
y g ç . OndertufTchen verfcheen D . de Leeuw
w. , * den »ifden Auguftus met beboorlyke be-
Lêeiîw fcheiden in vergadering, waar op hy
komt alsj erkent wierd.
wenig Jf^Ben Ipden September verzogt D. Hek,
™m«* d!lt zXn zaak mögt werden afgedaan, en
op Bi- liy weder tot den Predik-lloel toegelaten(
lavit ¿0g gelyk D. de Leeuw den laden September
geweigerd was ’t waamemen van
den Maleitfchen dienft , om dat haare
Edelhcden hem opontboden hadden, en
buiten welke zy dit aan zyn Eerw. niet
konden toeftaan, zoo antwoordde de
Kerken-raad D . Het, dat zy zieh voor
eerft nog bv ft vorig beflotene wegens
zynen Predik-dienft houden, en by de
naafte vergadering zien zoudenzynEerw.
met D. de Leeuw te verzoenen.
V e r te '¿y verfchenen dan den ii#m Septem-
verhaal ber wel in vergadering s maat vrugteloos.
van de alzoo zy malkanderen toen nog niet
handelin- veI.ftaan kondeni dog, den idtan weér
E T " verfchenen zynde, betuigden zy nu te
Leeuw zamen wel verzoend te zyni dog D. de
“ D- Leeuw verzogt aUeen nogzie zelven, wc-
Hci- gens ft getïcTJrïfci hem in delaatftever-
|ide-ring'liad'te laft gelegt, te mögen
zuiverens waar op zy oan verder in
yergaderingwerzoent wierden.
Op de vrage, o f zy leedwezen betuigden
wegens de ergemis aan hunne , en
andere gemeinten van Indien gegeven,
antwooruden zy beiden, J a ; waar op
D . Hek naderhand ten Avondmaal weér
fchynt toegelaten te zyn. Hy verzogt
ook den 3 idm Oétober op zekere kerkelyke
getuigenis van Ternate, weér tot
den Predik-dienft toegelaten te werden,
en dat haar Eerw. dit voor hem by haar
Edelhedeh wilden verzoeken.
Ondertuffchen hadden eenige Lede-
- Biaten der Maleitfche gemeente een
fmeek-fchrift opgeftelt, waar by zy den
Kerken-raad verzogten, dar, vermits zy
ft läge Maleits veel beter, dan dat hooge
Van D. Hodmpyl-, verftaan konden, D.
de Leeuw in plaats van den overleden
D. Fofmatr hier in de Maleitfche gemeinte
mögt geplaatft werden. De vergadering,
dit aan de Hooge Regering over-
•gegeven hebbende, kreeg daar op den
i^ßen O&ober, by extrait van den i8tei
dito, dit antwoord, dat, aangezien D.
de Leeuw om zyn verloffing na ’t vader-
land, en D. Hek om zyn opkomft verzogt
had, haar Edelheden goedgevonden
hàare vergadering hadden gegeven , enhoe 16891!
D. de Leeuw zieh had durven verilouten,
in ’t Maleits te prediken, behalven dit,
hoe zieh ook eenige Lcdematen hadden
durven laten gebruiken, om by Requeft
zyne plaatzing alhicr te verzoeken.
Weshalven haar Ed, Ed. van den Kerken-
raad een riet berigt vorderden, hoe haar
Eerw. de zaak dezer twee opontbodene
Predikanten nu aanmerkten, en o f nu
hier door die -:groote ergerniífen weg-
genomen waren, en of de Kerken-raad
zieh by hunne verzoening nu Voldaan
vond.
