
d j ü u h k Y V I N G
3, mets uit, en dat gefchiet t’elkeps, als men
„ een damp, by ons een pluim genaamt,
a van de zdve ziet oplteken , welke
» pptoraakzds..ttgen de binnen kanten,
„ en voorts rontsom uitfpatten j en zo
„ lang branden tot ze dood zyn , of
„ tiitgaan, • Op dezen Jaatften. genoem-
'3> den i-ug F wezende, wenkten wy de
„ Haven van verre met höeden , want
„ die op onze eerfte pläats B waren
s, van verre blyven zitten : wanneer
jj i«k . befloot —te --b--ef taan d'•we ov|p/evniuiniige
„ des vuur-poels te naderen, op dat ik
j, ’er mögt inzien. DeZuide-wind waaide
„ boveri fterk döor, en wy aan de Weft-
,, zyde zynde, Vernam ik onzen rugge
55 F , daar wy op waren, Zuidwaart om
5, in de rondte om ’t gat om te lopen;
i) d6rt , hen aanporrende bin deze
„ laatfte vöorgedagce hoogte B , op te
„ klimmen , wanneer zy ’er zonder
„ meer moeitb konden by komen, op
„ dat zy neffens my , de zeltzaamhe-
„ den van Gods wönderWerken mogten
j, helpen bekräftigen, hun tot dienernde
„ belovende, niet alleen nogmaals weder
ii boven tb zullen klimmen om hen te
» vergezelfchappen , maar daarenboven
j> alle hulp en byftand om hen zonder
„ gevaar boven te helpen , gelyk zy
33 eindelyk daar op een beflüit namen ,
5, en ook volbragten ; doch "niet zon-
3i ’t grootfte gevaar. Ik voor de
» tweede maal Weder boven gekomen
„ zynde, bevond den damp t’eeriemaal
„ vermindert, dat ons ’t; gat te nade-
j, ren längs önzen Voorgezeiden weg,
» wat deede verhaaften , en ’t zelve van
,, binnen ganich ledig van damp ofrook
„ bevindende , zagen Wy dat de onderfte
„ openinge van de Nöord-zyde G 'inge-
3i fchoten, flrekkehde de holb’gheit in-1
bi wendig Ziiidwaard aan tot de boorden
,, der zelve, wederzyds naar de Noord-
3i zyde, aan het ingefchotene quam te
y^enidigen ^waarom wy ons naar dciÖoit-
iV zyae i begäven , om onderin de Wefte-
» lyke holligheit,' voor zo veel, des te
„ beter te kunnen inzien, gelyk wy ver-
3b volgens, daar niet dan een inwendige
3, gloeienthcit en voort des zelfs gloeien-
3, de ingangen ziende aan de Noord-zy-
3i de na C qm in de grootfte holligheit
„ naar de Züid-zyde tezien, niet durfden
„ beftaan aldaar te körnen , 1 niet alleen
1 om ons beneden den toenmaals fterk
„ deurwaijenden Zuide wind niet te bege-
33 yen , maar om dat de opening van ’t
„ inwendige Zuidwaart inttrekt en dier-
j, halven meer Nootdwaart uitfpat, ge-
„ lyk hier voor gedagt is, tegen de uit-
„ wendige Noord-zyde,leggende de ftuk-
,, ken daar door uitgeworpen, nog te bran-
„ den by B , gelyk by myne medegezellen
„ metk(nqggezien is. Wy zyndannadeze
,, laatfte befchouwinge, afgetrokken, en
„ dien nagt in ’t hangen van dit gebergte
ii noS gebleven, endes anderen daags den
„ 13. des middags weder aan ftrant, en
,, tegen den avond op Maleyen weder
„ aangekomen , mede brerigende nog
,, eenige takiens van vrugt dragende na-
„ gel-boomen, dieNwy aldaar in ’t door-
„ trekken gevonden hadden. ■ Voorts wat
„ voor gevaar,moeite en laftigenarbeid,zo
,, in ’t op als afklimmen wy gehad heh-
„ ben, met alle de byzonderheden, daar
„ mede wil ik zyne Agtbaarheit niet op-
„ houden, maar laat dat aan anderendie zo
„ veel moedt en nieuWsgierigheit mogten
„ hebben , als ik gehad hebbe , te
,, onderzoeken : ’t is my genoeg, dat
,1 ik zyne Agtbaarheit de verzekeringe*dev
wäarom ik beftond dezen te vervolgen,
,, om boven den wind te wezen, en dan
