
a
îdl
'H
4114
PjRsti
»Hn
i ' i i
UHli'
Isdat
baeteriën wel degelijk als oorzaak van plantenziekten kunnen
fungeeren. Niet slechts door de huidmondjes kunnen baeteriën de
plant b in n en d rin g en , maar ook door de waterporiën aan den ran d
van bladeren, alsmede door den Stempel en de honigbakjes der
bloemen. Zoo worden de baeteriën, die oorzaak zijn van de
ziekte, welke in N.-Amerika ,,p e^ r blig h t” genoemd wordt, door
bijen op den Stempel en in de honigbakjes der bloesems gebracht;
van dââr uit dringen zij den bloemsteel en vervolgens ook de takken
binnen. Wel zullen waarschijnlijk de baeteriën zieh niet door de
levende celwanden kunnèn heen bewegen, maar zij doen door hare
werking de cellen sterven, en voeden zich vervolgens met haren inhoud.
Heeft nu de plant tijdig de door baeteriën aangetaste weefsels door
een kurkhuidje van het gezonde gedeelte afgezonderd, dan blijft de
ziekte locaal, en de plant blijft behouden. Maar worden de cellen,
die de vorming van het bewuste kurkhuidje hadden moeten bewerkstelligen,
door de baeteriën gedood, dan komt de vorming van zoodanig
kurkhuidje niet tot s ta n d , en de ziekte kan voortgang hebben.
De zure reactie van de sappen der plantenweefsels is gebleken,
niet voor alle baeteriën een bezwaar te zijn om te gedijen en zieh
sterk te vermeerderen; en bovendien bezitten de meeste baeteriën
het vermögen om uit eiwitstoffen ammoniak of aminen te v o rm en ,
die de zure reactie van de plantensappen kunnen opheffen.
E r bestaan eenige plantenziekten, waarvan met zekerheid
geconstateerd is , dat zij door baeteriën worden in ’t aanzijn
geroepen, en een grooter getal, waarvan dit vermoed of beweerd
wordt. Het blijkt dus dat de red en e n , waarom men vroeger meende
dat baeteriën niet als oorzaak van plantenziekten zouden kunnen
optreden, niet steekhoudend waren. Toch schijnt het mij toe, dat
deze ornstandigheden wel degelijk het optreden van bacterieziekten
bij planten bemoeilijken, zoodat eene bacterieziekte meestal slechts
optreedt wanneer öf de plant (’t zij door hare natuurlijke constitutie,
t zij ten gevolge van uitwendige invloeden) bijzonder weinig weerstand
biedt aan de binnengedrongen b a e te riën , of wanneer de
temperatuur en de vochtigheidsgraad der omgeving bijzonder
günstig voor de baeteriën zijn.
■'4
Zoo heeft dan ook in ’t algemeen het optreden van de bacterieziekten
der planten iets bijzonder grilligs: ’t eene ja a r doet eene
dergelijke ziekte buitengewoon veel van zich sp rek e n , en ’t volgende
ja ar is van dezelfde ziekte geen spoor te bekennen. Wèl zijn
ziekten, die door draadzwammen teweeggebracht worden, en ook
insektenplagen, eveneens zeer afhankelijk van uitwendige invloeden,
met name van de weersgesteldheid, en treedt dezelfde ziekte of
plaag ’t eene ja a r veel, ’t andere ja a r weinig op, — maar het
optreden van bacterieziekten is toch nog veel grilliger; en juist
daarom heeft hier het aanwenden van eenigszins kostbare bestrijdingsmiddelen
grooter bezwaren.
In ons land schijnen tot dusver geene bacterieziekten bij ooft-
boomen te zijn waargenomen. Een p a a r elders waargenomen ooftboomziekten
, waarvan de eene zeker eene bacterieziekte i s , de
anderen waarschijnlijk door baeteriën in ’t leven worden geroepen,
wil ik hier op beknopte wijze behandelen.
, , F i r e b l i g h t ” v a n p e e r , kwe e e n a p p e l .
Dikwijls wordt deze ziekte in Amerika ,,p e a r blight” genoemd,
omdat zij vooral den pereboom aantast. Het eerst ta st de ziekte de
bloesems aan; sommige bloemen sterven vrij plotseling, worden bruin
en verdrogen; het is alsof de vorst ze gedood had. Soms verbreidt
zich deze ,,blossom blight” ontzaglijk snel van den eenen boom
n a a r den anderen. Weldra worden ook de toppen der jonge twijgen
aangetast (,,twig blight” ); dit verschijnsel treedt eveneens in
’t voorjaar o p , maar blijft zich gedurende de geheele groeiperiode
vertoonen, en telkens worden de jonge toppen der scheuten besmet.
Deze sterven a f, en. d e .b la d e re n , die er aan zijn bevestigd,
eveneens. Bij n a t weer vertoont zich aan de oppervlakte der zieke
deelen een slijmachtig vocht. Soms worden later ook de jonge
vruchten aangetast; die worden zwart en verdrogen.
In de zieke deelen, met name in de schors der aangetaste twijg-
toppen en in het vocht, dat er uit loopt, vindt men groote massa’s
bacterien. W a i t e heeft deze laatsten in rein k u ltu u r gekweekt, en