
*88 M O L ü i K PS E
KS51. Calamatta, tweeden zoon van Modafar,
Die,op en broeder van Koning Mandarsjah ,
'thooren pmgezct, en overreed zynde, liet zieh
met Mandarsjah ipoedig wc£r verzoenen,
zieh * waar in de meeften ook zyn voetftappen
meett navoledenj maar de Temataanfche Zeemet
haren VOogdj Kaitsjili Saidi, een ftaatzugtig
venoi- Prins, en van ’s Konings na-maagfehap,
nen. • was, uit vreeze dat men hem geen woord
houden zou, tot geen verzoening te be-’
Uitgeno- wegen} maar'werkte, zo flerk als hem
mogelyk was,, tegen zyn Koning, en
de E. Maatfchappy aan} waar door hem
nog al dezen en genen, gelyk wy zien
zullen, aanhingen.
picn Om hem dan tegen te gaan, en in zyn
Vlaming neft zelf aan. te taften, Yiep de Vlaming
fterk met de vloot eerft na onze veiling
Orangie, en van daar na Gilolo.} dog
* vond hem zo vail begraven, dat men
zonder merkelyk gevaar hem niet aan-
j, taften kon. weshalven hy .ten eerften
Makjan weer na Makjan keerde , om zommige
kecrd. van zynen aanhang aldaar tot gehoorzaamheit
te brengen, en ten lpiegel van
anderen te ftraflen} aangezien ’er velen
alhier den Muiter toegevallen waren ,•
die reeds de vlugt n a ‘ ontoegankelyke
fteilten genomen hadden.: De oude Sen-
gadji, o f Hertog van Gnoffickia, zynde
de hoofdpkats van dit eiland, daar ons
Opperhoofd in onze veiling TafFafoho
zyn verblyf had, was de voornaamfte
Roervink, die deze muitery hier ilerk
voortzette, en Saidi ’s regterhand in dit
geweft was.
öra den Dezen liet.de Heer Vlaming door ver-
gevliigtcn fcheide boden dagvaarden, om. zieh over
Sengadji zyne verradery, en afval, tegen zyn
te dwin- Wettigen Koning verwekt, te Verant-
"eDs woorden. Verzoeken gold hier niet }
ilerk dreigen wierd beipot, en dierhalven
was ’er niet anders overig, dan hem door
de wapenen ,te dwingen.; Men deed dan
*t volk landen, en gaf laft om aanftonds
na Gnoffickia te trekken, alwaar geko-
men zynde, liet men hem en ’tganiehe
rot der Muiters nogmaal noodigen, om
gewillig af te komen, o f , anderzins,
dat men hen alien bedervcn, en al het
: hunne vernielen zou.
Zo ras zy zagen , dat het ons ernft,
en hen onmogelyk was, dien dans te
ontipringen , beloofden zy op zekeren
dag af te komen} dog niemand van hun
wierd ter plaatze, daar zy tegen dien tyd
belcheiden waren, vernömen.
H y , die zieh niet wilde laten beipot-
ten van dezen hartnekkigen Moor, die
met harder ipooren bereden moeft worden,
gaf aanftonds laft, omverderopte
trekken, en alles te verwoeften} maar
zo ras zy hem in aantogt zagen, quam
de zoon van dezen Hertog, des Zee«
voogds uiterfte gramfchap nu vrfcezendb , 165 t;
hem te gemoet, om hem te verbidden.
Hy wilde hem geen gehoor geveh } maar
zeij dat zyn vader binnenf zekeren öp
nieuw geftelden tyd voor-hem verichyneft
moeft, o f dat hy, die tyd verftreeken
zynde, zieh dah met zyn afkomen'niet
in het minfte . laten/paejen, maar alles
verwoeften, en geen der Muitersfparert
zoü. ^ Het vuiir den Moor zo na aari ide
voeten gelegt zynde ,e n hy. nu zyn veri
derf. voor oogen ziende ’ ( ¡want dit is
hunne hartnekkige gewoorite het eerft
tot het uiterfte te. laten komen) zo quam>
de. Hertog dan . eindelyk zelf af, - op eeni
wyze, waar by hy toonde, niet anders j-
dan de dood, die hy. regtvaardig verdiend-
had, a f te wagten, »dat is, hy verfeheen
in *t wit gekleedj een plegtelykheit der
Oofterlingen j , als zy ter dood gaan, o f
als z y , ten ftryde ,:vo f elders henen}; '
trekken, daar zy bevreeft zyn, het leven
te zullen laten.
