
dat is:
J^wdkkre koopman, dürft‘kloeftmoediglyk
bezoeken g ¡9
Den Indiam^totüan de verße wereldshoeken,
VirgUus ipreekt, in ’t l i boekvan zyn
LandbouWgedichten , van Thule als de
uiterfte grens:
-—»—* Tibißrviat ultima Thüle.
dat is:
Dat 7 vergelegen Thule u eindelyk mag dienen.
In zyn vm. Herdersdicht, ipreekt hy
vveer váii de Garamánteñ aldus:
Ifmarus aut Rhodope aut extrem Garamantes.
dat is: r "f.
Ifinaar, ofRhodope o f de verße Gar amanten.
En dit beveftigt de zelvé Dichter lib. vi.
JEneid. dog voegt däarweer delndiaanen
düs by heb*
Super & Gar amantas & Indos
Proferet Imperium. — —
Üomerus noemt in ’t I. boek van, zyn
Odyff. f s 30. de Ethiopiers , c<r%ctTii ¿iS'puv’
dat is : de uiterße der menfchen. En in ’t iv.
boek melt hy van Menelaus, dat hyftont
gezonden te werden door de Goden na
na deeindep der aarde j
over weliee woorden dtraboiib. ni. pag.
270. zegt j ’ dát dit teTarteíTus. in, Spaan-
jen was.
Dan fpraken zy weer van Cemev *t'geen
het uiteffte , gelyk wy elders toönen, ge-
naamt wíerd,. om dat dit eiland het uiisrfte
van de Cofoniender Feniciersaan dieJcant,
oAtrent de, kolommen van Hercules , was.
Dan noemdenzy weer het land,, dat Atlas
koningvañHVlaürícahien Deheedchte, liet
uiterfte, gelyk by Ovidius, in ’t iv. boek
van zyneHencHqjping Fab. 17. te lezen
is. • • -
Herodoot) die 400 jaaren mHomeerhel-
de, lib. iii, ,Cambyfes als zeer vertoornt
tegen de Mooren,... o f Ethiopier$, die
ontrent Egypten lagen, invoerende, zegt,
dat hy tegen de zelve iiittrok , zonaer
overflag te maken, dat hy áañ dé uiterfte
einden des aardbodems zig tevelde bege-
ven zou. -
En dus verwarden zy alles zoo onver-
ftaanbaar door malkanaeren,, dat het o f
met de berigten en tochfen , . voor hen
open gelegt, ofwel met hun eigenfchry-
ven, zéer icheen te ftryden.
Ookds.het teverwonderen, dat de Romeinen’
¿ die.in de tyd värt Craííus en
Caflius, tegen dePartnen óorlogdén, en
die in Aúgpftús'tyd over hen, en ándere
Volkeren-, tot aändcn Euphräat,; heeVfch-
ten, noit geen'to'chten na het digentlyke
Indien , daar zoo na bygeda an hebbien ,
daar nogtans de Dichters in hunne wenfchen
en voorzeggingen over dien keizer
; zoo breed van Indien , en de Garamanten
I (gelyk wy te voren zagen) hebben ge-
| fproken j behalven dat Lucullus overwm-
| ning van Mithridates, en de daar op ge-
I volgde oorlogen met Tigranes , komng
; van Armenien , tot nadere ontdekking
van Indien veel aanleiding konde gegeven
! hebben. g
| Maar indien wy eens letten, hoedanigOokfpi*.
! de Ouden van de zäaken, die uit Indien ken zy
quameri, geiproken, en welke goedereri2eer vcr*
en zeldzaamheden,. zyvan daar gekregencfegoede!
hebben, zullen wy uit dat wämge, we-ren en "
der. veele klare blyken van hunne groote zaaken
onkunde. in de Indifche zaaken aan de
hand kry'gen. en'
Horatius zegt lib. m. Ode 24.
Thefauris Arabum , & divitis India.
dat is
Den ßhat van Arabier, en ryken Indiaan.