,, ’t zelve te naderen. De flaven bang
,, zynde, dqor’t vervaarlyk geraas, dat
„ men daar in hoorde, durfden ons niet
„ volgen, uitgenomen een, maar bleven
„ zitten, onsna-oogen. W y dan aärt de
,, Zuid-zyde H , gekomen wezende, tra-
„ dennaar deopening toe. De voomoem-
„ dz Jacob Adamfz. , dat een iofle ziel, is,
„ een weinig voor uit Wezericfe’f ^ a i Y
„ Monheur Luitenant, Hoort den duivel
„ eens razen ; Dat de donder nu eens
„ fprong, wy zouden een körten doodt hebben-,
„ maar vorder naderende, tot hy over
,, den boord des zelfs verfehrikkelyke in-
,, wendigheden za g , en gruwelyk ge,
„ tier van na by hoorde, quam hy met een
„ verbaaftheit te rugge lopen , zeggen-
,, de: Godt bewaare ons , •boat vervaar-
31. bk Sat IS » Monßeur Luitenant, ik
„ bid u , kom ’er niet nader by. Waarop
,, ik hem antwoordde, dat het andere
,, woorden waren, dan hy daar even
„ iprak j maar ik oordeelende in geen
„ meerder gevaar te zullen komen, om het
zelve te zien, dan ik alrede was, trad
„ voort naar boven,maarkondedoorden
93 damp, geen befcheid van des zelfs in-
„ wendige declen bemerken, ’twelkmy
„ ook terftondt weder deede te rugge
„ treden, en ’t zelve tot twee o f drie
„ keeren, t’elkens, als my dagt dat de rook
„ verminderde, hervatten, tot wy ein-
3i delyk_ in den kuil van dat gat de in-
„ Wendige openinge zagen, daar al dat
„ onuitdmkkelyk vervaarlyk geraas in
„ was, en de damp uitquamj waar op
,, ik , als oordeelende genoeg gezien te
„ hebben, en my aldaar, zo na in dat
„ gevaar, niet langer betrouwende ben
„ afgetrokken, weder op den rüg F , al- i
,, waar ik de gelegentheden der zelve I
,, omftandigheden, wat afgetekent heb-
„ bende , my voort weder naar beneden >
„ begaf, wanneer wy ons wedervaren I
,, aan de voornoemde Meflieurs verhaal-1
,, Op-
M O L U
¿''öptegte waarheit, daar van getui
c c o s.
„ Wegeps de opperfte gedeelten om-
t, trent deze vervaarlyke opening., moet
’ ik nog wät breder befchryvmg doen.
,, Totbetey begryp van ’t zelve, zp gaat
¿. hier nöffens de teekening m®ti
,,'teren aangewezen. De Noordelykfte
¿'boord van dien brandenden poel A is
r: * de uitterfte barre -hoogte .des bergs,
aan de Noord-zydc, of van Hien aan
, tezien. B e -Weftene n be-Ooften daar
, van, ftaat wederzyds een heuvel, ho-
ger dan de boord van deze vrezelyke
„ kuil uitftekende, beide met C^nna-
,y canna bewaflehen, welke Weftelyklte
H P jv voordelyker Noordwaards,, van
I „ opening des poels afllaat, be-Zuiden
’ d ew eS e , „als voor gedagt ¡ s ,w y a y n
,, boven gekomen, de Ooftelykfte QHs
„ ln tegendeel agterlyker en Zuidwaards
” daar van..af. de rug F g g g fig een
„ van boven j door ’t uitdrogen, bran-
den o f befterven,ook boven geboriten:
onder alzo gevoegt, naar de klippen o f
„ fteenen• daar ze op valt, gelyk o f er
„ een deeg opgevallen o f ingedrukt wäre ,
„ gelyk wy in ’t opligten en afbrq-
,, ken bevonden hebben , en qok by t
„ gezegdeafte nemenis. van deze ltoöe
leggen ’er groote en kleine ftukken,
„ nu in fteen verändert , inwendig
„ zwartagtig en fponiieus met Witte
„ fpikkelen vermengt. Om verder myn
3» gevoelen wegensde rond61en en andere
„ örrlftandigheden van den mondt des vuur-
„ brakenden bergs te geven, hebbe ik •
„ aangemerkt, dat het uiterfte ofZuide-
„ lykfte rondeel (V want ’er van de plaats
„w e in ig tiedergaande Ooftwaart aan,
„ met de Noord-zyde van den boord der
