
Höilf
O’?
liil
1A1
18
zeer troebel centraal gedeelte (II, 1) en een helder gedeelte ( I I , 2) ,
dat vlak tegen den wand aan ligt. Een half u u r later ongeveer
vormt het smallere lichaam b eene uitgroeiing door den wand van
het bolvormige lichaam a h een , tot in het centrale protoplasma
daarvan (II). Intusschen heeft ook het lichaam b zich van den
myceeldraad, op den top waarvan het gevormd
wa s , door een’ wand afgesnoerd.
Zoodra de versmelting van het protoplasma
van b met het centrale protoplasma van a
heeft plaats gehad, omgeeft zich het aldus
gevormde lichaam met een’ wa n d , die grootendeels
uit het buitenste protoplasma van
het bolvormige lichaam ontstaat (III). Deze
wand wordt weldra vrij dik en splitst zich
in twee lagen. Men noemt het op de boven-
beschreven wijze gevormde lichaam eene
eispore of oöspore. Wanneer de p la n t,
waarin de Pythium-zwam woekert, ste rft,
Fig. 8. Verklaring: zie
den text.
sterft het mycelium dezer zwam ook; maar de doorgaans
in grooten getale gevormde oösporen blijven o ver, en kunnen
later — onder günstige voorwaarden — opnieuw de Pythium-
zwam tot ontwikkeling brengen. H aa r dikke wand beschermt de
eisporen tegen allerlei schadelijke invloeden, als uitdroging en
winterkoude.
Wanneer de protoplasmalichamen van twee cellen, afkomstig
van hetzelfde organisme of ook van twee verschillende Organismen,
met elkaar versmelten en aldus ééne cel vormen, waaruit een
nieuw individu kan o n tsta an , dan noemt men dat bevruchting.
De kleinste der samenwerkende cellen, welker protoplasma zieh
n aa r dat van de grootste toe beweegt, heet de mannelijke eel) de
grootste de vrouwelijke cel. In fig. 8 is dus a de vrouwelijke,
b de mannelijke cel.
De vorming van eisporen berust alzoo op eene geslachtelijke
voortplanting. Dergelijke eisporen worden alleen gevormd bij ééne
groep van zwammen, nl. de Wierzwammen of Phycomyeeten.
19
Deze Wierzwammen vormen óók, en de andere zwammen vormen
bijkans uitslu iten d , sporen \angs ongeslachtelijken weg.
De op ongeslachtelijke wijze gevormde sporen kunnen op twee
manieren ontstaan. Of zij vormen zich inwendig in eene cel, die
alsdan sporangium oi sp or endo os genoemd wordt; öf de sporen
zijn cellen, die uitwendig aan de myceeldraden ontstaan.
Bespreken wij eerst de inwendig in sporangien gevormde sporen.
Bij zwammen, die in ’t water leven, — ’t zij dan in grootere
watermassa’s of wel in dauw- of reg en d ru p p els, welke op de bladeren
liggen, ontstaan in de sporangien zoo genoemde ,,zwermsporen” .
Dit is het geval bij de meergenoemde Wierzwammen, waartoe
o. a. de zwam, die de aardappelziekte veroorzaakt {Phytophthora
infestans) behoort. Het mycelium dezer zwam leeft inwendig in
het weefsel van het blad; het zendt door de huidmondjes heen
naar buiten d ra d e n , waaraan zich ovale opzwellingen v o rme n d e
sporangien (fig. 9 , A). Valt zoo’n sporangium a f, en wel in een’
w ate rdruppel, dan ziet men weldra het daarin bevatte protoplasma
zich in een aantal bollen verdeelen, die na eenigen tijd door eene
opening, welke aan den top o n tsta a t, n aa r buiten treden (fig. 9, D)
en zich door den droppel water been bewegen (fig. 9 , E). Als
bewegingsorganen werken een tweetal zweepvormige d rad en , die
door het water heen slaan. Zulke van draden of ,,trilh a ren ”
voorziene sporen noemt men ,,zwermsporen” . Na eenigen tijd in
het water te hebben rondgezwommen, komen de zwermsporen
tot r u s t , en weldra groeit uit iedere zwermspore een kiemdraad uit
(fig. 9, F ), die, wanneer hij de noodzakelijke levensvoorwaarden
vervuld v in d t, zich verder tot eene zwam ontwikkelen kan.
Zwammen, die niet in ’t water le v en , vormen natuurlijk geene
zwermsporen. Voorzoover zij binnen een sporangium sporen vormen,
zijn het altijd met eenen wand bekleede sporen, zonder
trilh a re n , dus zonder het vermögen om zich te bewegen. Het
meerendeel van deze zwammen vormen buisvormige sporangien,
of sporenzakken, asci genoemd (fig. 1 1 , a ) ; de daarin — veelal
ten getale van acht stuks — gevormde sporen heeten ascosporen.
Wat de sporen b etre ft, die niet inwendig in eene tot sporan-
2*
li.
4
i'i
I. i'«i■