
i
1K^ 1’ '
:;1t; i J
i
î!
ij,
il
il
llif
schimmel {Penieillium glaueum), die o a • on ond r
richtingen door e lk a a rT e e n T * * !) ¡° allerlei
anderen geheel onafhankelijk Dif^' ^^n den
< . . . . . „„.'cc z ;’2/„“r42
snede van een aardappeiblad ; o 'V * ' « ) - A = doorde
onderzgde van het blad; a = I n e h C e h" r i “ = ¡d. aan
tak van het mycelium n a 4 buiten ” B ‘' “'¿“ »"dje », waardoor een
mondjes waaruit hyphen te voorsehihf t ~ ^ opperhuid met twee huidr
“ “ “ r ^
• r ” — -
(%- 5 , a ) ; dit is o r het J
stoelen, waarvan het net van 7 gewone hoedpaddeover
den „hoed” zal ik later sprekeT^“ v “ ®™®“'
^ee« het ni.eeiinni een langdn^L.nT ïe) T a ^ :? ^ r o f
■y?
4
• t'
• ;<
zelfs verscheiden ja ren overblij ven in den grond of in de voedsterp
lan t, waarin de zwam als parasiet leeft. Dit is veelal het geval
met zwammen, welker mycelium in den grond of in hout overwintert.
Zwammen echter, welker mycelium
meer aan de inwerking der winterkoude is
blootgesteld, zooals d ie , welke buiten op
verschillende voorwerpen leven of zich ophouden
in teere, kruidachtige planten, sterven
voor ’t grootste gedeelte in of tegen den
winter. E r kunnen echter gedeelten worden
gevormd, die bestemd zijn om te overwin-
teren; dat zijn de zoogenoemde harde zwam-
lichamen of skierotien. Een sklerotium
“ ontstaat uit talrijke zwamdraden, die door
v a f r i« * » ! gevloohten en om elkaar heen gewonden
i n d e l e n g t e d o o r g e s n e d e n . zijn. Men Z O U zoo’n sklerotium met een
( l e t s y e r k l . ) a z = o n d e r - ¿icRt ineengewonden kluwen garen kunnen
a a r d s c h e z w a m d r a a d s t r e n - .
g e n . h — s t e e l v a n d e n vergelijken; met dien verstände evenwel dat
v r u c h t d r a g e r ; c = h o e d ; het kluweii garen uit één’ enkelen draad
p l a a t j e s , w a a r a a n z i c h b e sta a t, terwijl het sklerotium uit een zeer
d e s p o r e n v o r m e n . ’ ■' groot aantal vertakte draden ontstaan i s , die
ook op meer onregelmatige wijze ineengewonden zijn dan zulks bij
een kluwen garen het geval is. Heeft zich het sklerotium g evormd,
dan trek t het zich samen, en perst aldus grootere of kleinere
hoeveelheden vocht u it, die er als droppels buiten op worden
aangetroffen. Het sklerotium zelf is aanvankelijk wit; later wordt het
van buiten zwart. De harde buitenste lagen vormen eene soort van
harde schors, terwijl de inwendige deelen niet zóó h a rd zijn. Een
sklerotium is dus eene dicht inééngedrongen myceliummassa; dit
lichaam vertoont een tijd lang geene levensverschijnselen; maar
zijn vermögen om weer op te leven wordt niet door ongunstige
bestaansvoorwaarden uitgedoofd. J a re n lang zelfs kan zoo’n sklerotium
droog worden bewaard, zonder dat het ’t vermögen verliest
om later weer te ontkiemen; ook de vinnigste koude kan het door-
staan. Zelfs schijnt veelal de inwerking van koude noodig tezi jn.