
Maflamyers. a,
Matakau. a..
Nitoe. a.
NoeJJa. a .
Oepoe. a. «
Qgff. a. jgg
Oeli limas cn Oeli fiwas.
Orang Kaja. m.
Orang Toeba Toeha. m.
Oremhaey. m.
Padi. m.
Pagar. m.
Panggayen. m.
Papoewas. t. en a.
Parahoe o f Praaim. m.
Parang. m.
Pati. m.
PVfäk. m.
Pikol. m.
Poelo. m.
P o a n . m .
Rabana. m.
Radja. m.
Sagoe Poekelen. a. m.
Salabakan. t.
Sengadji. m.
Sero, a.; -
Sjavoni. m.
Soa. a.
Sombayen. m.
Siripinang. m.
Tatnaela. a
Pifa. a.
Toedong. m.
2sGelang o f Doeri gamoeto. m,
Toetombo. m.
Toraan, o f Toram. m.
Pfjakalile. a.
Tfjampan. m»
9Jjidako. a.
Schempers, o f Roejers op een vaartuig. ■
Den eed der Ambontcezen, die, by hetdrinkenvan verfcheide din-,
. Jgen onder een, gedaan word. Qok een befweermiddei .of-pot met
. ^yerlcheide merken van kalk , die zy aan een boom o f in een
thuin hangen, om tebeletten, dat niemant hunne vrugten fteele.
w s i f n . 9
De Duyvd. - - - 4
Een Eyland.
O. , ^
Een Heer.
Een gefpanfchap van 4, y ö f meer Dorpen met den anderen verbonden.
. Twee bittre Partyen in Amboina en Ternate, byna als de Hoekze en
. Kabbeljaauwze. De laatfte houden ’t met die van Tidore , ;en de.'
eerfte met die van Ternate. Ook zyn de Oeli lima's meeftJVIoors.
EenHoofd van een o f meer dorpen y doch beteekent eigendyk een.
ryk map.
De oudften, o f naäfte Raaden van epn Koning, Grave 9 o f Orang-
Kaja, om een Dorp te beftieren.
Een fpeelvaartuig , men o f zönder tent, waar op 6, 1o,~zo, ja 40
roejersi met ipaanfen fcheppen.
. .. P.
Ryfi; in den bolfter.
Een vefting met palliiTaden omzet, ook wel een heining offchutting.
Met roeiipaanen fcheppen.
Zekere Zeeroövers ontrent Nova Guinea, en onder Tidore ftaande.
Een Cänoa, o f klein vaartuig van een uitgeholden boom.
Epn hakmes.
Een Graaf.
Een thuinbed, o f klein huisken.
m gewigt van izy ponden. ¡¿jgg - -
Een eiiaha. 1 11,mm*111 "
Een Pyramidaal van bladen, vrugten, enz. als een boom gemaalct,
die men op een bruilofc voor de Bruid zet, enz.
Q i
Lieden die Dati o f Hofdienft doen.
R.
Een plätte ronde trommel, waarop delnlandzevrouwen o f dochters
- metdevirigersipelen, terwyl’er onder gezongen engedanft word.
Een Koning.
| ' ' g • ?
De fagoe o f ’t meel (Zynde het hart van de iagoeboomj al kloppende
met een kraauwel uithaalen.
Een Ternataanfch Stadthouder.
Een Hertog.
Een vifchfuik.
Zekere ibort van kleedenjook een rotang,waar mede men iemant afroft.
.Een gehugt, o f deel van een dorp.
Eerbiedig met de handen boven ’t hoofd zieh diep nederbuigen.
Een vierdepart van een gefchilde Pinangvrugt, m een firiblad ge-
wonden, om tot verrnifching van den mond te eeten.
T .
Een Jonker.
Een hooge kleine o f gioote trommel, waar na zy zingen en dans-
zen, fcheppen o f roejen.
Een Ihlandze breede hoed van biezen, o f bladen. v ¿3
Dedoornvande fagueersboom, die de Inlanders gebrüiken tot pennen,
om Arabifch te fchryven, tot bezemen, enz.
Een vierkante o f andere doos van bladen, met o f zonder zeehoren-
kens vercierd.
Een Hazagaay, o f körte fpies.
Al danszende en fpringende , met fchild en fwaard fchermützelen, .
’t zy tegen een of meer.
Een zeil vaartuig van 10 o f iz (meer o f minder) lallen, ■
Een gordel,offwagtel,dip de'Alfoereezen om hun fchamelheid winden. I
I .. . B £.