hadden, hen, om hunnen ondragelyken
twift met geen andere gedagten op te
ontbieden, dan om hen na ’t vaderland
te zenden s dog dat haare Ed. Ed. zeer
verwonderd waren, hoe de vergadering,
onaangezien haar Eerw. eigen vertoog,
en de daarop gevolgde diipofitic van haar
Èâelhcden, aan D. de Leeuw zitting in
De Kerken-raad gaf den 7<fen November
hier op tot antwoord, dat D. Hek
in dienft, eerft door de Regeering, en
daar na door den Kerken-raad van Ternate,
gefchorft by hen gekomen zynde,
zy hem daarom geen zitplaats in hunne
vergadering gegeven hadden } dog die
aan D. de Leeuw, als zynde met behoor-
lylce getuigeniflen voor hun verfchenen,
volgens de oude en algemeene Order der
Hooge Regeering hadden toegeftaan j
maar, wát ¡fyn prediken hier betrof,
dat hy nu en dari voor zyri ziek leggen-
den zwager., D. Vofmaar, zonder daar
van aan den Prcfes in der tyd kennis te
geven, gepredikt, en dat de vergadering,
ria D. Vofmaar ’s dood, en op
uitdrakkelyk verzoek van D. de Leeuw *
om verder te prediken, hem dir, ten
tyde zy hier over met haar Ed. Ed. nader
gefproicen, en der zelver goedvinden
hier omtrent zouden verftaan hebben,
afgeflagen had, te meer, dewyl zy van
ter zyden verftonden, dat haar Edelhe*
den t verleenen van zitting, aan zyn
Eerw. qualyk genomen hadden. Dat
ook de vergadering dat Requeft als on-
betamelyk (en geen wonder, alzoo zy
t’eenemaal voor ’t hoog Maleits is) aan-
, gezien, en het daarom aan haar Ed. Ed.
o vefg^lè^erthad.
Dat de vergadering D. Hek op zyn
verzoek van ten Avondmaal te gaan, en
in zyn dienft herfteld te worden, ’t eerfte
tot D. de Leeuw ’s komft uitgefteld, en
in opzigt van ’t laatfte, hem na haar
Ed. Ed. gewezen had. Waar op D. de
Leeuw gekomen, en "zy te zamen verzoend
zynde, beide weér ten Avondmaal
toegelaten waren.
D a t, ichoon by die peribnele verzoening
de ergemis openbaar was, egter
hierby niet alle openbare,en ichandaleuze
verwekte ergernis was weggenomen, en
dat aan de kerke dierhalven niet dan door
openbare fchuldbekentenis der generif die
de zelve verwekt hadden, voldaari kon
werden, weshalven de vergadering de
manier, hoe, en de plaatze* waar, als
mede de yerdere difpofitie over hunne
per-.
1669.
Hun
beider
vertrek
na ’t vaderland
in die
jaar.
kinge
van den
Schryver
over de
behände-
Edelheden,
perzoonen, en dienften aan haar Ed. Ed.
wys oordeel, en goedvinden, verder met
eerbied overliet.
Den November verzogt D. Hek
extraft van al ’t beflotene over hem,
waar van hem toegeftaan is denoodige
extraften van ’t gene van tyd tot tyd op
zyne voorftellen gedaan is, te geven.
Den yden December verzogt D. Hek
Weér herfteld te worden j dog by extraft
der Hooge Regeering van den zden dezer
bleek, dat haar Edelheden goedgevonden
hadden D. D. de Leeuw, en Hek, beiden*
als lieden van openbare en fchandaleuze
ergernis (zoo als het haar Eerw. zelfs
noemden) zonder foldye na ’t vaderland
met de eerfte of tweeae fchepen te zenden
} welke iöldye van D. de Leeuw dan
ook van dien tyd a f ophouden zou.
Dus toonde de Kerken-raad dan, dat zy
voor D. Hek , dewyl hy zieh by een
gçfchrift. al na de Hooge Regeering begehen
had, niet meer ipreken kon,
D. de Leeuw deed extraft van ’t ver-
handelde over hem verzoeken, waar over
de vergadering ten antwoord g a f, dat
zyn Eerw. dit zelf verzoeken moeft.
Hy verfcheen den izden December,
nam affcheid, bedankte de vergadering
yoör alle eer en vriendfehap, verzogt nu
zelf de voornoemde extraften, die hem,
na wederdankzegging uit name der vergadering,
met byvoeging van ’t extraft
der Hooge Regeering van den zden dito
gegeven wierden. En dus zyn beide deze
Heeren met de Retour-vloot dezes
jaars na ’t vaderland vertroklcen.
