
En by-
zonder
eerft
Makjan.
En daar
na Ti«
dore.
cn dat zy-, zo ras maar de Ternataanen
weer op hun land zouden gekomen zyn,
dit zouden werkftellig maken} öp al het
welke hy zeide hen geantwoord te heb*
ben, dat hy de Ternataanen we£r op
hun land ftellen zou, dog dat hy die van
Makjan,, volgens hun verzoek, om daar
ook een vefting, als op Ternate, te
bouwen, nu onmogelyk helpen kon,
maar dat hy hun riedt in hun herte ons
getrouw te zyn, en zieh voor eerft nog
wat ftil te houden, ten tyde toe dat ’er
een andere vloot uit Holland quame, en
daar by dan beter gelegenheit, öm hen
te helpen, geboren wierde. Dat zy hem
dit ook volkomen toegezegt, en zieh
zedert alleen, uit een voorzigtige vreeze
voor ongeraak , met onze kenttis onder
den Tidorees maar in fchyn gehouden
hadden.
By welk
oordeel
hy,'
fchoon
’erflegte
tyding
van
Johor
quara,
volhard.
Dierhalven oordeelde hy niet quaad,
vooreerft Makjan aan te taften, om aldus
van Coracora ’s , en inlanders, verfterkt
te worden} meinende dit beter te zyn,
dan de fterkte der Kaftiliaanen op Ternate,
die al vry vaft was, te belegeren}
endaärom, dat het beter Was, ditzoda-
nig uit te hongeren , dat meri raethulp
der Ternataanen, en Makjanders, eerft
Tidore, van waar zy alleen gefpyzigd
wierden ,. aantaftte, dat verbtandde, al
hare Coracora ’s in koolen zettede, en
hen aldus allen toevoer van daar afßieed,
na ’t welke gelukkig uitgevoert te heb-
ben, die van Gamoe Lamoe van zelfs
zouden moeten vergaan, o f in hunne
handen vallen} zo dat, Tidore gewonnen
zynde, de ganfehe Moluccos in ons
geweld zouden zyn, ten wäre dat ’er
ontzet voor den vyand uit Manilha körnen
mögt, ’t geen zeer onzeker was,|
buiten dat hy oordeelde, datdeKoning
van Tidore, indien ’t voornoemde ontzet
niet opgedaagt was, zo ras hy zyn vloot
maar zag, vriendfehap met hem zoeken
zou, en dat hy Zieh vöör af, zo veel hy
noodig dagt, daar van bedienen kön.
Dat hy öok nergens zo zeer voor vreefde,
als voor de twee Galeyen, die de Kaftiliaanen
in de Moluccos hadden, en die
hem daar zeer veel dienft deden.
Terwyl nu Matelief bezig was, dit
alles fchriftelyk voor van Gaarden op te
ftellen, quam, na ’t fluiten des zelfs, de
Fifcaal, Maarten Aap, van Johor met het
ichip Erafmus op de Reede van Bantam,
die berigt gaf, dat de Koning van Johor,
indien ’er geen fchepen van ons tot ontzet
quamen, genoodzaakt zbü zyn vrede
met den vyand te maken, en de Holländers
ook aan hem over te geven. Dog
aangezien *t Saizoen verloopen, en onmogelyk
was nu by hem te komen,
bleef de Heer Matelief by het ter nedergeftelde
volharden} daar by voegende,
dat hy dien Koning wel weder tot hem
zou doen overhellen, zo ras hy maar met
een vloot we6r daar quam.
Nog mecr floeg hy tot den tögt na de
Moluccos over, om dat ’er gemompelt
wierd (hoewel hy alles niet gelootde)
dat zeven fchepen der vyanden, nu in
China zynde, na Manilha, en van daar
na Ternate zouden vertrekken, om al de
Holländers uit de Moluccos te jagen.
Ook had hy hope, dat w y , gelyk
anders te vreezen was, ons volk, en nog
tien duizend Ryksdaalders in Johor, en
desgelyks ons volk, en drie en zeitig
duizend Ryksdaalders in Patani, niet ver-
liezen zouden, alzo hy gifte, dat het
fchip Gouda voor Mai daar in *t land
wezen, en ’er dan gelegenheit zyn zou-
de, om ’t zelve te lichten.
