
1 !Í:
. --'í •■•¿F
îi «n< »' '
à:
fi
* ü
iG
■A
i : Í
6'*
17 Fli ... j 4
If ÿ'H
Iî:
!5..
fiA 5
'C . .
1,
t í : ••
pz'^_
- .i;j -■;- -j. ,
' C ’^îi"!
tiS --' 4'
.-5
kl ï
5
pedaal C op de juiste plaats; daarna vult men het réservoir;
vervolgens stelt men den. rin g D bij een der punten 3 , 5 , 8 of
1 0 , al n aa r de hoeveelheid vloeistof, welke men in den grond wil
inspuiten. Nu grijpt men den toestel met de beide handen bij de
handvatsels B en B, d ru k t de staaf in den grond tot het pedaal
C, slaat vervolgens de hand op E , doet den zuiger aldus dalen
zoover hij kan, en neemt de hand onmiddellijk weer weg. Vervolgens
tilt men den toestel uit den g ro n d , zet hem op eene andere
plaats weer n e e r, en herhaalt d aa r de zooeven aangeduide werkzaamheden.
Wie met den pal injecteur wil werken, moet zijne handelwijze
eenigszins variëeren èn n a a r den aard van den grond èn n a a r de
verschillende soorten van g ed ierte, die hij wil bestrijden. Het ééne
dier heeft meer benzine of zwavelkoolstof noodig om te sterven
dan het andere; en op de eene diersoort werkt de eerstgenoemde,
op de andere de tweede, op nog andere misschien eene derde
vloeistof beter in. Engerlingen, emelten en aardrupsen worden
het best met benzine gedood, misschien nog wel meer in den
grond levende Insektenlarven; maar het mocht mij niet gelukken,
op deze wijze ritnaalden of koperwormen uit te roeien. — In
zandgrond verbreidt zich de vloeistof bij ’t inspuiten veel verder
dan in klei- of leemachtigen bodem; op zeer samenhangenden bodem
gaat de inspuiting hoogst moeilijk. De eene bodemsoort houdt de
benzine of zwavelkoolstof langer vast dan de ande re , zoodat er op
sommige gronden meer kans is dat de inspuitingen zullen moeten
worden herhaald. Bij hooge temperatuur vervluchtigt de ingespoten
vloeistof eerder dan bij lage tem p eratu u r; bij zeer hooge tempera
tu u r (hier te lande in zeer warme zom ers, in de tropen — n a a r
het schijnt — meestal) geschiedt de verdamping zóó sn e l, dat het
middel weinig uitwerking heeft. — Wie met een’ pal injecteur
wil werken, zal zelf eerst de noodige erv arin g moeten opdoen,
vóór hij precies weet, hoe hij in de gegeven ornstandigheden het
best moet handelen.
Het instrument moet gedurig worden gesmeerd met olie, liever
nog met petroleum of glycerine. Men giet daartoe nu en dan eenige
droppels van deze vloeistof in de opening vlak boven D, waarin
de stang A zich beweegt. Bepaaldelijk moet dit gebeuren telkens
wanneer deze stang A niet meer flink opspringt door de werking
van de veer. Zoo noodig, haalt men de geheele stang n a a r buiten
en bestrijkt h a a r met een zeemleer met glycerine. Mocht de stang
door de onzuiverheden van de gebruikte vloeistof eenigszins vuil
zijn geworden, dan moet men h a a r uitnemen en schoonmaken. Dit
moet geschieden in ieder geval, wanneer de ronde leeren schijfjes,
in den toestel aanwezig, versleten zijn en door nieuwe moeten
worden vervangen. Natuurlijk moet men, alvorens men staaf en
veer (d. i. den geheelen toestel, voor zoover die in fig. 44 is
geteekend) er uit neemt, de gaten G sluiten met een scherp aan-
gepunt stukje hout; — tenzij men vooraf het geheele réservoir
heeft leeggemaakt, wat de voorkeur verdient. Een van de beide
maatregelen moet men nemen om te v e rh in d e ren , dat het
réservoir door de beide gaten G leegloopt. Zoodra men den zuiger
uit den toestel heeft genomen, maakt men den sleutel O los en
neemt de verschillende deelen van den zuiger uit elkaar (fig. 44,
I I , I I I ) . Men neemt de versleten leeren schijfjes weg; vervolgens
schuift men op het benedeneinde van de dunne staaf een nieuw
schijfje; men schuift de veer weer over de staaf heen, totdat
deze het schijfje aan het einde ervan bereikt heeft. Daarna brengt
men het tweede leeren schijfje, dat op het boveneinde van de
veer komt te liggen, op zijne plaats; eindelijk de hoUe buis A,
waarop de deelstrepen zijn a an g eb ra ch t, en die van boven in
een’ knop eindigt. Men slaat dan op dezen knop tot hij niet
verder n a a r beneden kan, doordat de dunne staaf (fig. 44, I II)
met den knop in aanraking komt; op die wijze wordt de veer
gespannen. Daarna draait men den sleutel O weer om, zoodat
de geheele pomptoestel weer vast op zijne plaats zit; men be-
vochtigt de nieuwe leeren schijfjes met wat glycerine, en brengt
vervolgens den weer in elkander gezetten pomptoestel op de
p la a ts , die hij in de machine moet innemen. — Wanneer de pal
injecteur in langen tijd niet gebruikt is , dan doet men goed, vóór
het geb ru ik , in het résorvoir wat water te gieten, en dit er een
10*