, opening; eh aan de.Weft-z^de vei;-
. deelt ze zieh naar ’t Zuiden 111 tween,
I „ lö p e n d e v o b ^ ’eSff in de-andSr Oolt-
„ waart om , tot ze aan de Goft-zyde I van ’t Noorder deel des boortiftuiten,
„ of met de zelve emdigen aan de zyde
van Z. DemeergedagteZuidelyke heu-
V vel I op de Weit-Zyde des bergs,
■ loopt mede in de rönne Ooft-waart
,, öm, niet een rüg, 'en emdsgt gjMrde
'Z andere,' ¿0 datde mond des:vujir-
„ fpouwenden bergs alzo rondeelf gpwys
,, föhanft i^zynde eilte verfehanzingmet
F geen Zuidelyk kan gezien worden,
e n verder .befchryf ik niet, dan dat
„ zieh aldaar vertoönt) geheelmetCanna-
„ canna begroeit, oolcnethoogfte is. De
damp, die ten aanzien van Maleio,
,, voor dees hooger fcheen uit te komen,
en nu in ’t hangen o f vallen is van den
een bezondere laagte tuffchen beiden
” ohderfcheiden, gelyk ook tuffchen de
- eerfte H en den boord der openinge-A
” dewyl de boort aän den mont op ’t
I hoogfteis, en voort naar buiten fchuin
m naanieneden afloopt,de dne eerfte hoog-
” ten te Weteri de naafte aan de ope-
” ning des vuum, zyn garifch1 bar.en met
„ cian ilcen,. m a a r debuhcnilem^zwaar
,, riet bewaffen, " '
kruin, komt egter op de zelftle hoog-
„ te,uit den barren-of ongroenen heuvel
by Z , die zieh aan deNoord-zyde des
33 opper-kruins aan ’t vallen der zelve
„ fchynt te leggen. van Maleio aan te
„ zien, is hy ook al van omtrent de zelve
„ hdogte, als de hoogfte töp die zig van
Maleyo vertoont , maar dewyl die
„ Weftelyk van daar veragtert, en maar
by de voorfte hoogte längs heen gezien
| wort, fchynt die aan ’t daalen te leggen,
Dit zal zyn Agtbaarheit, neffens
deze bygaande teekeningc, genoeg-
i zaam verklaringe „van de gdegenheden
” aldaar, doen, buiten dat ik nog hier
bvdoe eenige ftukken van verfcheiden
Z foorteii, by tyderi uit de ingewanden
van dien affchuwelyken poel des at-
” gronts uitgebraakt, onder welke ik dit
”. het merkwaardigfte houde, dat rontsom
„ aldaar met kleine en grdote brokken
,, verftrooit leid, dewyl die ftoffe, als ze
„ eerft üitgeworpen word, behalven dat
„ ze miffchien dan brandende is , opk
„ -zagt of week moet wezen, omdat die
iieergevallen ftoffe zo plat valt, gelyk
„ koe-beeften drek, zy is ookvaal groen,
’t welk voor iemandt die de per**
| ” foe£Bef eenigzins verftaat , ligtelyk
kan begrepen worden, voorts dat de
„ damp voor dees fcheen hoger uit te
„ komen," is om dat de opening Zui-
„ delyker geweeft is , en fchynt dan,
,, ten aanzien alleen van Maleio meer
naar ’t midden der zelver hoogteuit te
komen } waarom ik vaftelyk geloof,
dat, alwaar nu de rondeelen leggen,
dat is Zuidwaart aan, de;regte ope- .
ning ook geweeft is : dewyl die. el-
ken keer, na een wijligen beftendigch
„ ftant van branden, een boord o f zoom
„ maakt , en met de verminderinge dds
¿, brands, gelyk nu gefchiet is, de tc-
,, kens daar van overblyven, dat deze
„ rondeelen zyn; ’t welk een leder die
„ ’t mögt zien met my. mede zoude ge-
voelen. Vorders zedert p o f io Jaren, / 1 dat men den laatften brand aldaar b g H
” fpeurd heeft, ziet men rqüd om de
„ öpeningen, teweten1, buiten de bar-
I heit, aat wederzyds nog al een goede
, i tuffchen wytte van de openmgisj- zo
in ’t vallen aan de. W eft-en'Noord- 55 Zy d e , a ls b o v e n aan d e Z u id - e n Ooft-
P z v d e ,de boomen daar omtrent alle van
,1 die groote en dikte, zedert dien tydt