
i-; 4.:ri'!r‘
■fritei.
A-
-6- rii
'ri- ' ■ ' I
i l: ■4•D, - !ii,il
U'-i
4; :í-4:ri4
' *41 I
•■tl ,. J»
■ -IKi.
34
Van het blad en de cuticula, welke deze bedekt. Daar ontstaan
in de myceliumdraden talrijke tussch en seh o tten , zoodat iedere
zwamdraad in een groot aantal korte cellen verdeeld wordt, die
uitgroeien tot blaasvormige uitstulpingen; dat zijn de asci of
sporenzakken, in ieder van welke zich door splitsing van het
protoplasma acht bolvormige sporen vormen. Aldus wordt de
cuticula door de sporenzakken doorbroken, en de onderzijde van
het blad op bepaalde plaatsen met dicht bijeenstaande sporenzakken
bedekt (fig. 10) , waardoor deze bladgedeelten er u itz ien , alsof zij met
eene laag fluweel of met rijp overtrokken zijn. Wanneer, zooals
met sommige Exoascus-soorten het geval is , tegen den tijd der
voortplanting het overige mycelium in het blad verdwijnt, bestaat
in dat tijdperk de zwam uit niets anders dan die naa st elkaar
geplaatste sporenzakken. Bij vele Exoascus-soorten echter blijft het
mycelium, ook waar het in de bladeren geheel verdwijnt, toch
of in de knoppen of in de twijgen over. — Dikwijls vormen zich
aan de ascosporen , terwijl deze nog in de sporenzakken gezeten z ijn ,
zijdelingsche k n o p p en , evenals aan de gistcellen. Deze knoppen
groeien uit tot bolvormige lichaampjes, die er uitzien als de ascosporen
, waaraan zij zich vo rm en ; weldra scheiden zij zich van deze
a f, en zoo komt (het dat men vaak in eenen ascus in plaats
van a c h t, een veel grooter aantal bolvormige sporen vindt.
Wanneer de Exoaseus (fig. 10) zieh in een blad heeft g eve stigd,
vertoont dit orgaan een’ abnormalen bouw. Bepaaldelijk op de
p la a ts, waar zich de sporenzakken vormen, worden de cellen
grooter dan bij gelijksoortige plantendeelen in normalen toe stand,
of wel zij gaan tot deeling over. Daardoor vertoont zoo’n blad
blaasvormige opzwellingen; soms ook wordt het geheele blad kroes.
Wordt eene vrucht aangetast — zooals het geval is met pruimen,
die door Exoaseus P ru n i worden bewoond — dan kan deze op
geheel abnormale wijze uitgroeien (fig. 29).
Als het mycelium in twijgen leeft, blijft het daar ook gedurende
den winter, als de boomen bladerloos zijn, over. Het geeft dan
veelal aanleiding tot het ontstaan van zoogenaamde ,,heksenhezems.”
Waar een heksenbezem zich g aa t vormen, is altijd eerst een
Fig. 24. Heksenbezem van een’ kerseboom , veroorzaakt door Exoaseus Cerasi,
Vs nat. gr. D e lioofdtak, die in de figuur ongeveer horizontaal geteekend is,
en waarvan zicb een zijknop tot den dikken hoofdtak van den heksenbezem
ontwikkelde, is van dezen af tot aan zijn uiteinde toe gestorven. Dezen hoofdtak
moet men zich echter niet geheel horizontaal, maar eenigszins naar beneden
hangend denken.
1?' I
tí
f
h