
De steelziekte komt ook bij ons te lande, met name op in kassen
gekweekte druiven, tamelijk vaak voor. Zij wordt door hooge
temperatuur en vochtige atmospheer in de hand gewerkt. Raadzaam
is h e t, zooveel mogelijk de aangetaste deelen af te snijden
en te verbranden.
De geslachten Polystigma en Gnomonia behooren tot die
Pyrenomyceten, weJke geregeld peritheciën vormen, die in de
bladeren, welke de zwammen als parasiet bewonen, in massa
o n tsta an , en wel altijd ten gevolge
van eene geslachtelijke
voortplanting. De peritheciën
worden namelijk voorafgegaan
Fig. 56. Pruimeblad, aaogetast
door Polystigma. De donkere plekken
in de teekening zijn opgezwollen,
vleezige, hoogroode plekken.
De lichte kringen zijn plekken,
ontstaan door de eene of andere
,, hagelschotziekte’ ’ ( w aarschij nl ij k
Clasterosponum).
Fig. 57. Pruimehlad, aangetast
door Polystigma rubrumj
verkl. Boven: aangetast hlad.
Beneden : dwarse doorsnede
van een hlad (eenigszins vergr.),
met den onderkant naar hoven
gekeerd ; men ziet onderschei-
den pykniden op de doorsnede.
door eene soort van pykniden, welke men ,,spermogonien” noemt^
in welke zich kleine, draadvormige, haakvormig gekromde sporen
(,,spermatien” ) vormen, die de rol van mannelijke geslachtscellen
99
Spelen, en die versmelten met eene draadvormig uit het blad n aa r
buiten groeiende cel, welke als vrouwelijke cel fungeert. Door
versmelting van deze twee soorten van cellen ontstaat eene cel,
die den aanleg van het perithecium vormt. — Uit ieder van de
beide geslachten Polystigma en Gnomonia moet ik hier ééne
soort behandelen, en wel vooreerst:
Polystigma ruhrum Tul., de oorzaak van de r oode v l e e s c h v
l e k k e n d e r p r u im e b l a d e r e n .
Men ziet op de pruimebladeren ronde, opgezwollen, vleezige,
hoogroode vlekken (fig. 56, 57) o n ts ta a n , — vaak verscheiden op
één blad; en op den glimmenden onderkant van zoo’n vlek
vertoonen zich talrijke, nog meer intensief gekleurde puntjes.
Soms zijn de roode vlekken in doorsnede half zoo groot als een
stuivertje, maar vaak ook
bereiken zij de grootte van
een kwartje; somwijlen ook
gebeurt het dat de eene vlek
met de andere versmelt. Bepaaldelijk
in zoo’n geval blijft
de vorm der vlekken n a tu u rlijk
niet cirkelrond. — Vooral
bij droog weer sterven de
aangetaste bladeren onna-
tuurlijk v roeg, en vallen zij
af. — Dat de pruimeboomen,
die aan de ziekte lijden,
Fig. 58. Doorsnede van eene pyknide; daardoor zeer in hunnen
inwendig zijn spermatien gevormd, die
groei kunnen achteruit worden
ook nog (rechts) afzonderlijk zijn afgeheeld.
(Zeer vergr.)
gezet, behoeft geen
nader betoog; evenmin dat
de vruchtvorming er onder kan lijden. Evenwel schijnt de ziekte
voor ons land niet van zoo heel groote beteekenis te zijn; althans
nog nimmer werd mijne aandacht door belanghebbenden op
deze kwaal gevestigd. Waar aan den voet van een’ pruimeboom