
ids onwaar verwerpt. Alsj^bÿfoorbeelt ,
Ptolomeus ( eèn der beilc oinryvers nog )
flelt het Promonto^ m Prafum op i f graa-
dën Züider breedte, en plaatft het verre
feoven ’t eilaqiFMenuthias. Nu zyn’er
die ’t eerfteVoor de Kaap der goede Hope,
en £ laatfle voor ’t euand Madagascar
houden; dog aangezien die plaatzingvan
*jkPromontorium Prafum van Ptolomeus op
î f graadèn, té veèl met de rechte fituatie
van deKaap der goede Hope (die op 34I
graad légt) verfchilt, en dit gantfcn niet
tothun oogmCrk dienen zou , zoo zegt
men maat los weg, dat Ptolomeus een mis-
ilag op i f graaden, gelyk wel meerm aalen ,
heeft, niet eens nadenkende, dat het eerfte
(te weten, dat Menuthias juift ’t eiland
Mackgascar zyn zou) nog even onzeker
en geenzins bewezen is 3 fcnoon men geen
fwarigheid maakt, om een tweede Helling
(al even onzeker en zelf met verwerping
van ’t gene Ptolomeus klaar fchiyft) daar
weder op te bouwen.
Z E S D E H O O F D S T U K*
INdifche Gefanten, àan de keizers Auguflus en Claudius. î)e Ouden heilen Indien
niet gekeht, en Indien genoemt, 't geen het niet wpts. Dien naarn gaven zy aan Syrien,
& c: AauAffynea. en Perlien. Aan Éthiopien. Aan ’/Roodemeir. En 00k
aan Tartaryen. DeOudznßelden i;eff/uiterften derwereld. Spraken zeer verward van
de goederen, die uit Indien quamen. Wißen 00k van zommige ipeceryen en drogiüen.'
Plinius verbaal van Indien riagejpeurt y en zyn feilen aangewezen. Onkunde van Ga-
lenus en Dodoneus, Ontrent de kaneel. En van al de Ouden ontrent Indien. Van de
Tochten van Thomas, Bartholomeus, en meer anderen, naar Indien. Hoe de kennts
van Ptolomeus , de Landbefchry ver, wegens Indien geweeß is. Verkeerde gedagten der.
Ouden over ’tbewoonen der heete en koude lugtHréekên. Als mede van zommgßhxc-
re , over de Antipodes. Verkèerde meening van zommige wegens ßbezoeken, ^¿»Indien
na den tyd van Alexander den Groaten. Van den Handel en Tochten der Venètianen ,
Çenuezen, en anderen, naar Indien. Verfcheide Voorzeggingen wegens de komß^er,
Europëers in Indien. :__ * -- .... rT^ titf'--
fâfâMÀ y K w e a wef, âat' SùSrStrdbfW. xv.
Gezanten I en ook door Nicolaus Damafcenus,
aan de JL gezegtword, dat in ’t leven van keizer
A Augmlus, in ’t jaaf 5579. ôczantcn gefco-
en Gau- men zyn trit het uiterfte Indien, van de ko-
dius. ¿ïfigen Pandion en Porus, om zyn vriend-
fchap' te zoeken. WaaZ opHàratius lib. i v.
Ùd. 14. ziet, ak hy zegt: ; .
— — É i Indus y te profugus Scythes
Miratwr ——
dat is :
Voor u ftaat de Indiaan vcrwondert en ver-
haafiy
Enook de Schythier voorvluffig me fer baajl.
En dezëGezanten zegt Damafcenus ge-
zien te hebberi, en ckt een van de zelve
évérgebléven,genaamt Zarmonachagas, een
Indiaan, vahBargold (dat riiemant kent,
en in Indien niet tevinden is) afkomftig,
zich te Athene zou verbrandt, o f ( zoo
hy. Het in zyn graffehrift noemt) na zyne
lands wyze zich zelven zou onfterfèlyk
gemaakt hebben. Zaaken, die men in eeii
Griekfchèn briéf, door Porus. op perke-
ment gefehréven, gelezen , en waar in
fhen verderë verzèèkering van zyne vriend-
fchap en àgtiné voor den kéizer Auguftus
gevondèn zou nebben.
