
en proevoH genomen. De aandacht der practici is niet alleen op de
ziekten en beschadigingen der ooftboomen .gOAmstigd; maar velen van
ben hebben ook reeds door wèlgeslaagde proefnemingen kunnen zien,
dat wij niet altijd macbteloos staan tegenover deze kwalen. Daai-om
is, geloof ik, nn de tijd gekomen om een werkje in ’t liebt te geven,
dat door den praktischen ooftteler zoowel als door den ooftboomkweeker
in voorkomende gevallen van ziekte of beschadiging zou kunnen worden
gei’aadpleegd. Wèl zijn er in het bnitenland verschillende grootere en
kleinere werken versehenen, waarin hetzelfde doel wordt nagestreefd;
maar vooreerst levert de vreemde taal, waarin'deze werken geschreven
zijn, voor menigen practicus bezwaren op 5 en ten tweede zijn deze
werken niet geschreven met het 00g op Nederlandsche toestanden en
met bet 00g op de ziekten en beschadigingen der ooftboomen, zooals
zij in Nederland voorkomen. Mijn doel was, voor de vaderlandsche
kültuur mittig te zijn; ik hoop, dat ik daarin altbans eenigszins pslaagd
ben. Ziekten en beschadigingen, die, elders van beteekenis, hier
te lande zieh tot dusver nog niet vertoonden, zijn öf niet behandeld öf
slecbts even aangestipt. Eene uitzondering is gemaakt voor zulke ziekten
en schadelijke dieren, die - hoewel hier tot dusver niet voorkomende,
tocb gemakkelijk hierheen zouden kunnen worden verbreid, en voor
dezulke, die — hoewel zij naar alle waarschijnlijklieid nooit voor onze
ooftteelt gevaarlijk zullen worden — door de uitbreiding, welke zij
elders hebben gekregen, maatregelen hebben nitgelokt betreffende den
n it-, in- of doorvoer van planten of plantendeelen. (San José schildlnis,
Phylloxéra).
Bebalve door den praktischen boom- en vruchtenteler zal mijn boek
stellig ook met vrncbt worden ter band genomen door leerlingen van
inrichtingen voor tuinbouwonderwijs, alsmede door b en , die zieh voor eene
■ acte van bevoegdheid tot het geven van zoodanig onderwijs voorbereiden.
Den gebruiker van dit werkje zal het, hoop ik, niet onwelkom zijn,
dat ik ook de ziekten en beschadigingen van walnoten en hazelaars
bebandeid heb, al behooren deze niet, volgens bet gewone spraakge-
bruik tot de „ooftboomen” ; en dat ik de kwalen van frambozen, kruis-
en aalbessen en aardbeien niet heb acbterwege gelaten, al groeien deze
vrnchten'-niet aan „boomen”, zal mea wel eveneens billijken.
fI
.-15 •
De inrichting van dit werkje is als volgt. In het eerste hoofdstuk
van de inleiding wordt een zeer beknopt overzicht gegeven van den
bouw en de levensverrichtingen der ooftboomen. Yan deze onderwerpen
wordt slechts zööveel behandeld als volstrekt noodzakelijk is, om hetgeen
later zal worden ter sprake gebracht, te begrijpen. In het tweede
gedeelte wordt het verschil behandeld tnsscben eene levende en eene
doode plantencel, en wordt vorder een inzicbt gegeven in bet begrip
„ziekte”, terwijl in ’t kort de invloeden worden nagegaan, die ziekte
en beschadiging kunnen in ’t leven roepen.
In het tweede hoofdstuk wordt eene tabel gegeven van de hier te
lande voorkomende ziekten en beschadigingen der ooftboomen, gerang-
schikt naar de onderscbeiden boomsoorten, en wel in dier voege dat
bij iedere boomsoort weer deze ziekteverschijnselen worden opgenoemd
naar de Organen, waaraan zij zieh vertoonen en naar bet uiterlijke voor-
kornen der kwaal.
De bedoeling dezer tabel is: den practicus zooveel mogelijk in staat,
te stellen, bij voorkomende ziekte of beschadiging op de hoogte te
komen met den aard en de oorzaak daarvan; heeft bij die eenmaal met
behulp van de bedoelde tabel opgediept, dan vindt bij achter den
naam der ziekte of den naam van den parasiet een der cijfers I , II
III of lY met een ander cijfer daaracbter. Het eerste (Romeinsche) cijfer
beteekent het deeltje, waarin-, bet tweede cijfer beteekent de bladzijde
van dat deeltje, waarop men over de bedoelde ziekte of den bedoelden
parasiet vordere inlichtingen kan vinden.
Door een paar voorbeelden ,wil ik ’t gebruik van de tabel toelichten.
Stel dat men aan een’ pereboom bladeren vindt, die aan den bovenkant
roode plekken vertoonen, terwijl de bladeren op dezelfde plaatsen aan
den onderkant verdikkingen hebben. Men zoekt dan in de inhoudsopgave
van deel I naar de ziekten en beschadigingen van den pereboom, en
wordt aldus verwezen naar bl. 29; daar vindt men onder A behandeld:
ziekteverschijnselen en vreterij aan de bladeren. I noemt de oorzaken
van ’t geel worden van al de bladeren van den boom of alihans van
geheele takken, — H het gekronkeld of ineengeschrompeld zijn van de
bladeren, — III noemt overtreksels, die zieh op de bladeren kunnen
bevinden , — lY eindelijk vermeldt; Adekken op de bladeren. Onder deze.