Met dit berigt, en op deze aanrading Van
van de Heer Matelief, vertrok van Caar- Caaj-dea
' den den 1 3 ^ January 1608. van Ban-
tarn, ontmoette den 3den Maart’C fchip ,608.na
Erafmus, ’t geen de flöep van ’t fchip Ternate.
Gelderland by zieh had, en meende, dat
dat fchip genomen, eh hevens eeä Kafti-
Haanfch Fregat met levöns-middelen'na
Tefnate gezonden was, aangezien zy'äl-
daar door de onzen zeer benaauwd wierden,
en dierhalven öok na Malacca om
ontzet verzogt hadden, zo hen döör een
Kaftiliaan, op ’t fchip Patani, *t geen
na Celebes om Ryft geweeft was, berigt
wierd.
Hy quam den 1 oden Maart in Amboina, Giert üi
zond de fchepen Ceilon, en Ter Vere, Amboina
na Banda, vertrok met de zes andere den aan*
loden Mai na Ternate, liep den 11 den
tuflchen de eilanden Boero, cn Manipa,
met een Noord-Wefter koers door, Zag
den i zden het eiland Oebi Latoe omtrent
elf o f twaalf mylen Noord Noord-Ooft
van zieh, en vond het Weft-einde van
dat eiland, en ’t Weft-einde van Manipa,
regt Suideh en Noorden van malkanderen
te leggen. •
Den I3den ’s avonds zag hy ’t eiland En komt
Batsjan, den iydcn Makjan, Motir, in Ter-:
Tidore, en Ternate} den i8den zag hy natc*
drie Galeyen, en eenige Jonken der Por-
tugeezen, voor het laatfte eiland leggen,
quam nog dien zelven avond onder Ternate
, en voor de vefting Maleyö ten
anker, alwaar hy niet alleen het fchip de
kleene Son, en het Duifken, maar,
tegen zyne gedagten, ook het fchip
Gelderland vönd, ’t geen, in plaats
van genomen te zyn, zelfs een Kafti-
liaanfch Fregat, ’t geen daar mede lag,
op de kuft van Celebes genomen, en
herwaarts gebragt had.
Den z8ften quam ook het fchip China
op de Reede, en ’t Jagt de Jager, die
beide
X'6o8j
Z A A
bOeCi1dUCe bUet--DSuUiiduevnu . udve Linie van de vHlgo---ot
am afgezonden waren, om binnen Batsjan,
e n de andere eilanden, door te loopen,
en te vernemen ^ o f daar eenige Portu-
geefche Jagten, o f fcheepjes lagen.
Alwaar . Dus lag toen de Zeevoogd, van Gaar-
hy eenige ¿en, hier met een vloot van elf fchepen,
fchepen te weten 5 Banda, Bantam, Walcheren,
¡“ tät Zirikzce, China, Patani, de Jager,
,,M een Gelderland, de kleene Son, het Duifken,
fraaje : en ’t genomen Fregat, van welke hy het
,10« wt- Dujfgen teo zelven dage nog na Gilolo
zond, om de Ternataanen, die op een
togt waren, op te halen, ’t geen den
adenjuny met eenige Coracora’s , envier
honderd Ternataanen, te rüg quam,
l nc Den ift™ Juny was ’er ’s nagts onraad
rmigtin- in de vefting, zo dat men ter wapen
■mal- floeg, om yder op zyn poft te doen gaan,
tor‘ Dit was veroorzaakt door twee Tidoree-
fche Coracora ’s, die digt by de vefting
onder land lagen, en daar gekomen waren,
om onze Coracora ’s, die gedurig
en onder de befchutting der wallen,
die met vyfentwintig ftuldcen gefchut Anderé
pronkten, zeer wel gedekt lag, zo had
’er ’t gemeen volk geen luft toe, waar aanflÄi
op dit ook agter bleef. gen.
Den i4den wierdt befloten eenen aanflag
over en weder fchepten, te verraflehen;
ölaar een Van de onzen hen gewaar wor-
dende, ga f’er vuur op, en onderfchepte
. ■ een derzelven.
Men was van voornemen, het genomen
Fregat tot zekeren aanflag op te
t timmeren, waar toe ook alles vervaardigd
wierd i dog alzo den yden een van ons
Volk na den vyand over liep, zo was dit
ontdekt, en te niet geraakt.
_ jqy wierd wel vervolgt, maar niet
1 gekregen j en in zyn plaats bragten de
Ternataanen twee vrouwen,en een Praauw,
die zy genomen hadden, terug.