Ja dat’er by keizer Claudius tyd, zoo
PJimui lib.vi. cap. zo. zegt, ookGezantèh
v^fiSamofia, verichenenzoudenzynj
! maar het iszeker* datdeRomeinén toen
! Indien in geméen , veèl min Sumatra
in het by zonder (dat men van Samotra zo6
[ îhaar maakt) niét gekent, o f ten minftên ,
fia ai die voomoemde tochten, zeer weinig
uit al die bérigten daar van ge weten heb-
bén 3 gelyk wy klaâr toonen zullen-j niet
tegeniraandé men van oude penningen van
Sumatra met ôlifantëïf’ëf op , fia keizer
Aureliafiùs tyd géflagen, wéet té ipreken,
en dié té Vertoonen.
Immérà die Strabo lib.xv. maar naziet,j)e ou-
zal bevinden, hoe vèel Vérfchil’er tuflchen den heb-
^chiyvers in zyn tyd, die, in ’tjaaf ^ ^
VanChnlhis geböorte Z4. onder Tibérius,
M e , over Indien waS , en de verdereen Indien
Schryvers van dien tÿd zouden ,ons, in-genoemt,
dien z y ’er zoo netten berigt en kénnis,!fSee?
aïs zommigén zonder eenigè grond voor- £ niet
feven , van gehadhadden , met rond uit
lagen, dat inen van Indien zoodanig ge-
ichréven had , dat zy met geene de minfte
zekerheid iets daar van könden zeggen,
én dat Indien voor hen ( gelyk W y by
vericheide ftaaltjens nog toonen zullen)
eeii lahd , in ’t midden vàri de duiitemis
gelegen 3 en hen zoodanig afgemaalt was^
bch^Wert Zydat zélf, die ons nier ontrent
lifcht indeften geven, hoe durven wy dan
op Tt duiftèr lchryven der Ouden m dit
ilult nog zoo W t itaan ?
P c
PeRomeinen bezeilden wel met iwaré
Vlooten de Middekndiche zee3 ook zyn
Zÿ ônder Auguftus de Straat van Gibraltar
wel uitgeloopen , waar by zy niet al-
leen de Spaanfche, Frafiiche en Duitfche
ftranden, zelf tot den hoek der Cimbren
(nu hetSchager rif) toe, maar ook zelf
den Noorderoceaan by Noorwegen tot
äan Thule (Fero o f welHitland, zoo andere
willen) ontdekt hebben > dog nqit
hebben zy haar werk gemaakt, om een
nieuwewereld, o f Indien, teontdekken,
of, om dat wel te kennen, en ’t Zelve met
érnfFte bezoeken. Schoon Plinius elders
Zegt,. dat zy , van Alexandria^ Vlooten
van izo zeilen derwaart ovef ’t Roode
meir gezonden zouden hebben , en aile jaar
die reize met groote winft deden.
Kl^-e blyken g^ven de Ouden hier af y
dat zy Indien met, kenden , vermits zy
Indien Zeer qualÿk noemden , en. qualyk
plaatHènJ dat is, diennaam aanveel landen
toeëigenden, die nogtans zeer verre
Van 'tware Indien afgelegen waren.
j)ien , I. Zoo gaven zy den naarn van Indien
naam aan Syrien, Palemna en Fenicien.
gaven zy Op de ftrand van Joppe wierd in JEe-
riS \ z .rD”yrnui (die in ’t jaar van Çhriftus
* ‘ 38p. lëefde) zekere iteen getoont, aan
welke Andromeda (zoo men zéi) met ke-
tenen vaft gelegt was, om van een zee-
monfter veriîonden te worden, indien zy
door Perfeus niet gered was..
. Dit zegt Hieronymus op verfeheide plàat-
zen , . en onder anderen ook in het graf-
dicht van Paula, de moeder van Euftatmus :
quoque fugientis Jona port um, ö*
(ut aliquid pérftringam de fabulis Poitarum)
religatee ad faxum Andromèdes fpeStatricem.
dat is :
Joppe y de haven van den vlugtendènjo-
toas (en op dat ik ook iets van de fabelen der
Dichters doorßryke) de befchouwfier van Andromeda
aan eèn'Rots gebonden.
