilerk, maar lei het ’er niet nä aan, 10 *
om iets in ’t open veld tegen ons te doen.
Al wat hy verrichtte, was, dat hy de
Hollanders nu en dan uit een hinderlage
overviel. Dit gebeUrde eens òp een tyd,
dat de Landvoogd mèt een groot gezel-
fchap van Heeren en Juffers uit fpeelen
vaaren na zekere plaats gegaan was, daar
men geen vyand' dagt te zullen vinden 5
dog zy waren *er zo ' ras niét gekomen ,
o f men vemam ten eerften eenige pylen, '
die hen längs de ooren fnorden, waar
op verfcheide Temàtaanen, met bofeh-
groente overdekt, uit het Bofch quamen
fpringen, en hen met veel verwarring .
weér na hunne vaartuigen deden vlieden,
yder maar om een goed henen komen
ziende , en ten eerften weér na de veiling
fcheppende. .
Tidore, alle de zaaken ’er al lang na
gefchikt, en die nu maar uitgevoert had.
Zo ras nu de Landvoogd vernomen
had dat de Koning gevlugt was, wierd
’er eenig volk gezonden, om zyn Paleis
aan te taften, waar in men nog veel
fchooncn huisraad vond, dien hy zo
fchielyk niet had können mede nemen.
Men bragt dien in de yefting by den
Landvoogd, waar onder een koftelyk
Ebbenhout, en heerlyk uitgehouwen
Ledekant, een groot Wafchvat, cn meer
ander goed was, waar van ik nog eenige
ftukken gezien heb. J
Hier op nu volgde in ’t laatft van t
’ jaar 1680. de oproerop Boero, en daar
na in ’t jaar 1681. de Boeroneefche oor-
lo g , dien de E. Maatfchappy in Amboina
met dit voìk kreeg. Deze waren ge-
De Landvoogd liet den Koning wel
door eenige op hem uitgezondene troe-
pen volgenj maar hy vlpgtte gedurig
van de eene plaats na de andere, lana-
waart in.
heel en al op ’s Konings zyde, ook
waren daar veel Coracora s uit Ternate
reeds aangekomen. Daar op wierd in ’t
begin van ’t jaar 1681. veel krygsvolk
van Batavia na Amboina gezonden, waar
door al dit oproerig volk (hoewel ’er
nog. veel met vaartuigen ontquamen) zo
door ’t iwaard des oorlogs, als door ’t
openbaar ftrafFen van veel'Priefters en
Grooten van Boero, door Beuls handen
gedémpt wierd.
Hy fchreef ook een brief aan den vorft
.van Mangindanao -, dog geenzins na
waarheit van ’t geen ’er voorgevallen
was, gelyk wy dit uit des zelfs inhoud
können befchouwen.
Tranjlaat-brief door den Koning Am- Des Ko-
(terdam van female aan den Koning van
J . t door zek1 ere zyne_r Rny..kt .s. - D( rier aan
grooten gezonden in de Maleitfche Taal^ Koning
en met een Arabifche letter gefchreven, van
en in ’t veroveren v an ’t nieuwe Gam-
maknorre gevonden.
Boven ftond een eer-titel in de Arabifche
Taal, namentlyk, De magtige Sul-
thaan, die gefproten uit de magtige Sul-
thaans, en op hun Sthroon gevolgt is 5
een voorflander van’t geloof Mohbammfd'
éen zoon van den Sulthaan Mandarsjah,
die een zoon was van Modafar. Daar
benevens ftond Koning Amfterdam's nieuw
uitgevonden Zegel in Swart/el gedrukt;
waar in, in Arabifche letteren, en in die1
‘Kadi) ftond: Sulthaan Ternate, befeber-
mer des Mohhammedaanfchen geloof s.
De vrede Gods, en de befcherming
Mohhammeds, zy onder U E. E. te
zamen.
KOmt van u Hoogheits oüdften broeder,
den Paduca Siri Sulthaan van
Ternate, die door Gods hitlp tot zulk een
ftaat verbeven i s , . aan zyn jongften broeder,
den Paduca Siri Sulthaan van Mangindanao,
die door Gods magt tot zulken
ftaat verbeven is, ivicn God mil befcher-
vnen, en veel geluks, heil, en zegen geven:
1want uw Hoogheit is als een blinkende
Son , die hare onderdaanen met ftralen
verlieht, befchermt alle regtvaardigen, en
vreemdelingen, en fir aft alle quaaddoenders,
en uw Hoogheits naam zal noit ver get en.,
nog verloren vjorden ', want uw Hoogheits
Geflagt zal hoe langer hoe meer gedagt
•worden &c.
Hoogheits oudfte broeder, den Paduca 16?
