
bij de „druivenziekte” een gewoon verschijnsel. — Kruidachtige
planten kunnen door meeldauw worden gedood; van houtachtige
gewassen sterven gewoonlijk slechts de aangetaste deelen. Dat het
vroegtijdig afsterven van de bladeren op de vorming van de
vru ch ten , ook wanneer deze zelve niet worden a an g e ta st, een’
nadeeligen invloed moet h eb b e n , behoeft geen betoog.
Eene vochtige lucht en eene hooge temperatuur werken het
optreden en de verbreiding van den meeldauw in de hand. Zwakke
planten lijden er meer door dan k rachtige, gezonde gewassen;
vandaar dat men vaak ziet dat flink met kali bemeste wijnstokken
minder van ,,druivenziekte” lijden dan andere.
Zoodra zich de meeldauw op een of ander gewas begint te vertoonen,
moet men de aangetaste deelen afsnijden en vernietigen;
op die wijze kan men allicht eene uitbreiding der kwaal voorkomen.
Ook is het raadz aam, in ’t n a ja a r , zoo mogelijk, de afgevallen
bladeren van gewassen, die aan meeldauw leden, bijeen te garen
en in den grond te b e g ra v e n , nadat men ze met bijtende kalk
heeft vermengd, om op deze wijze de peritheciën te vernietigen;
of althans men verwijdere ze van de p la a tse n , waar zij weer
besmetting zouden kunnen veroorzaken. — Zwavelen is gebleken
een zeer goed bestrijdingsmiddel van meeldauw te zijn. (Zie ben
e d e n , bl. 54, onder , ,druivenziekte” .)
Op onze ooftgewassen komen de volgende soorten van meeldauwzwammen
voor:
op den a p p e l b o om: Podosphaera Oxyacanthae D. C. en
Sphaerotheea Castagnei Lev. (De conidiën voortbrengende vorm
der meeldauwzwammen op den appelboom is bekend onder den
naam Oïdium farinosum).
Podosphaera Oxyacanthae komt óók op mispel en lijsterbes
en vooral op meidoren voor. Appelboomen in kweekerijen worden
dan ook vaak van meidorenheggen uit besmet. — Sphaerotheea
Castagnei (fig. 32) komt op een zeer groot aantal wilde en
gekweekte kruidachtige planten voor, o. a. op aardbei. —
Op den p e r e b o om brengt Phyllactinia su ffu lta Pabenh.
meeldauw teweeg. Deze zwam leeft ook op meidoren, kamperfoelie,
esch, e ls , e ik , b e u k , h a z e la a r, enz. —
Op den p r u im e b o o m veroorzaakt Podosphaera tridaetyla
Wallr. (fig. 33) meeldauw. Deze zwam kan nl. van meidoren en
trosvogelkers op den pruimeboom overgaan. —
Op den p e r z i k b o o m leeft Sphaerotheea p a n n o sa Wallr.,
dezelfde zwam, die het ,,w it” der rozen veroorzaakt (fig. 14). —
Op k r u i s b e s s e s t r u i k e n wordt meeldauw veroorzaakt door
Microsphaera Grossulariae Lév. (fig. 34). —
Op wi j n s t o k leeft Uncinuta spiralis Berk, et Curt. Deze
veroorzaakt de ziekte, die bekend is onder de namen
d r u i v e n z i e k t e (in engeren z in ) , m e e l d a u w , wi t of
O ï d i um z i e k t e d e r d r u i v e n .
Deze druivenziekte werd het eerst in 1845 waargenomen, en
wel in Engeland, door een’ tu inm an , die Tucker heette; naar
hem werd later de zwam, welke er de oorzaak van is . Oïdium
Tuekeri, genoemd. In 1848 werd deze ziekte in F ran k rijk ontdekt,-
en wel bij Versailles. Weldra verbreidde zij zich zeer ste rk , en
reeds in 1851 was zij vrij algemeen over ongeveer aile streken van
Europa v erb reid , waar wijnbouw voorkomt, weldra ook over
Klein-Azië, Syrië, Algiers en Madera. In Nederland is zij de
meest voorkomende ziekte van den wijnstok, zoowel bij de teelt op
den kouden grond als bij de teelt onder glas.
De verschijnselen der Oïdiumziekte zijn de volgende. Spoedig na
den bloeitijd vindt men op de jonge bladeren een begin van een
half meelachtig, half spinragachtig bekleedsel, dat zich snel vergroot
en zich u itb re id t, zoodat ook weldra de twijgen en scheuten en de
oudere bladeren ermee bedekt zijn. Niet altijd veroorzaakt de meeldauw
aan laatstgenoemde deelen groote schade; maar de bladeren
verschrompelen er gewoonlijk door. Weldra vestigt hij zich op de nog
zeer jonge druiven , die er erg door lijden, en gewoonlijk te gronde
gaan reeds vóór zij de grootte van m iddelmatige erwten bereikt hebben.
Op de oppervlakte der druiven ontstaan namelijk eerst kleine, bruine
4*