Strabo haalt hier af lib. I. pag. y'ô. ôok
îet- aan, zeggende ,' dat zommige Ethiopien
met Fenicien verwarren, en de zaa-
ken van Andromeda in Joppe Hellen voorfevällen
te zyn 3 en lib. xvi. noemt hy
it een Fabel, en geeft ’er reden af.
Nu is het egter bekent, dat de Dichter
Ovidius, die m keizer AuguHus tyd, in
’tiaar 3984.leefde, in ’t I. boek van zyn
VrykonH, fs f$ . van haar 2jegt :
Andromedam Perfeus nigrisportavit ab Indis.
dat is:
Dê wakkrè Perfeus, met Andromeda beiden y
Br aff haar kloekmoedig van den fmdrten
Indiaan.
En in het iv.boek van zyneHerfchep-
ping, in de i8dc Fabel, niet eens denkende
aan zyne zoo pas van ons bygebragte Woorden
, zegt hy klaar uit, dat Zy de döchter
van Cefeus, uit Ethiopien was.
By al het welke ik nog voegen moèt,
dat hy Andromeda in het II. boek van
Zyn VrykonH , en in de brief van Saffo
als een geelë Moorin , befchlyft 3 ’teeen
met de kleurvan eenPaleHynfche dochter
gantfeh niet over een quam.
Candida fim n fum, placuit Cepheia Perfeo
Andromède , patria fufca eitlere fit* .
dat is :
Ben ik . niet blank , nogtans behaagde aan
Perßus voel y
Vorfi Cefêus dochter, naar haar landaart geei
van vel.
Doch oVer ’t Éthiopien der Ouden valt
mede veel te zeggen, waar over ;w y , nu
niet gevoegelyk können handelen , alzoo
ons aat te yër buiten Ons befiek vervoe-
ren zou . .
II. Zy gaven den naam van Indien ook Astö ^
aan Aflyrien en Perfien 3, en dit deden jiyrien eu
die onder de Öuden nog eenigzins nau- Perfien.
keurig van Indien ichreven 3 waar by zy
*t zelve 00k niet verder , dan Mefopota-
mien en Perfien, uitflrekten.
Dus noemt Ovidius^ in II. boek en f dè
DichtvanzynMinnediéhten^ het e^jen-
been Aflyrilch , hoewel hy'er ïndifch ,
*t wellt het beHe was, en meeil van daar
quam, door verHont.
Aut quod9 aie longis flavefiere poffit ab annis ,
M*onis. AJfyrium famina tinxit ebur.
dat is :
V AJfyrifch elpenbeen , het geen wel eer een
vrouw.
Vit Lydien door konß9 gelyk een ander leven
Gewoon was door de vertu van carmozyn tt
geven y
Eer 'tgeel wierd, en zyn kleurdäar door
verliezen zou.
Dus fpreekt hy öok in ’tV . boek van
zyne Herfchepping , Fab. 1. van eenen
Lycabas, den Aifyrier.
Hunc ubifadatosjadlantcm infanguine vultnS
AJfyrius vidit Lycabas, junSHJfimus illi.
dat is :
Na dat hem Lycabas, de Affyrter, in bloéd
Hadwentelend? gezien, en met gelookene oogen.
Door welkwoördAflyrier hy hier, o f
eenen Indiaan, gelyk hyAtys m die zelve
Fabel befchryft , o f wel , zoo andere
meeneri, eenénSyrier, vefflaat, en dus,
hoe men het ook opvat, het een voor het
ändere neemt. Düs noeint Herodoot tibi
m. Kadytes in Syrien, een fladt der As-
fyriers , die PaleHynen hedensda^s ge-
naamt worden.
Dat zÿ nu de naam Van Syriers en Äs-*
fyriers veeltyds dooreen-mengden,' quam
daar van daan, om datTyrus in het Hel
l 3 breeuws