De Hebreen, die voor Salomons tochjr
na Ofir van geen ivoir wiften, kregen
daar door eerft kennisvan elpenbeeh , «1
van ’t goud van Ofir 5 dat de Rabbynerw
onder ae zeven iborten van goud , voor
J het befte opgeven
het *clat noemden
' de Hebreen dan eeris nu*tp kamoothßbeen,
. dat is , - boomen van elpenbeen, o f eigentlyk
boomen des tänds , gelyk wy dat Ezeoh. . .
27: 1 f. en nergens meer ontmoeten.
Dan noemden zy het crarr ¡er ßheen
; babbiem, dat is^; tand der Olifanten , o f
Wel \vßbeen\ een tatid-f üBeen.
. Plinius zegt Itb.'Üm. cap. 3. datjüba,;
koning vanMauritanien, die tanden 00k
hoornen noemt j gelyk Farro lib: vi., de
Ling! Lat. en met hem Paufanias lib. vi
zeggende dat het ivoir van de horenS , en
. niet van de tanden komt} een klaar be-
j wys dat hy noit dit dier gezien heeftj
i nader lib. I. a f te nemen is , daar
Hy rond uit zegt, dat het ivoir lang voor
het dier zelfs bekent was.
| ' ■ Strabo melt lib, xvi. dat zy geen geporig-
f ten hebbenen zieh'tuet buigenkönnen. Vän
al het welke ‘Her tegendeel dagelyks. be-
vonden \Vord.
' Dus noemt Camerarius , nevens meer
1 anderen , de tanden 00k horens y doch
; Arißotelps lib. w il de part. Animal. Hero-
doot en Plinius lib. nw. cap. 3. noemen
j Ze tanden j welke näam men’er nog aan
■ geeft , höewel die ftoffe meer een hoorn
Han een tand Ichynt, alzoozy niet uit de
kaaken , mqar uit het bekkeneel voort*
kömt. Ook vint men die maar in de
mannekens, en niet in de wyfkens. Im-
lhers, dit is ’t gevoelfen van de Heer
. Ludolfe en andere Geleerden.
1 Homerus ipreekt in zyn Ilia'd. in ’t iv;
boek
boek ^ s i f i . welvan ’tivoir, toonende,
dat het in zyn tyd al geverwt wierd;
’Qi b’ oTt rtf v iki<p*rrcc yw <P*mxv puyni
iArfiitf t’e xaeipec , ippuixt 'ittirm'
dat is':
Gelyk of eene vrowos V ivoir, om tot de kaaken
Der paar den , en tot haar aanzienlyk
boofdfieraad
Te dienen^ bad geverwt met purper dat men
maken
Kon op zyn Carifch) o f Meomfch) voor
’tgewaad". '
Maar nergens leeft men by dien Dichter
van den Olifant zelf in ’tbyzonder.
Horatius^ipreekt üb. 11. Epiß. i. ( ’tgeen
al vry wonder is) van een witten olifant}
van wellteMlianus lib. m. cap. 36. zegt,
dat zy zelden gevonden worden.
Men moet hier egter by voegen, dat
zy ’t ivoir niet alleen uit Indien, maar ook
nevens het dier zelf, uit Africa, en wel
uit Libyen, volgens Athen, lib. L kregen 5
met dat ondericheidnogtans, datzy ’t ln-
difch ivoir voor het lchoonfte , en die
olifanten voor de grootfte , en de befte
in den oorlog , hielden , dewyl die 22
mannen voeren konden j en daarom is
h e t, dat de Dichters meeft van het In-
diieh ivoir fpraken.
Van de Ganges, enden Indus, detwee
grootfte rivieren van Indien, Ipraken zy
veel, dog mede zeer wild en verward,
mengende veele fabelen onder weinig
waanieden, die einig licht aan de zaak
zelf konden geven.
Dus plaatft Ptolmeus, die nog een van
de beften is , den Ganges in Taprobana,
’t welk hy nogtans by de kaap Comoryn
ftelt.
Herodoot lib. m. van de Indiaanen ipre-
lcende, geeft ’er ons dit van op: De Indiaanen)
ten minfien die tot onze kennis ge-
komenzyn, enwaarvan iets zekers verhaalt
Word) zyn de eerße volken, die in Afte na
den dageraat) en opgang der zonne woonen.
