
■•in.H
■] yI î.
: !M
't o: ■ i;Í
‘iijiu't)o!
■ \\]4 àto
to
■ ,i h
y
ilç
K(.Í
n
I I !
' ./'Í
volgende. Men houde gedurende den vliegtijd der vlinders (Ju n i—
half Juli) alle localiteiten, waarin gedurende den vorigen herfst
appelen en peren werden b ew a a rd , zooveel mogelijk goed gesloten.
(Men sluite deuren en vensters). Wanneer men het ooft eerst
in een vertrek heeft gebracht en later in een an d e r, dan heeft
dit voorschrift in de eerste plaats betrekking op die vertrekken,
waar het ooft het eerst vertoefde; want de kans is het grootst,
dat juist d ää r de ru p se n , die bij den oogst nog in de vruchten
aanwezig w aren, bare woonplaatsen hebben verlaten, en dat zij
zich dus däär hebben ingesponnen. Houdt men nu zulke localiteiten
goed gesloten, dan kunnen de vlindertjes niet n a a r buiten
komen; zij vertoonen zich, vooral op zonnige d ag en , J n grooten
getale aan de v en sters, waar men ze soms zeer gemakkelijk in
menigte kan dooden.
Verder is het goed, al het op den grond gevallen ooft spoedig
te verzamelen; men late het niet eenige dagen liggen, wijl in dat
geval vele rupsen de vruchten verlaten. Het is zelfs goed dat
men het afvallen van de wormstekige v ru ch ten , die anders
toch spoedig zouden afvallen, in de hand werkt door de boomen
zachtjes te schudden. Zijn de van den grond opgezamelde wormstekige
vruchten niet al te ta lrijk , dan doet men ’t b e s t, ze niet
te bewaren, maar ze aan. de varkens te geven. Wil men ze
b ew a ren , dan doe men zulks in afgesloten ru im te n , waar men
de later aan te geven vangmiddelen kan aanwenden. Men hoope
ze in geen geval in schüren o p , want daar zijn voor de rupsen
de beste en doelmatigste schuilplaatsen om zich in te spinnen,
zonder dat men ze ontdekt.
In fruitkamers en k ästen , waarheen het te bewaren ooft soms
eerst voorloopig wordt gebracht, kruipen de rupsen uit de appels
en peren en zoeken eene plaats om zich in te spinnen. Naar kelders,
waarheen het ooft gewoonlijk eerst bij het begin van het koude
jaargetijde wordt g etran sp o rteerd , gaan doorgaans weinig of geene
rupsen meer mee. De kwestie is nu m a a r, dat wij zooveel mogelijk
van de uit de vruchten kruipende rupsen lokken n a a r schuil-
hoeken, die zij aangenaam vinden. Fig. 63 vertoont ons bij 12a
een gedeelte van eenen hoop appelen, die voorloopig ergens bewaard
worden. In de nabijheid daarvan zien wij, ineengevouwen, een’
of anderen deken of een oud kleedingstuk liggen; op den achtergrond
liggen
lompen en
stukken p a pier.
Dat zijn
voorwerpen,
waarin de
ooftrupsen
gaarne weg-
kruipen om
er zich in te
spinnen.
Daar de
ronddwalen-
de rupsen
ook bij de
muren en
wanden omhoog
klauteren,
brengen
wij ergens
boven den
hoop o o ft,
dicht bij den
zolder, eveneens
vallen
aan. Fig. 63,
12Ò vertoont
een dergelijk
lokmiddel,
eenvoudig bestaande uit eene la t, waarvan een omgeslagen deken
of eenige lappen afhangen. Deze val kan la ter gemakkelijk worden
weggenomen, om de ru p sje s , die er zich hebben ingesponnen, te
9*
Fig. 64. Deken, waarin de „wormen” , uit het ooft op de
bewaarplaatsen voor den dag gekomen, zich hebben ingesponnen.
Nat. gr.