ln deze geftalte., een blyk van zyn Vhming
wroegend geweten j yericheeni dan/die;’s voor-
oude verrader met zyn heiloos rot voor' nem^n»
den Zeevoogd } ontfchuldigcnde : zieh-' Bdha-
door menigerldi vonden-, die nogtans by-mds te
den Heer Fläming \ niet. doorgingen} wes- > ^®cn.»
halven fty hem en zyöen aanharig, zeer
ftreng overgehaalt, en huiinei godlooze
verradery voor oogen gehouden hebben»
de,by zieh zelven voomamdeBelhamels,
ten fpiegel van anderen ftreng te ftraffen.
Als men in den Raad nu bezig was y Werd
om dit ftuk nader te« overwegen , quam door
zeef- onverwagt de Fluit, de Wolf^uit Madjira’s
Ambon in Tcrnate/met berigt van den ändert.'1"
Heer Cor, dat de Stadhouder 'Madjira
afgevallen, en het daar niet beter r dan in
Ternate-, gefteltwas : dat'Amblau, Ma-
nipa, Leffidi, en veel andere plaatzen
door de. inlanders, en Madjira ’s aanleg,
oyenompelt, de goederen gerooft, daar
beneven ook honderd; tagtig dienaren der
E. Maatichappy jammerlyk ''vermböft
waren, en dat ook Jdn Pais, Hoofd van
Hative., Tawiri, en Hoekoenalo, vol-
gens fterke gerügten, zieh mede aan dien
afval fchuldig gemaakt , en daar dbor aan j
de Regeering in Amboina reden gegeven
had, om hem tot de overkomft van
den Heer Vlaming in.de vefting.vaft te
zetten.
Deze droevige; berigten noodzaakteii Weshal-
den Zeevoogd van vöornemen te verani ven hy de
deren , zieh na de jegenwoordige geftel- j^u'ter9
tenis der zaaken Wat te voegen , en in d£§ena’
plaats van ftrenge ftraf (die nu quaad °
had können doen) ; genade te oeffenen*
Dierhalven vergafhy hen, naecn ftrengd
beriiping, dezeri hunnen afval,, vermaan-
de hen op zo groot een genade, tot te
grooter betooning van _trouw aan hun
Konihgjify
i, Koning , en dgnkbaarheit aan de E. .
Maatfchappy en hem, als aan wien zy
hun leven verfchuldigt waren, wel agt te
geven} waar op z y , als van den dooden ;
verrezen, en van hunne vorige vreeze,
en doodelyken angft (alzo zy die genade
piet verwagt hadden) wat herftelt zynde,
hunnen Koning, en de E. Maatichappy
op den Coraan op nieuw onverbrqekelyk
trouw fwoeren.
viaming • afval van Madjira quam den Heer
Verwon- de Vlaming te Wonderlyker voor, niet
derdweh alleen om zyne belofte, wegens dit ftuk,
afVai. 6 n°S on^angs aan den Heer Cos gedaan}
maar ook om dat hy nog zo onlangs by
geichrifte zyn Koning van zyn trouw,
en gehoorzaamheit, emftig verzekert had.
Egter is het zeker, dat die trouwlooze
verrader niet alleen toen al zeer llings
tegen zyn Koning, en tot verkryging
vaft ’t opper-bewind aldaar, werkte,
maar dat het ook al aan dezen en genen,
die ons :yan zyn heiftrelyke aanflagen
getrouwelyfc waarfchoüden, klaar begon
te blyken} hoewel het ook klaar fcheen,
dat het God niet behäagde de oogen der
onzen te verligten, maar in tegendeel de
zelve, tegen die getrouwe berigten aan,
als te verblinden.
Ho wd waarfchouwing quam de
mcn'oii onzen voor van den blinden Barent
getrouwe Zeeuw, toenmaals op Loehoe geplaatft ,
waar- cen man, die, voorleden November blind
ffiraal geworden, egter den iften Maart dezes
’ jaars zeer klaar ontdekte, en berigt daar
van ter behoorlyker plaatze g a f, dat
Madjira eenige dagen aan een met de
Orangkaja ’s van Cambello geraadflaagt,
en op zekeren nagt al zyn befte goederen
, en meubelen , in een Coracora
na de bogt van Tanoeno gezonden} dat
ook Abdul Rahhman tegen Madjira ge-
klaagt had, dat de Nederlanders de
Mooren tot het Chriftendom zogten te
dwingen, en zulx op vericheide plaatzen
deeden, weshalven het hoognoodig wierd
daar in te voorzien, alzo het Madjira
volkomen met hem eens was.
