
A;'
'
7>.iF:
6441
6A |1
6;4l
7U!
F.
y
7 4
44 f
4^.4
F,!
;. •:
M
4
i '!
i ; >^■ '
I
( AÜ:!
6.ÍIÍ
vegetatie moet worden toegeschreven. De vergiftigingsverschijnselen,
welke zwaveligzuur in het leven ro ep t, bestaan vooreerst in het
verwelken, dan in het meer of minder b ru in worden en eindelijk
in het afsterven der bladeren. De beschadiging, die de bladeren
o ndergaan, is des te e rg e r, naarmate zij rijker aan water zijn.
Daarmee staat in verband dat de steenkoolrook bij sterken dauw
en bij regen meer schade doet dan bij droog weer; ook dat eene
bedekking van boomen met sneeuw in groote steden dikwijls zoo
schadelijk werkt: immers de sneeuw bevat daar veel zwaveligzuur
en zwavelzuur, afkomstig van de in de stad aanwezige fabrieken.
Steenkoolrook is nadeelig voor kruidachtige planten zoowel als
voor houtgewassen; de bladeren van loofboomen zijn er gevoeliger
voor dan de naalden van dennen en sparren. Toch sterft naaldhout
eerder door de inwerking van zwaveligzuur. Jonge sparren
ste rven, wanneer zij 60 dagen lang aan de inwerking van lucht
zijn blootgesteld, die slechts één millioenste van h a a r volumen
aan zwaveligzuur bevat; beuken e e rs t, wanneer zij gedurende een’
langen tijd in aanraking komen met lu c h t, waarin een tienduizendste
van h a a r volumen aan zwaveligzuur aanwezig is. Dat naaldhout
onder de inwerking van dit gas eerder sterft dan loofhout, hoewel
de naalden er minder gevoelig voor zijn dan gewone bladeren, is
gelegen in de omstandigheid, dat de naalden drie (of meer) jaren
lang aan de boomen blijven zitten; worden deze organen v e rn ie ld ,
dan d u u rt het dus 3 ja a r eer de naaldboomen weer op de gewone
wijze assimileeren; terwijl loofboomen niet slechts elk ja a r nieuw
gehinderte krijgen, maar zelfs reeds in het jaar , waarin de
beschadiging plaatsgreep, zich grootendeels herstellen. Wanneer
intusschen telkens weer de nienw gevormde bladeren door de
werking van fabrieksrook doodgaan, dan moeten ook de loofboomen
het opgeven; en ieder geval is er onder zulke ornstandigheden
van een’ oogst bij onze ooftboomen geen sprake. —
Onder de gassen, die voor den plantengroei schadelijk zijn,
noem ik verder het am m o n ia kg a s, het chloor, zoutzu u rd amp en ,
fluorwaterstofgas en zw avelw ater stof. Daar de superphosphaat-
fabrieken aanleiding geven tot het ontwijken van zoutzuurdampen
en fluorwaterstofgas, is de nabijheid van zoodanige fabrieken
zeer nadeelig voor de boomen, welker bladeren verwelken en
vervolgens b ruin of roodachtig worden en sterven. Vooral bij
vochtig weer werken de genoemde gassen nadeelig. — Ook in ons
land heeft men de gelegenheid zich te overtuigen van het g ev a ar,
dat de superphosphaatfabrieken voor den plantengroei opleveren.
B. INVLOEDEN, ZETELENDE IN DEN BODEM.
I. ONVOLDOENDE GASWISSELING IN DEN GROND, TENGEVOLGE
VAN OVERVLOED VAN WATER.
Zullen plantenwortels in den grond lev en , dan is noodig dat
eene behoorlijke gaswisseling door den bodem heen kunne plaatsgrijpen,
opdat voortdurend zuurstof kunne worden opgenomen
en koolzuur worden af gegeven.
Een door en door natte g ro n d , waarin alle ruimten tusschen
de onderscbeiden bodemdeeltjes met water zijn aangevuld, geeft
geene gelegenheid voor voldoende gaswisseling, en belet aldus de
levenswerkzaamheid der wortels, welke zich daarin bevinden. In
de aarde bevinden zich altijd organische stoffen, die bij afwezigheid
of schaarschheid van zuurstof eene geheel andere ontleding ondergaan
dan bij aanwezigheid van dit element; er ontstaan zekere
h um u szu ren , die den planten nadeelig zijn; deze zijn ook de
oorzaak van den eigenaardigen, zuren reuk van den grond.
Wanneer door te groote natheid van den grond de levenswerkzaamheid
der wortels wordt b e le t, sterven deze en gaan in rotting
over. Dit is in ja re n , waarin er veel regen valt, het geval op
te rre in en , die slecht afwateren, of waar op eenige diepte beneden
den beganen grond eene oer- of kniklaag is , die het water slecht
doorlaat. Natuurlijk zullen onder overigens gelijke ornstandigheden,
de boomen eerder van te veel vocht lijden op klei- en veengronden,
die het water meer v a sth o u d en , dan op z an d g ro n d en , die het gemak