Siri Sulthaan te kennen: want ik kenne
het hert der Hollanders, daarom hebbe ik
op hunne bekentmaking by hen in de veiling
niet willen komen} maar ik heb ' al myne
Ryksgrooten binnen gezonden, om te hoo-
ren, wat de Hollanders in te br engen
hadden, en verder om met hun te beraad- ■
Jlaan-y maar de Hollanders hebben liftigheit
gebruikt, en mynen Goegoegoe, Zee-
voogd, en Kimelaha Marafaoli in V Fort
aangehouden, zonder de zelve naderhand
oit weir los gelaten te hebben. Zy wilden
den Paduca Siri Sulthaan ook binnen hebben
Daar na maakt uw Hoogheits oudlte
broeder, de Paduca Siri Sulthaan van
Ternate aan zyn jongften broeder den
Paduca Siri Sulthaan' van Mangindanao
bekent, met bede van den Almogende,
dat deze myne bekentmaking behouden tot
uw Hoogheit mag overkomen, op dat de
■Volkeren van Mangindanao zieh van de
Hollanders niet en laten verleiden, gelyk
zy ons alhier in de Moluccos hebben zoe-
ken te doen : want zy zyn vyanden geworden
van V geloof van den Propheet, en Af-
gezondenen van God aan ons Mooren,
en hebben voorgenomen van het Ooften af
tot Boeton, en vèrder tot Bantam toe, en
weder om van 't Noorden af tot Mangindanao,
en Zoelok, tot Bantam toe, alle
bet Chriftendom V doen aanvaarden, 't
zy met lief, of geweld, ’t welk zekerlyk
voor zulke magtige Vorften, gelyk wy zyn,
onverdragelyk is : want wy zyn die gene,
« die in der daad het 'geloove van den Ge-
zant Gods aan de Mooren behooren te be-
fchermen -, maar zy willen ons tot hun
Godsdienft dwingen. Zulks zal uw Hoogheits
Anachoda Aflon uw Hoogheit wel
können mondeling behend maken : want ge-
durende des zels aanwezen alhier, heefthy
de beginzelen van dit werk gezien, en om-
trent zes dagen na zyn vertrek van bier
hebben de Hollanders beftoten den Paduca,
uw oudfte broeder, met liftigheit in handen
te hrygen, en in de veiling te brengen,
en begonnen onzè Geloofsgenooten te verfolgen,
ZO wel in Ternate K als andere
plaatzen, tot op Bantam toe, en dusdanig
is de ruft van Ternate, en Mangindanao,
door 't geweld, dat de Hollanders aan
onzen Godsdienft gepleegt hebben, te eene-
% maar ik , hare liftigheit bemerkende,
wilde niet binnen komen. Zo hebben de
Hollanders dien zelven avond, en vervol-
gens den.ganfchen nagt tot den dag toe,
met gefchut op myn Negry gefchoten, waar
door ook eenige van myn volk gedood, en
gequetft zyn geworden, en heeft den Paduca
1 Siri Sulthaan, uw Hoogheits oudfte
broeder,- dit alles met lydzaamheit ver-
dragen, zonder dat hy zieh nog-ter web
had geftelt. Op dien eigen dag quamen de
Hollanders met een troep volks in myn
Negry, en ftaken alle myne Coracora 's in
' brand, deden vorder alle geweld en af-
breuk, ten einde dat zieh de Paduca Siri
Sulthaan, u Hoogheits oudfte broeder,
w poftuur van verdediging zou ft eilen, en
1waar over dan wy Ternataanen genood-
zaakt wierden, op de zelve uit te vollen,
en den Hollander het hoofd te bieden;
durende dit gevegt van den morgen tot den
avond toe, en met Gods hulpe zyn 'er van
ons Ternataanen maar twee man gedood,
en twee gequetft, maar van de Hollanders
zyn 'er over de veertig ftuks, zo dood ge-
bleven, als gequetft", Zo datwy- Ternataanen
jegenwoordig onze wflonplaats op het
groot land genomen hebben , van waar den
Paduca, u Hoogheits oudfte broeder,
Alfoereezen van 't eiland Ternate over-
f Zend, en die Alfoereezen doen veel af-
breuk, en Jlaan alle daag Hollanders dood,
Zy en verfchoonen hen niet, of laten niemand
van die genen, die'hen voor komen,
het leven'er afbrengen. ^
Daarom heeft de Paduca Siri, u Hoogheits
oudften broeder, deze Afgezondene
vervaardigt , als den Kimelaha Tomago-
la, Hatibi, Noeraladin Sjahbandar Pini,
en' Sengadja Motir, de welke na myn
jongften bioeder, den Paduca van Mangindanao,
overkomen om u van alles te
verwittigen, en van den jegenwoordigen
ft and van T ernate kennis te doen, vermits
Ternate, en Mangindanao, maar voor
een bloed moeten worden gerekent, en dat
al van over lange jaaren ten tyden van onze ■
voorouders: want Ternate, en Mangindanao
hebben altyd malkanderen bemint, en