W y ' zyn omtrent dit ftuk wat wyd-
loopiger geweeft, om dat wy meinden,
dat de draad van dit hun ergerlyk voor val
het zoo vereifchce * hoewel wy in alle
Aanmer- onzÿdigheit ’er dit moeten by voegen,
dat wy geen reden können zien, waarom
D. de Leeuw, die, Ichoon opontboden
yan haar Edelheden, ordentelyk, en als
een wettig van zyn kerk ontflagen Pre-
haarVaa ^ihant, op Batavia quam, en ook als
zoodanig een van den Kerken-raad aldaar
erkend is, op deze wyze gehandeld zy.
Ik weet w el, dat men gemompelt heeft,
dat hy een voomaam aanrader van den
Heer Thim, om ’s Compagnies fchepen
in ’t jaar i<588. in Ternate over te houden,
zou geweeft zynj maar, behalven
dat dit een zeggen,zonder bewys,en een
daad is (indien ’t al zoo was) die meer
pligt vati den Kërken-ràad van Batavia
(mynes bedunkens) geweeft, met wat
meer aandoening voor zulk een man,
dien zy geen feffie in haare vergadering
hadden können weigeren, by haar Edelheden
keiwaad ten van ^en Landvoogd, dan van
van Ba- hem, komen moeft, aangezien die be-
taviaom- hoorde te weten, wat hem geoorloft,
o f ongeoorloft was, zoo kan ik uit dit
Leeuw. 8an^ch vertoog nog geen reden vinden,
om een Predikant , die met een wettige
dimiflie opkomt, tegen alle kerk-gebruik
zoodanig te handelen j ook was het de
tè fpreken, en de diipofltie over
zyn perzoon, en dienft, die aan haar,
en niet aan haar Edelheden, ftond, zo
lafhertig, en met vertreding van haar,
en zyn regt, niet hadde behooren over
te geven j maar dewyl zy niets ten zynen
lafte wiften , van haar Edelhedeh in
zedige en beleefde termen te verzoeken*
om wat reden (die indien zy kerkelyk
was, dan hen raakte) zy dien Heer zoo
onbillyk hadden gelieven te handelen*
en was die reden politycq* dät zy die
egter eenigzinS diendeh te weten, om
daar door na te vorlchen, o f ook die
Heer met een kerkelyke Atteftatie na
het vaderland. zou können gaan, o f niet.
Maar zommigen van die broederen
(den göeden niet te na gefproken) laten
zieh veel meer gelegen leggen, aan de
gurtft vaft den Heer1 opper-Landvoogd,
o f van de Heeren der Hooge Regeering,
daar zy egter niet veel by können win-
nen, en ten uiterften genomen, niet andéis,
dan nu en dan een goeden Maaltyd, of
een glas W yn , meer. Een zaak, daar
zieh een braaf Predikant niet het aller-
minfte, maar zieh veel meer aan een
zedige verdediging van een verdrukt, en
oriichuldig broeder, en aan *t zedig,
voorzichtig, en eerbiedig handhaven van
’t kerkelyke, dan aan eenige gunft der
Grooten, behoorde te laten gelegen zynj
behalven dat hy die gunft op veel beta-
melyker en pryflelyker wyze door een
ftichtelyk gedrag, en ’t neerftig waar-
nemen van zyn dienft, behoorde te zoe-
keri, zonder' zieh , door al te groot een
vertrouwen op die gunft der Grooten*
en al te naauwe vereeniging met o f door
eenig verkeerd ontzag voor de zelve*
zieh by zyne medebroederen verdagt o f
gehaat te maken. Ook is ’t zeker, dat
een Predikant noit by alle de zynen meer
bemind en aanzienlyker wezen zal, dan
wanneer hy weinig by gezelfehappen
komt, en maar matig en zedig met de
Grooten verkeertj gevende aan de zelve
al de agting, die hen toekomt, maar
zieh in zaaken, zyn ampt betreffende ,
zoo volkomen vry van hen houdende ,
dat hy in ftaat blyve, om zyn regt in
zedigheit, en egter met een pryzens-
waardigen ernft, ongekreukt zoodanig
voor te ftaan, dat de Heeren der Hooge
Regeering in zyne behandeling zelf
grond vinden, om hem te moeten
pryzen.
Hetis zeker, dat de Kerken-raad van
Batavia een groot onderfcheid had be-
F f f i hoo