Zommige Indiaanfche volken zyn veehoeders,
andere niet. Ider fchuitje by hen is van een eenig
lit van een riet gemaakt. Als iemant van
hunne bloedverwanten ziek is, word hy, in
•weerwil) en fchoon hy 'tloocbent, de man
van de mannen,. de vroww van de vrowwen,
gedoodt ; zoo word hy ook, die tot hoogen
ouderdom gekomen is, omgebragt en opgegeten.
In verw zyn zy de Mooren gelyk , hoewel
hun zaad niet wit maar fw art, gelyk de
kleur des lichaams, is. De Mooren fchieten
ook zulken zaad uit. Deze Indianen leggen
verre van de Perfianen , en na V Zuiden,
zoo dat zy Darius geenzins onderdanig
waren. ‘
Yder reden , die hy daar opftelt, isniet
zonder een grove misflag j want hoeda-
nige Indianen hy daar ook meent, zoo
is ’t zeker , dat zy de eerfte volken van
’tOoften niet können zyn , alzoo hy ze
daar na , als na ’t Zuiden in opzigt van
Perfien leggende, beichryft. Wie heeft
ook oit van fchuitjens der Indianen van
een lid van een rie t, wie oit van hen
fehoort, datzy hunnevrienden,.tot ou-
erdomgekomen, dooden enopeten, o f
dat hun zaad, en dat der Mooren, fwart
is , een verfierzel zonder eenige grond:
want is hun bloed , waar uit het zaad
gemaakt word, rood, gelyk het onze}
en isde mellt uit de borffen dervrouwen
wit , om wat reden zou dan haar zaad
anders, dan ’tonze, zyn ?
In Hat zelve boek zegt die Schryver
van de Indianen verder: Onder de andere
Indianen zyn de ßrydbaarße, die nevens de
Ba&rianen woonen , en voomamentlyk die
om ’tgoud gezonden worden. De andere Indianen
grenzen aan de ßadt KafpatyruS) en
aan 'tgewefi Paktyas , en woonen na 7 Noor-
den. De morgenzon valt by die volken 7 ab
lerbeetß , en niet gelyk by andere volken)
daar de zon ■ 7 namiddags allerbeetfi is.
7 Namiddags is de zon daar zoo , als op
andere plaatzen de morgenzon, . daar na.
word zy allenskens kouder, totdatze oncler-
gaat) en dan is het zeer koud.
Het alleruiterße det beWoonde geweßen na
7 Ooßen is Indien 5 alwaar de viervoetige
dieren en vogelen , veel grooter vallen dan inandere
landen, uitgenomen de Nifeifche paar-
den-, want deze mögen tegen deMedifche in_
groote niet op.
Hier Ipreekt hy weer yan Indianen, die
neffens de Baftrianen -woonen, die immers
voör geen Indianen by iemant können
doörgaan. Dan ipreekt hy weer van andere
Indianen , grenzende aan de lladt
Kaipatyrus, aan ’tgewefte Paktyas , in
’tNoorden gelegen, een befchryving op
welke geenLanabefchryver o f Lanaken-
ner oit te regt raleen zou y en vooräl zou
hy in Indien niet vindén eenige volken,
daar de morgenzon ’t heetft valt, en daar
de namiddagzon minder dan die, o f daar
het, na zons ondergang, zeer koud is.
Indien is ook geenzins het alleruiterfte
der bewoonde geweften 5 maar nog aller-
befpottelykft , is dat hy van de viervoetige
dieren en vogelen in dat Indien be-
fenryft, vertnits men by geen ander Schryver
daar oit van las, nog by geen Bereizer
van gantfeh Indien daar oit a f hoorde.^
Lib. iv. zegthy, dat Afien tot aan Indien!
bewoont word , maar dat de plaatzen
achter Afien woeft en onbewoont ,zyn.-
Zoofchreef noit een kennervandat land,
maar wel vemant die Indien niet kent.
Zy fpraken nu en dan 09k van eenige
vogels. In de Heilige Schrift: lezen wy
1 Reg. 10: 22. van paauwen, by andere
papegaajen vertaalt. En van deze lezen
I wy by Curtius lib, ix. u
I 2 Ovi