Dit had den Heer Cos bewogen, om
den 2<len Maart na Loehoe te gaan, zo ,
om Madjira zelf in perzoon te poHTen*
als om hem we£r tot trouw aan zyn
Koning aan te manen. T e kragtiger
daar toe aangezet door eenige Pampaft-
gers, die, nu pas van Boero gekomen
zynde, hem gezegt hadden, dat des
Kimelaha ’s jongfte ftief-broeder met zyn
vaartuig het eiland tweemaal rond ge-
fchept, en met de Orangkaja ’s , ter
plaatze daar hy aanquam, heimelyk ge-
fproken, en Madjira zelf aan al die
Dorps-hoofden gefchreven, en hen ver-
maand had, nietsvoor dat hy zelf eerft
het een o f ’t ander tegen onze Natie in
2. D e e l . '
K E N. *8$
’twerk gefielt zoii hebben, ter handte •
nemeft.
Hy dan, op Loehoe in ’t huis vaft
Madjira gekomen, en ¿elf oog-getuigfc
zynde, dat al de huisraad daar behöorlyk
en yder ftuk op zyn plaats ftond, hield
het verdere maar voor valfche verdigtze-
len, niet denkende; dat hy ondertuflchen
den beften boedel wäarlyk weggevoert
had. De Heer Cos dan vermäande hem,
dat hy zieh döör geen vreeze voör de
Muiters, ’t zy uit Ternate, ’t iy van de
Xoelafche eilanden, o f door eenige ändere
magt, tot afval, o f vlügt, moeft
laten bewegen} vermits het de E. Maatichappy
aan geeri veftingen, nog volk ^
om herii te hefchermeni eil tot welke
hy, in tyden van nöod} altyd zyft toe*
vlugt nemen kon, öntbräk. . , '
De Stadhouder zeide, dät het gemeene
volk , van de zaaken onkuftdig zynde,
wel wat ontftelt, en ook bevreeft was,
dät wy hen tot *t Chriftendom dwingen
zouden, o f dat de nieüwe Koning heii
mögt komen verderven , ö f wel dat de
Heer Vlaming hunne Nagel-boflehen
omhakken, o f dat hen wel eenig ander
onheil dreigen mögt} dog dat hy geen
reden had, om daar voor te vreezen, en
dat hy ook ’t volk van het tegendeel
verzekerd had , gelyk hy den gezag-
hebber ook verzogt, op zyn perzoon
volkomen geruft te zyft.
Hier op porde Cos heni te meer tot
zyn pligt aan, en verzogt hem te bezor-
gen, dat de Logie op Cambello fpoedig
mögt voltoit worden } waar op hy be-
loorae ten eerften eeri brief aan den
onder-Hopman, Nicolaas Rimbag, over
dat werk, en om den inlander aldaar te
y veriger daar toe aan te prellen, te zullen
lchryven.
W y zullen hier na zien, dat hy ook
zyn woord in ’t fchryven van een brief
aan Rimbag, maar waarlyk tot een geheel
anderen moorddadig oogwit, gehouden,
en verder alles tot zyn heilloos voorne-
men wcrkftellig gemaakt heeft.
Gedurende dit gefprek ftonden ’er wel
tWee honderd gewapende lieden rondom
Madjira ’s huis, en de Vaandrig Helwig
zette zieh digt by den Kimelaha, om wel
op zyft Kris te paflen , gelyk ook zyn
krygskriegten deden} ’t welk Madjira
merkende, riep hy in het Ternataanlch
tegert zyn volk j het zal van daag niet
Al ’t welke egter hiet bequaam was ,
om den fwaar-gelööveridcn en al te ligt
zieh aan *t fchyftheilige en uiterlyke
vergapenden Heer Cer te overreden,maar
in tegendeel haalde hy met zyn verkeert
berigt by zyn terug-reizeriogdiegeenen,
die in een regt gevoelen van Madjira *s
0 6 ' flingzc