
I
' il.
. ?
■
i
1»
i;
:i i m
fP'
lU
den hazelaar. Ik kan dus volstaan met te verwijzen n a a r bl. 77.
De rondknoppen van de zwarte aalbes kunnen zoo groot zijn als
eene erwt; zij zijn bolrond of ook wel eenigszins ovaal. Zij
belemmeren natuurlijk èn de normale vertakking der stru ik en ,
èn de bladvorming, èn ook de bloem- en vruchtvorming. Enkele
schrijvers beweren, dat de rondknoppen ook aan de roode aalbes
voorkomen; maar àls dat geschiedt, dan is dat toch stellig eene
zeer groote uitzondering.
Wat de verhuizing der galmijten van de zwarte bes b etre ft,
kan worden meegedeeld, dat deze geschiedt van af het voorjaar;
dat de mijten zich dan uit de stervende rondknoppen längs de
twijgen voortbewegen, en zich spoedig vestigen tusschen de basis
van den bladsteel en den jongen k nop, die zich in den oksel
daarvan bevindt. Op die plaatsen treft men ze gewoonlijk in de
eerste helft van J u n i aan, soms nog in de tweede helft van deze
maand en zelfs nog tot ver in Ju li; — maar d aa rn a vestigen zij
zich in de jonge knoppen zelven. —
Bestrijding. Voorkomen is hier gemakkelijker dan bestrijden.
Wie eene bessentelerij wil aanleggen, zorge er voor, dat hij
struiken noch stekken koope, die rondknoppen vertoonen; hij
weigere onverbiddellijk elken struik en elke s te k , die niet volkomen
vrij is van de kwaal. Want eenmaal aanwezig, breidt zij zich snel
uit van den eenen struik n a a r den an d e re n , en weldra is de geheele
aanleg aangetast. Gedurende den tijd , dat de galmijten buiten op
de twijgen of de bladeren aanwezig z ijn , — en dat is gedurende het
grootste gedeelte van het warme seizoen het geval, — kunnen zij
gemakkelijk van den eenen stru ik op den anderen overgaan. Om
zulks zooveel mogelijk te v ermijden, heb ik wel eens a a n g e ra d e n ,
bij den aanleg van bessentuinen de rijen zwarte bessen regelmatig
met rijen roode aalbessen af te wisselen. Sommigen vonden
daar baat b ij, in zoover als de verbreiding der kwaal er door
verhinderd of althans zeer bemoeilijkt wérd; en waar eene kwaal
gelokaliseerd blijft, kan men — desnoods door uitroeiing van de
aangetaste struiken — h a a r met succès bestrijden. Toch hoorde
ik van an d e ren , dat ook de afwisseling van zwarte met roode
bessestruiken niet had kunnen v e rh in d e ren , dat de kwaal in
weinig ja ren tijds de zwarte bessen van het geheele terrein had
aangetast. Trouwens de gedurende hare verhuizing zeer beweeglijke
galmijten gaan gemakkelijk over op de kleeren van de personen,
die tusschen de struiken door loopen, bijv. om de bessen te
plukken; en dezen brengen ze dan onwillekeurig van den eenen
struik op den anderen o v er, ja zelfs van den eenen tuin n aa r den
anderen. Daarom is het ra ad z a am , dat z ij, die op een besmet
terrein gewerkt hebben, niet in eenen anderen bessentuin gaan,
dan na van kleeren gewisseid te hebben. Waarschijnlijk zal ook
de wind maar al te vaak de bij milliarden op de twijgen aanwezige
galmijten van den eenen struik n a a r den anderen transporteeren.
Natuurlijk is het ra ad z a am , in den winter de rondknoppen
allen te laten afplukken en verbranden ; of nog beter : men
snijde al het h o u t, dat rondknoppen d ra a g t, bij den snoei a f, en
verbrande dat.
Bespuitingen zou men moeten uitvoeren gedurende den tijd , dat
de galmijten zich längs de twijgen bewegen, of tusschen de basis
van den bladsteel en den knop zitten, dus van af het voorjaar tot
einde Ju li. Men heeft als bespuitingsmiddel aanbevolen een mengsel,
op de volgende wijze bereid; 30 gram Schweinfurter of Parijzer
groen worden in 50 Liter water opgelost, en daardoorheen wordt
60 gram tarwebloem geroerd; dit geschiedt om de massa beter te
doen kleven. — Ook heeft men aanbevolen 3 KG. groene zeep op
te lossen in 200 Liter w a te r, vervolgens 4 KG. spaanders van
quassiahout te verbitten met 300 Liter water en het aftreksel daarvan
te mengen met de eerstvermelde zeepoplossing. Men bedenke evenwel
dat de beide aangegeven mengsels — met name d a t, waarin
het zeer vergiftige Schweinfurter groen voorkomt — niet kunnen
worden aangewend in den tijd , waarin de bessen, — ’t zij dan rijp
of o n rijp , maar toch ongeveer half volwassen, — aan de struiken
zitten. Men zou dus alleen er van gebruik kunnen maken in
’t v o o rja a r, wanneer de bessen maar even zijn begonnen zich te
z e tte n , en verder vooral na den oogst. Over de werkzaarnheid der
bovengemelde bespuitingsvloeistoffen kan ik niet oordeelen. —