
li
a
H :Ui
■ l i ì t ; 0.
F■ FI tli ‘ : M
door in de door dit insekt geteisterde streken lievenheersbeestjes
te brengen, en wel soorten, die zich èn door vraatzucht èn door
snelle vermeerdering onderseheiden. Zoo heeft men in Californië
zelfs lievenheersbeestjes uit Australië geïmporteerd.
Andere vijanden der schildluizen zijn sluipwespen. In Nederland —
in ’t algemeen in Europa — heeft men van de sluipwespen, die
zich als larven i n ’t lichaam der schildluizen ontwikkelen, nog geen
studie gemaakt; dat èn de gewone schildluizen èn de , ,dopluizen
Fig. 14. Aphelinus diaspidis Howard : eene Amerikaansche sluipwesp-
soort, die in schildluizen parasiseert. (Zeer vergroot).
(bl. 29) ook hier te lande door sluipwespen bewoond w o rd en , heb
ik herhaaldelijk kunnen constateeren. Te midden van de uitgebreide
schildluiskoloniën vindt men er dan een grooter of kleiner getal,
soms eene groote menigte bij elk aar, die in het schild een gat
vertoonen, nl. dat , waardoor de sluipwesp n aa r buiten gekropen
is. Dat de sluipwespen, die zich in zeer kleine schildluizen (zooals
de San José schildluis, de roode ooftboomschildluis) ontwikkelen,
zelven zeer klein zijn, spreekt van zelf. In de grootere dopluizen
ontwikkelen zich grootere soorten van sluipwespen.
In Zuid-Californië is de vroeger daar zoo schadelijke San José
schildluis in de laatste jaren zeer op den achtergrond getreden;
en er zijn daar streken, waar dit insekt tegenwoordig geheel of
zoo goed als geheel verdwenen i s , hoewel het daar vroeger groote
verwoestingen aanrichtte. (Bij San José vindt men geen San José
schildluizen meer). Volgens de Amerikaansche entomologen moet
dit aan de werking van de sluipwespen en lievensheerbeestjes worden
toegeschreven. In Noord-Californië, New Jersey, Maryland, Virginia,
enz. komen óók wel sluipwespen en lievenheersbeestjes v o o r, maar
dââr hebben deze natuurlijke vijanden geene zoo krachtige uitwerking
gehad, en zullén zij ook eene zoo krachtige uitwerking nooit
krijgen. De reden daarvan is deze. De San José schildluis doorleeft
elk ja a r eene rustperiode, gedurende welke alle levensverrichtingen
s tils ta a n , bepaaldelijk ook de voortplanting. Deze rustperiode d u u rt
in warme streken weinig korter dan in koudere; de voortplanting
begint in de Zuidelijker streken zoowel als in de meer Noordelijk
gelegene eerst in de eerste helft van Ju n i. Maar terwijl in de meer
gematigde streken ook de natuurlijke vijanden (lievenheersbeestjes
en sluipwespen) eene vrij langdurige rustperiode h eb b e n , ontbreekt
die voor deze natuurlijke vijanden geheel of bijkans geheel in de
streken met een subtropisch klimaat. En zoo zullen dus in la a tstbedoelde
streken na korteren of längeren tijd de natuurlijke vijanden
van de San José schildluis dit insekt geheel uitroeien.
Onder de natuurlijke vijanden der schildluizen moeten ook sommige
zwammen worden vermeld, die in deze insekten parasiteeren;
met name heeft Sphaerostible coccophila in Florida en Georgia
de San José schildluis zoodanig in aantal verminderd, dat dit
insekt in die staten tegenwoordig geene oeconomische beteekenis
meer heeft. In fig. 15 is afgebeeld een boomstam, overdekt met
San Jo sé schildluizen, die door de genoemde zwam zijn aangetast.
De licht gekleurde kringen rondom de schildluizen worden gevormd
door de oranjekleurige conidiëndragers der zwam. Op sommige
plaatsen zijn de door de zwam gedoode schildluizen van den stam
gevallen, ronde of ovale, lichtgekleurde pekken achterlatende.
Men heeft g e tra c h t, de schildluizen doodende Sphaerostible
k unstmatig te verbreiden in boomgaarden, die door de San José
3*
to;-
to to
'Ì - to'