
;ii(:
Hi!
:.l
lu-i
ill
van den mispel. Zij veroorzaakt oranjegele bladvlekken. Welke
Gymnosporangium-soort bij de appelboomenroest behoort, en op
Fig. 102. Weymouthsden-roest {Peridermium Sir obi, behoorende bij
Gronartium ribicola) ; naar eene photographie. Nat. gr.
welken Ju n ip e ru s deze leeft, is nog niet bekend. Maar de roest
der appelboomen is voor ons land zonder beteekenis.
Het geslacht Cronartium Fr.
De roestzwammen, welke tot dit geslacht behooren, vormen op
ééne plantensoort uredosporen en teleutosporen, op eene andere
plantensoort Aecidiën, welke met den nàâm Peridermium worden
aangeduid.
De uredosporen worden gevormd onder de opperhuid van het
blad der voedsterplant, gewoonlijk aan de onderzijde, en wel
binnen bepaalde kapselt j e s , die later de opperhuid van het blad
doen sp rin g en , waardoor de talrijke, lichtbruine sporen worden
uitgestrooid (fig. 104). Is het kapseltje aldus geledigd, dan groeit van
de basis van dit orgaan uit een zuilvormig lichaam op ; de top van
dit lichaam w o rd t, d aa r de zuil van onderen g ro e it, steeds verder
n a a r buiten geschoven, en steekt ten slotte een heel eind uit het blad
uit (fig. 104). Bij nader onderzoek b lijk t, dat de bedoelde zuil b estaat
uit talrijke, langwerpige,
r\ b ru in e , evenwijdig aan
elkaar in de lengterichting
der zuil zich u itstrekkende
teleutospore
n , die met elkander
verbonden blijven óók
wanneer zij ontkiemen.
Fig. 103. Cronartium asclcpiadeum, op Cynan- VOrmen dan een’
chum Vincetoxicum. Fen gedeelte van het blad ver- conidiëndrager , die
groot. Men ziet uredosporenhoopies en de tot zuilen \ t
vereenigde teleutosporen op de onderzijde van het bolronde, kleurblad.
looze conidiën ( ,,sporidiën”
) afsnoert.
Wat van de aldus gevormde conidiën wordt, is nog slechts van
sommige soorten van Cronartium bekend. Van C. ribicola, die
op de kruis- en aalbessen le e ft, kunnen de sporidiën, als zij
ontkiemd z ijn , den stam en de takken van den Weymouthsden
{Pinus Strobus) besmetten; het myceiium leeft daar hoofdzakelijk
in de b a s t, maar het strekt zich toch door de mergstralen heen
ook in het hout uit. Het veroorzaakt u itstorting van veel h a r s , en
bren g t kwijnen van het aangetaste deel teweeg; is de stam zelf aang
e ta st, dan gaat de boom vroeger of later dood. Weldra treden de
vruchtlichamen n a a r buiten (fig. 102), die zich als blaas- of zakvormige
, witte of geelvdtte lichamen v erto o n en , welke la ter openbarsten
I'; U :