De Zeevoogd hoorde ondertuffchen,
1™«'^ dat de Kaftiliaanen voorgenomen hadden,
twee ons met twee Galeien aan te taften}
Galeien dierhalven ftelde hy Jan Rofegeyn als
W hoofd op ‘t Fregat, hem, en zyn volk
aanmanende, zieh wakker tegen den
vyand te quyten.
Zy vertrokken den 7<leu nog tegen den
avond, Zagen den 8ften de twee Galeien
om den hoek van Tidore leggen} dog
dewyl zy niet op ons afquamen, wierd
het volk tegen den middag verdrietig,
en wilde op hen af} ’t geen hun hoofd-
man door zyn voorzigtig beleid belette.
■ Eindelyk malkanderen hoe langethoe
-nader körnende, quam de kleene Galei
<erft op ons af} aog ziende, dat de on-
«en drie ftukken te boord hadden leg-
gen ■ deed hy eenige verlorene fchooten,
gelyk ook de grootfte Galei, en hielden
aanftonds' af, brengende die den iodeü
binnen de banken, zonder dat wy het
konden beletten, terwyl zy een Kafti-
liaans Fregat digt onder -de ftad lieten
leggen} waar omtrent de raad wel be-
floot, het zelve met het Fregat te nemen}
maar aangezien dat fchip wel bemant,
op Tidore te maken} des liepen tien
fchepen, en eenige Coracora ’s1, bemant
met v yf honderd Blanke, en zes honderd
Swarte koppen , den iydcn daar na toe.
Den 1 öden Juny ging de hoofdman der
vefting Maleyo, en nog een Hopman in
een Coracora, en vertrok met nog drie
Coracora ’s vooruit , om .’s vyands
vaftigheden te gaan befpieden. Önder ’t
land gekomen zynde, ontmoetten zy vy f
Tidoreefche Coracora’s , tegen welker
eenige zy floegen, en hen op de vlugt
dreven onder den wal, daar wy ’s avonds
by hen onder de oude vefting ten anker
quamen. x •_ -1
Den i7den zond men ’t Fregat, om
de vaftigheit te bezigtigen , op het welke
die van land wel agt en twihtig fchooten,
dog zonder eenige fchade, deden. In ’t
wederkeeven ontmoette het een Tidoree-
iche Galei, die op onsfChoot, maar zy
bleef zieh al ondér de befcherming van
de vefting houden, zo. dat de onzen
haar geen fchade konden toebrengen.
Den 1 S()-c!1 wierpen de Tidoreezen een DiekcM
borftwering op, « ons te beletten längs van Ttr
n , . P. ' . . ,,v_r „>ni not. : a UUI IL w e i n i g yjy, DT
f1trand by hen te komen, verzekert zynj. gg# 1. ^ l . U o fo n h p p n n o t rvn. r •_
l i r a u u u y u t n ^ doen
de, dat wy door t bolch neen dät oö-afeien.
mogelyk konden doen, waar op de onzen
beiloten van Tidore af te" zien, en
dien aanflag te laten varen, uit vreeze
van daar voor veel volk vrugtelöos te
zullen verliezen, buiten dat ’er reeds al
veele ziek waren.
Men vond dan göed na Makjan, a g tzyn
mylen van Ternate, te zeilen, alwaar nieowi
de Kaftiliaanen ook een vefting hadden.
En de Zeevoogd voer daar by nagt hee- j,„.
nen met het ichip Patani, vergezeltvan
de Jagten ’t Duifken, en de Jager, de
groote Sloep van ’t fchip Walcheren, en
’t Fregat van het ichip Gelderland,
zynde alle zeer wel bemant, terwyl hy
de vy f andere groote fchepen VoOr Tidore
deed blyven, om ook aldaar den vyand
in beweging te houden, en hem te beletten
volk ter ontzet na Makjan te
Izenden.>
Den löltm quam hy tegen den avond Hy
önder dat eiland ten anker, en den zi»«> “
te land getreden, nam hy de vaftigheit q-ag,fQ_
der Kaftiliaanen opTaftafohoftormender-^ op
hand op deze wyze in. ! Makjan
Na dat het volk met vee^gevaarj-sn“ -
moeite,als moetende op de klippen gaan,
geland was, vonden zy de veftjng mede
dp een klip leggen, tot welke-men niet,
dan door drie naauwe en fteiletoegangen,
F f 3