
■ } J
■■y
Ui '
-.1
? *■
boomen en stru ik en , bij voorkeur echter op de in deze lijst
opgenoemde vruchtboomen; niet op kruidachtige planten noch op
conifeeren.
Van boomen, die in sterke mate door de San José schildluis
worden geteisterd, sterven de takken successievelijk a f, totdat de
geheele boom na korteren of längeren tijd dood is. De perzik
lijdt van den aanval van de
beruchte schildluis, bij even
Sterke aantasting, veel meer dan
andere vruchtboomen. In een’
boomgaard in Maryland werden
van de ruim 28.300 perzikboomen
er niet minder dan 13.000 door
de San José schildluis gedood.
Een perzikboom, waarop zich
dit insekt vestigt en tot sterke
vermeerdering k om t, is gewoonlijk
reeds drie ja a r na den aanval
dood; een pereboom, die in even
ste rk e mate wordt aan g eta st,
houdt het 5 ja a r en zelfs langer
uit; en bij doelmatige en tijdige
F,g. 20. Een stammetje, geheel met
San .Jose schildluizen bedekt, zóó dicht, ®e kans op volledig herstel zeer
dat zij aan de oppervlakte een „schürf- groot. Appel-, pere- en prulmetig”
voorkomen geven. Bovenaan, links, UxTrawion x x
is een stnkje schors met schildluizen , iets omen , die worden aangetast,
meer vergroot, weergegeven. krijgen veel dood h o u t, en
soms lijdt de vruchtzetting er
onder, maar vaak leveren de kwijnende boomen nog vele vruchten
, die evenwel de normale grootte niet bereiken.
Soms vestigt zich de San José schildluis ook op v ru ch ten ,
nl. op appelen en p e re n , zelden of nooit op p ru im e n , kersen
of perziken. De aldus aangetaste appelen en peren groeien slecht
en vertoonen roode vlekken rondom de plaatsen, waar de schildluizen
zitten.
Ge l e E u r o p e e s c h e P s e u d o S a n J o s é s c h i l d l u i s
{Aspidiotus ostreaeformis Curtis).
Schild: 1—2 mM. in diameter, donkergrijs, in het midden met
,eene slechts weinig lichtere
verhevenheid.
Klenr der wijfjes : geel.
Aarsopening der wijfjes
gelegen aan de ru g zijde.
(Zij schemert in
fig. 21 en fig. 22 door).
De afstand van de a a rs opening
tot de aanhechtingsplaats
der middelste
Fig. 21. Achtereinde van 't achterlijf van eene lobben van den achter-
jonge vrouwelijke gele Europeesche Pseudo San üjfsrand is 2—4 maal
José schildluis (Aspidiotus ostreaeformis), van de groot als de lengte
buikzijde geziën. , , , dezer lobben.
Geslachtsopening der wijfjes (fig. 22, v): gelegen aan de buikzijde,
in het midden van
het' laatste lichaamslid.
De afstand van deze
opening tot de a a rs opening
is dus 4—6
maal zoo lan g als de
middellobben. De geslachtsopening
is echter
bij de onvolwassen wijfjes
nog niet aanwezig,
en wordt eerst na de
Eig. 22. Achtereinde van ’t achterlijf van eene laatste vervelling zlcht-
geheel volwassen Europeesche Pseudo San José flaar. (Vergelljk fig. 21
schildluis {Aspidiotus ostreaeformis), van de buik- 2 2 )
zijde gezien. .
Buikklieren (,, Spinn
erets” , ,,Filières” ) (fig. 22, sp). Deze ontbreken zoo lang als de