
toi
fh
H*
u i
M
ook de paring p la a ts, welke voltrokken wordt terwijl het wijfje op
een blad zit. Soins kan men de vlinders in grooten getale aan
den stam van een’ enkelen appelboom zien zitten of om de kroon
zien rondvliegen. Tegen het namiddaguur ziet men ze minder;
dan hebben zij zich reeds in de kroon weggescholen; maar de
talrijke pophuiden’, die uit den stam en de dikkere takken u itstek en ,
verraden de tegenwoordigheid van het insekt.
Het bevruchte wijfje legt hare eieren bij voorkeur aan oude,
of althans gewoonlijk niet aan jonge, appelboomen, slechts bij
uitzondering aan pereboomen. Daarvoor kiest zij de plaatsen
tusschen sehubben van de schors u it, of ook wel beschadigde
plekken aan stam of takken. De rupsjes vreten zich in het spint
in; als zij den leeftijd van 9 of 10 maanden hebben bereikt (dus
ongeveer in April van het volgende j a a r ) , verpoppen zij zich
in de nabijheid van eene opening, die n a a r buiten v o e rt, en
welke de rups reeds van te voren heeft aangelegd, om er de
uitwerpselen, welke eruit zien als h o u tsp a an d e rs, uit te verwijderen.
De poptoestand d u u rt 2 à 3 weken.
Sesia myopaeformis kan moeilijk worden verdelgd, wanneer
zij zich als ru p s in den stam of de takken bevindt; het eenige
wat men tegen het insekt zou kunnen doen, zou zijn het wegvangen
van de rondvligende of tegen de stammen zittende vlinders.
Daar overigens vooral gewonde plekken voor het eierleggen worden
uitgekozen, zoo is het ra ad z a am , wonden, ontstaan door snoeien,
afzagen van tak k en , enz. tijdig met teer of was te bestrijken.
S p i n n e r s .
(Dierk. bl. 156). Deze familie bestaat uit vlinders, die — vooral in
’t vrouwelijke geslacht, — zeer plomp van bouw en behaard zijn.
De sprieten zijn bij de mannetjes van kam vormige aanhangselen
voorzien; bij de wijfjes ontbreken deze aanhangselen of zij zijn
klein. Alleen de mannetjes vliegen goed; de wijfjes van de meeste
soorten verwijderen zich niet ver van de p la a ts , waar zij uit de pop
zijn gekomen. Deze leggen dus de eieren dicht bij elkaar; veelal in
hoopen tegen boomstammen, takken of bladeren aan. De
ru p s en , die bij vele soorten van spinners behaard zijn, leven
dus in den aanvang in elkaars nabijheid; dikwijls spinnen zij een
n e s t, waarin zij öf altijd öf gedurende het eerste gedeelte van
h aa r leven bijeen blijven. De rupsen van verreweg de meeste
soorten spinnen eene cocon, waarbinnen zij zieh verpoppen (zijde-
r u p s , rin g e lru p s ); anderen spinnen slechts een weefsel van d ra d e n ,
tusschen welke de pop duidelijk zichtbaar is. — Vele soorten zijn
schadelijk, ’t zij voor de houtteelt, ’t zij voor de ooftboomteelt.
Ik behandel de volgende soorten.
De r o o d e h o u t r u p s (Cossus ligniperda F.)
(fig. 47). De vlinder is zwaar en lo g , lang 40 mM., met eene vleugelspanning
van 85 ä 90 mM. De kop is k le in , ingetrokken. Sprieten
zwart, gekamd, vooral bij ’t mannetje. De zuigsnuit is klein. Bij
’t wijfje eene legboor, die als een verrekijker kan worden uit- en
ingeschoven. Vleugels b ru in g rijs, met golfvormige, witte en zwarte
teekeningen gemarmerd. Kop geelwit. Achterlijf grijs met witte
randen.
De ru p s bereikt eene lengte van 90 mM.; zij is op den rug
donkerrood, zwartachtig, aan de buikzijde vleeschkleurig rood,
’t Lichaam is van boven n a a r beneden vrij sterk afgeplat. Zeer
krachtige k ak en , waarmee de rups gangen door het hout knaagt.
Kop en de beide rugplaten van ’t voorborststuk glimmend zwart.
De roode houtrups verbreidt een’ zeer onaangenamen geur.
De vrouwelijke vlinder, die in J u n i en Ju li vliegt, legt hare eieren
met behulp van b are lange legboor in ’t jonge , vlak onder de bast
gelegen hout (het spint). Liefst kiest zij daarvoor spleten in de schors
u i t , of ook wel p la a tse n , waar een tak is afgezaagd of afgebroken.
Hoe vele eieren een enkele vrouwelijke vlinder legt, is niet bekend;
’t schijnen er niet weinige te zijn, iets wat bij de sp in n e rs, waartoe
deze soort kan worden gerekend, een zeer gewoon verschijnsel is.
De eieren worden ieder ap a rt gelegd. De jonge rupsjes zijn ook op
hunne rugzijde zoo gekleurd als de volwassen rupsen aan hare