
F 'F'î'
■'i'- i
655’
4'A
y Fi
y
!î
' 7 .
'■? !i ... s f
j^:
5aA
A A:
:
■
; ■; ;
’i :
blijven groeien, en in ’t voorjaar bij p lan ten , die zich vroeg
begonnen te ontwikkelen (fig. 49).
De wateronttrekking aan de cellen bij ’t bevriezen kan nog op
andere wijze schadelijk werken dan door de v eran d e rin g , die
daardoor in het protoplasma wordt in
’t aanzijn geroepen.
Het eelsap bestaat niet uit w a te r,
maar uit eene meer of minder gecon-
centreerde oplossing van su ik e r, zouten
en andere stoffen. Zoodanige oplossing
bevriest eerst bij eenige graden onder
0° C.; en als zij bevriest, dan scheidt
zij zieh i n : 10. zuiver w a te r, dat tot
ijs wordt, en 20. eene veel sterker
geconcentreerde oplossing, die voorloopig
niet bevriest. J a soms gebeurt
h e t, dat tengevolge van het bevriezen
van eelsap, vaste stoffen d aa ru it worden
afgezonderd.
Nu kan het gebeuren dat bij het
bevriezen uit het eelsap vochten ontstaan
, die een’ graad van concentratie
hebben, waarbij zij schadelijk worden
voor het leven van de cel.
De wateronttrekking, die de cellen
ten gevolge van de lage temperatuur
kunnen ondergaan, is zeer aanzienlijk.
In een’ bevroren aardappel vond men
bij 5° C. ongeveer 77 0/q van het water
in ijs overgegaan. Uit 100 gram v ru ch tvleesch
van een’ appel gaat over in ijs:
......................................... 63 o/o
■ V .....................................7 2 0 /q ■
79 o/o
Fig. 49. Bevroren bladstelen
van Lychnis diurna. A e n B : deze
in dwarsdoorsnede, zwak vergroot.
e n : de ijsmassa’s , door
welke de aan de oppervlakte gelegen
cellagen van het inwendige
weefsel zijn gescheiden ; het laatste
is ook op sommige plaatsen
inwendig verscheurd. G ~ meer
vergroote doorsnede door eene
plaats in het buitengedeelte van
den bladsteel, waar de ijsvorming
begint; de cellen zijn daardoor
van elkander geweken , niet verscheurd.
(Naar Frank, „Krankheiten
der Pflanzen”).
bij
bij
bij
-4 .5 ° C.
—8° C.
-12.2° C.
van het in dat vruchtvleesch voorhanden water.
Hoe meer water vCen plantendeel b ev a t, des te meer water kan
bij lage temperatuur aan zijne cellen worden onttrokken; des te
meer zal bij zoodanige tem p e ra tu u r de s tru k tu u r van het protoplasma
der cellen veränderen. Hoe hooger dus het watergehalte
van een plantendeel is , des te meer kans zal er in ’t algemeen
zijn, dat h e t, wanneer het bevrie st, tevens dood vriest.
Stelt men versehe en verwelkte tabaksbladeren bloot aan eene
temperatuur tusschen —2° en —4°, dan vriezen de versehe bladeren
binnen een n u r tijds dood, de verwelkte eerst na 2 à 3 uur , ja
de zeer verwelkte eerst na 6 u u r tijd s , en dan nog maar gedeeltelijk.
Om p lan ten , tot op zekere hoogte, tegen doodvriezen te
beschermen, is het dus goed ze weinig te gieten, zoodat zij op
’t p u n t zijn te verwelken.
Droge plantendeelen (zooals z a d e n , alsmede de knoppen en
oudere takken der houtgewassen in den winter) bevatten in de
cellen slechts weinig of in ’t geheel geen eelsap; er is alleen
water in het protoplasma en den celwand aanwezig. Zulke droge
plantendeelen vriezen lang zoo spoedig niet dood als de meer
saprijke o rg a n e n , zooals b la d e ren , stengels van kruidachtige planten,
knollen en bollen.
Of een plantendeel meer of minder gevoelig is voor lage temp
e ra tu re n , hangt af van twee vrag en : 10. hoe hoog het watergehalte
van dat plantendeel (of van die plant) is , 20. hoeveel
water verlies dit deel (of deze plant) kan v e rd rag en i).
l) In ’t bovenstaande zijn in hoofdzaken de beschouwingen van Molisch
gevolgd. Door dezen, en ook reeds vroeger door Müller-Thurgau, is aangetoond,
dat Sachs dwaalde, toen hij aannam dat de planten in ’t algemeen niet door
’t bevriezen sterven, maar alleen door het opdooien. Bij langzaam opdooien zou
— volgens Sachs — de kans om in leven te blijven voor eene bevroren plant
zeer groot zijn; bij snelle opdooiing zon de plant gewoonlijk sterven. Ofschoon
nu door proefnemingen overtuigend is aangetoond, dat planten, die bevriezen en
doodgaan, niet bij ’t opdooien sterven, maar reeds bij het bevriezen, — zoo
moet toch worden erkend, dat er op dezen regel uitzonderingen zijn. Bij sommige
soorten van appelen en peren worden de cellen, wanneer de temperatuur