
l; iK '5i‘
A;
! H '
: ! ■
'ill: li
AA'
M T ■
■
ii,
M i ■
A: A i
als wel het afhouden van de vroegtijdige warmte het beste
beschuttingsmiddel. Het is g o ed , bepaaldelijk op p la a ts e n , die
beschut gelegen zijn, gedurende den winter den bodem, waar de
boomen s ta an , met sneeuw te bedekken, wanneer die soms in de
b u u rt mocht liggen maar tusschen de bedoelde ooftboomen niet.
In ’t voorjaar toch kan dan de stijgende temperatuur niet dadelijk
op den bodem en dus op de wortels inwerken; eerst moet de
hoogere temperatuur de sneeuw doen smelten, die gedurende den
nacht grootendeels weer bevriest. Dit spel van ontdooien en
bevriezen herhaalt zich des te v a k e r , naarmate de sneeuw hooger
is opgehoopt; en hoe langer het zich h e rh a a it, des te langer
blijven de wortels der boomen in rust , des te minder vocht wordt
er door den stam n aa r boven bewogen, des te minder spoedig
komt deze in een’ to e stan d , waarin sterke afkoeling gedurende den
nacht voor hem gevaarlijk zou kunnen worden.
Ziedaar de nuttige werking van de sneeuwbedekking in ’t voorjaar.
Gedurende den winter beschut zoodanige sneeuwbedekkirig
de dicht onder de bodemoppervlakte zich uitstrekkende wortels
voor bevriezen; want sneeuw is eene slechte warmtegeleidster. —
Tegen de nachtvorsten vooral in ’t v o o rja a r, maar ook in den
herfst (wanneer het kan voorkomen, dat terwijl de luchttemperatuur
niet eens tot het vriespunt d a a lt, de planten toch door u itstraling
bij helderen hemel zoozeer afkoelen, dat hare temperatuur tot
beneden 0° C. k om t, zoodat zij met rijp bedekt worden en kunnen
bevriezen), — tegen nachtvorsten beschermt men de gewassen door
middelen, die de warmteuitstraling verminderen. Leidboomen en
andere boompjes, die door h unne grootte daarvoor in aanmerking
komen, bedekke men met zeilen, lakens of dekens. Zelfs dunne
lakens kunnen reeds veel goed doen. Aanbeveling verdient h e t,
aan den bovenkant van schuttingen, waartegen leidboomen s ta an ,
een klein afdakje aan te b ren g en , en daaronder rollen, waarover
een soort van eenvoudig rolgordijn is aangebracht, dat tegen den
avond neergelaten en ’s morgens weer opgehaald wordt. Men
houdt daardoor niet alleen de koude tegen en belet de afkoeling
van de boomen door warmteuitstraling, maar houdt ook langer
de warmte tegen, die zich overdag in de schutting of den muur
heeft opgehoopt.
Wanneer men alleen teere, jonge scheuten, bloesems en bloemknoppen
wil beschermen, kan reeds bedekking van deze deelen
met stro o , dennenrijs of met papier veel nut doen.
In ’t algemeen kan men zeggen, dat nachtvorsten meer kwaad
doen in geheel en al ingesloten tuinen en kweekerijen, dan op
plaatsen, waar de wind goed doorheen kan waaien. Wanneer het
namenlijk waait vóór ’t invallen van de v o r s t, dan wordt daardoor
de verdamping der bladeren, enz. in de b an d gewerkt; daardoor
wordt de bast der twijgen, takken en stammen armer aan w ate r,
en deze zal — d aa r de sappen der bastcellen dan meer geconcen-
treerd zijn — minder gemakkelijk bevriezen. T u in en , boomgaarden
en kweekerijen al te zeer tegen den wind te beveiligen, is dus niet
aan te raden. De wind doet soms kwaad aan de boomen, maar
toch ook meer goed dan men wel denkt.
In strek en , waar men veel van najaarsnachtvorsten te lijden
heeft, kan men de jonge boompjes in kweekerijen veel beschütten
door de bladeren er tijdig af te plukken; op die wijze wordt de
warmteuitstraling verminderd. —
Waar men in boomgaarden, enz. veel last van nachtvorsten
o n dervindt, is het goed, kunstmatig rook te verwekken: een
middel, dat reeds bij de oude In c a ’s in P eru werd toegepast.
Men wendt het alleen aan in ’t voorjaar , wanneer de knoppen
reeds zijn uitgeloopen of de jonge scheuten reeds zijn begonnen,
zich flink te ontwikkelen.
De bedoeling is , de boomen, die in zoodanigen toestand verkeeren
, dat zij gemakkelijk door de vorst kunnen worden beschadigd,
met een’ mantel van rook te omgeven. De rook toch neemt door
den w ate rd am p , het koolzuurgas en andere gasvormige lichamen,
die zich erin b ev in d en , veel warmte op en houdt die vast. De
zonnewarmte d u s , die zich overdag in den bodem heeft opgehoopt,
en die a n d e rs , zoodra de lucht afkoelt, zou worden u itg e stra a ld ,
wordt nu door den rook opgenomen, die alzoo als een verwarmende
mantel de boomen inhult.
n Î